Er zijn drie problemen met de geest:
- Definiëren van de geest.
- Geest-lichaam probleem; hoe relateerd de geest aan het lichaam?
- Het probleem met volkpsychologie; wat bedoelen we met termen als overtuigingen,
verlangen en intentie?
Definiëren van de geest
Psychologie en filosofie liggen zo dicht bij elkaar, aangezien beide onderzoeksgebieden
geïnteresseerd zijn in het onderzoeken van de geest en gedachtes.
De geest is niet hetzelfde als de rest van ons lichaam en maakt ons vaak uniek als mens zijnde.
Overigens, omschrijven we de geest vaak als bepaalde mentale staten (als percepties, lichamelijke
sensaties, emoties, overtuigingen, geheugen en verbeelding), terwijl deze mentale staten niet per se
de geest definiëren. De geest is eerder een overkoepelende term voor deze mentale staten en
vaardigheden.
Het definiëren van de geest is belangrijk om te weten wat we nou precies aan het onderzoeken zijn.
Verschillende theorieën benaderen de geest anders en onderzoeken de geest dus ook anders: de ene
theorie gaat ervan uit dat de geest een zielloos stuk materie is, terwijl de andere een veel spiritueler
standpunt kan innemen. Hierbij is het ook belangrijk over wie een geest kan hebben: kunnen
bijvoorbeeld dieren en machines ook geesten hebben? En als dieren geesten kunnen hebben, welke
dieren hebben dan een geest? De dieren die het meest op ons lijken qua brein capaciteit?
Zoals eerder benoemd helpt het definiëren van de geest ook welke onderzoeksmethode gebruikt zal
worden. Als de geest bijvoorbeeld wordt gezien als activiteit van de hersenen, dan kunnen we dit
meten via EEG of via een MRI.
Geest-lichaam probleem
Er is vaak tensie binnen bepaalde intuïties die we hebben over de geest: aan de ene kant zien we de
geest als simpelweg onderdeel van ons lichaam; neurologische wetenschap biedt hier bewijs voor, als
we kijken naar hoe personaliteit en gedrag veranderen als er schade is aan ons brein. Daarnaast zien
we de geest ook als iets speciaals, iets dat uniek en anders is dan de rest van ons lichaam. De
subjectieve ervaringen die wij meemaken (vanuit onze eigen perspectief) zijn privé en uniek per mens
en kunnen niet bekeken worden met een MRI-scan.
Via deze gedachtegang kunnen we drie uitgangspunten aannemen:
1. We hebben een geest.
2. We hebben een lichaam.
3. De geest heeft karakteristieken die het lichaam niet heeft en visa versa.
Problemen die hierbij komen kijken zijn: wat zijn nou echte verschillen tussen mentaal en fysiek? Als
er verschillen zijn, hoe kan het dan dat ze alsnog relateren aan elkaar? En, als we de geest als puur
een fysiek ding beschouwen, hoe kan dit dan? Gezien de geest anders lijkt dan andere fysieke materie
in de rest van de wereld.
Binnen het geest-lichaam probleem (die vooral kijkt naar hoe de geest geïmplanteerd is in het
lichaam), zien we dat wetenschappers ook vaak kijken naar het geest-brein probleem (hoe relateren
,de geest en het brein met elkaar?) of het geest-omgeving probleem (moet en kan de geest geïsoleerd
van de omgeving benaderd worden?).
Het geest-lichaam probleem heeft invloed op psychologie, aangezien het bepaalt wat voor
wetenschap psychologie is: een natuurlijke wetenschap of een wetenschap die de dimensie van
mentale staat en processen benaderd?
Het probleem met volkpsychologie
Volkpsychologie, ook wel de psychologie van het gezonde verstand of theorie van de geest, is de
alledaagse psychologie van het interpreteren en voorspellen van menselijk gedrag gebaseerd op de
toeschrijving van mentale staten (als overtuigingen, emoties of intenties). Deze psychologie zorgt
ervoor dat we acties kunnen verklaren en toekomstige gedragingen kunnen voorspellen. Op basis van
bepaalde gedragingen wijzen we dus mentale staten toe aan mensen om ons heen, bijvoorbeeld
iemand zien huilen op de trein (gedrag) -> hierbij ga je ervan uit dat diegene verdrietig (toeschrijven
van een mentale staat, in dit geval een emotie).
Niet alleen doen wij, als mens, dit dagelijks, ook heel veel wetenschappen maken gebruik van deze
mentale vocabulaire om dingen te verklaren (bijvoorbeeld psychologie, sociologie of economie). Zij
onderzoeken vaak mentale staten om te kijken wat het effect hiervan is op gedrag. Als we het
voorbeeld van de trein nemen: een onderzoeker kijkt dan naar het gedrag (deze persoon huilt) en
kijkt hoe dit correleert of veroorzaakt wordt door de mentale staat (deze persoon is verdrietig).
Het moeilijke met volkspychologie is het volgende: we kunnen wel mentale staten toewijzen aan
menen op basis van het geobserveerde gedrag, maar vaak weten we niet écht de reden waarom
iemand bepaald gedrag vertoont. Daarnaast ondervinden we ook nog de volgende problemen met
volkpsychologie:
- Hoe weten we überhaupt dat jij en ik mentale staten hebben?
- Naar wat refereren we eigenlijk als we praten over mentale staten als overtuigingen,
verlangen, emoties en intenties? Bestaan deze begrippen echt? Of zijn het puur semantische
tools?
- Bestaat onze geest überhaupt? En kunnen we volkpsychologie wel zien als een echte
wetenschap?
Eliminativisme = stroming die ervan uitgaat dat volkpsychologie een verouderde theorie is, die net als
bijvoorbeeld oude ideeën over heksen, verwijderd moet worden (mentale concepten moeten uit
onze wetenschappelijke taal gehaald worden) en vervangen moet worden met termen en
verklaringen uit de neurowetenschappen. Psychologie zou zich dan niet meer moeten focussen op
mentale staten, maar op neurowetenschap. In plaats van zeggen dat iemand verdrietig is, zouden ze
dan zeggen dat er een verhoogde activiteit is in de amygdala en een daling in serotonineniveaus.
Filosofie geeft vaak geen antwoorden, maar probeert eerder om problemen aan te kaarten en hierbij
verschillende visies te geven. Filosofie is geen wetenschap, aangezien het geen data en predicties
levert. Wat het wel probeert te doen, is om theorieën, conceptuele analyses (definiëren van
concepten en begrippen), gedachte-experimenten (bedenken van een hypothetische scenario die de
implicatie van een concept, theorie of principe exploreert, zonder tests) en argumentaties (bevat
vaak uitgangspunten en conclusies. Conclusies volgen uit de uitgangspunten. Tegenargumenten
worden vaak gegeven door te laten zien dat de conclusie niet volgt uit de uitgangspunten) te leveren,
die later getest kunnen worden.
,Wanneer argumenten valide zijn, dan klopt de conclusie die volgt uit de uitgangspunten. Daarnaast
kijken we of de argumenten sound zijn -> kloppen de uitgangspunten wel?
Hoorcollege 2
Substantie dualisme = stroming die ervanuitgaat dat de geest en lichaam twee verschillende
substanties zijn. Wanneer het lichaam sterft, kan de geest overleven.
Substantie dualisme is erg populair binnen de algemene bevolking en de meeste laypeople (mensen
zonder specialistische kennis) hebben deze overtuiging. Dit heeft ook te maken met religie: de meeste
religies geloven in substantie dualisme. Daarnaast zien we dat substantie dualisme al vroeg in tijd
voorkwam: in de oudheid zien we dat Plato al schreef over een ziel en lichaam die gescheiden van
elkaar waren.
Cartesian dualisme = dualisme dat tot stand is gekomen door Descartes. De mens bestaat uit twee
substanties: een immateriële ziel en een materieel lichaam. De geest en het materie zijn twee
verschillende bouwstenen van realiteit en kunnen daarom onafhankelijk van elkaar bestaan:
- Geest/ziel kan denken en is immaterieel, waardoor het geen spatiele locatie of extensie
heeft. Omvat mentale processen als denken, geloven, willen, ontvangen en onthouden.
- Lichaam/brein niet-denkende materiële substantie die een spatiele locatie en extensie heeft,
waardoor het (en de processen in het lichaam) aan te wijzen zijn. Omvat sensorische en
motorische processen, maar kan niet denken of voelen zoals de geest/ziel.
Argumenten voor cartesian dualisme zijn:
- Het is mogelijk voor het materiële lichaam om te bestaan zonder de geest en visa versa,
hierdoor zijn het onafhankelijke en verschillende substanties.
- Substantie dualisme is intuïtief: het is vaak het eerste en makkelijkste antwoord wat we
kunnen bedenken en het voelt logisch aan.
Verder gaat cartesian dualisme ervanuit dat er een interactie plaatsvindt tussen de geest en het
lichaam. De geest en het lichaam vormen een unit, waarbij bijvoorbeeld sensorische processen (het
lichaam) voor een bewuste ervaring zorgen (de geest) en deze bewuste ervaringen (de geest) weer
kunnen leiden tot motorische processen (het lichaam). Denk aan het volgende voorbeeld: als ik
mezelf sla met een hamer, dan registreren mijn receptoren in mijn hand dat als pijn (het lichaam) en
zorgt mijn geest dat ik bewust de pijn ervaar en voel. Descartes geloofde dat de pineal gland
(pijnappelklier) de plek was waar geest en lichaam met elkaar interacteren.
Een implicatie van substantie dualisme is dat de geest niet bestudeerd kan worden. Wetenschap
bestudeerd namelijk materiële zaken. Als de geest immaterieel is, dan betekent dit dat de geest niet
bestudeerd kan worden. Het enige wat we dan kunnen gebruiken als onderzoeksmethode is
introspectie (= subjectief onderzoeken van eigen gedachten, gevoelens, herinneringen en mentale
toestanden. Bijvoorbeeld bij proefpersonen vragen hun eigen bewustzijnservaringen te beschrijven,
ipv deze objectief te meten) -> dit zou psychologie overigens onwetenschappelijk maken.
Interactie probleem = de beschreven interactie tussen geest en lichaam ondergaat een probleem:
causale interactie heeft spatieel contact nodig, hoe kan iets niet-spatieel (de geest) interacteren met
iets spatieel (lichaam)? De interactie die beschreven is, is daarmee puur speculatief en heeft geen
bewijs. Geest en lichaam zouden dus wel onafhankelijk kunnen zijn, maar ze missen een punt waar ze
zouden kunnen interacteren. Een mogelijk tegenargument hiervoor is dat in moderne natuurkunde
geen punt van contact nodig is voor interactie, kijk bijvoorbeeld naar zwaartekracht. Overigens,
, hebben we het nog steeds over twee fysieke entiteiten. Bij het substantie dualisme kijken we naar
twee substanties die verschillende eigenschappen hebben.
Alternatieven voor substantie dualisme die dit probleem hebben proberen op te lossen zijn:
- Parallelisme gaat ervan uit dat lichaam en geest verschillende substanties zijn die niet met
elkaar interacteren. God zou de causale connectie tussen deze twee verschillende substantie
zijn, als twee lijnen aan domino stenen die God tegelijkertijd omver heeft geduwd. Doordat
ze tegelijkertijd omvallen lijkt het alsof ze met elkaar interacteren, maar dit is niet het geval,
ze vallen alleen tegelijkertijd om.
- Occasionalimse gaat ervan uit dat lichaam en geest verschillende substanties zijn die niet met
elkaar interacteren. God bemiddelt constant tussen beide substanties.
Beide theorieën gaan ervan uit dat God bestaat en dat alles bepaald wordt door God. Dit zou de
implicatie hebben dat er geen vrije wil bestaat. Daarnaast zou God dan de schuld kunnen krijgen van
al het kwaad in de wereld.
Dualisme = geest en materie (lichaam) zijn twee verschillende substanties. De twee grootste
problemen met dualisme zijn: het interactieprobleem en dat de geest niet door de wetenschap
bestudeerd kunnen worden.
Monisme = alles is gemaakt door dezelfde substantie. Dit kan ofwel de geest zijn of het lichaam.
Idealisme = gaat ervanuit dat alles in de geest bestaat. Jouw geest is het enige wat er is en je
zit als het ware vast in jouw geest.
Materialisme/physicalisme (termen worden door elkaar gebruikt) = er zijn geen mentale
substanties. De geest is een onderdeel van de natuurlijke wereld en kan daarom omschreven
worden door wetenschappelijke termen.
Een probleem met materialisme is dat de geest unieke eigenschappen heeft. Materialisten gaan
ervanuit dat alles wetenschappelijke uitgelegd en onderzocht kan worden, maar er is één ding dat
wetenschappelijk niet uit te leggen valt: bewustzijn.
Fenomenale bewustzijn = subjectieve ervaringen; ‘What it is like’ ervaringen. Dit zijn ervaringen en
gevoelens die uniek zijn per mens en daardoor moeilijk uit te leggen zijn. Deze ervaringen worden
vaak gezien als het meest belangrijk in ons leven, maar ze zijn ook het moeilijkst om uit te leggen. Je
kan in het brein vinden wat er chemisch gebeurt, maar je kan het gevoel niet onderzoeken/meten.
Deze zijn alleen subjectief beschikbaar.
Bewustzijn is alleen beschikbaar via het eerste-persoonsperspectief, maar veel wetenschappelijk
onderzoek is gebaseerd op objectieve methodologie met derde-persoons perspectieven. Hoeveel
kennis je ook vergaart over iemand, je zal nooit weten hoe het echt is om iemand te zijn, omdat je
nooit toegang zal hebben tot iemand anders zijn eerste-persoonsperspectief.
Qualia = subjectieve, kwalitatieve aspecten van bewuste ervaringen; hoe iets voelt van binnenuit. Het
gaat dus vooral over het gevoel/ervaring.
Transformatieve ervaringen = significante, vernieuwende ervaringen. Onafhankelijk van voorgaande
kennis over hetgeen, kunnen deze ervaringen een persoon in een onverwachtse manier beïnvloeden.
Je kan bijvoorbeeld veel kennis vergaren over hoe het is om een ouder te worden, maar het
daadwerkelijk ervaren van dit kan onverwachtse impact hebben op je als persoon.