Samenvatting Verbintenissenrecht 24/25
Tussentoets, week 1 t/m 6
Totstandkoming overeenkomsten, problemen tijdens of na de precontractuele fase, algemene voorwaarden:
totstandkoming en vernietiging, remedies, bijzondere overeenkomsten, technologie, drafting, een ander inschakelen
om voor jou te handelen, contractueel regres en delictuele acties in de keten.
Week 1
Verbintenissen algemeen
Verbintenis: ‘Het begrip verbintenis duidt een rechtsverhouding tussen twee partijen aan, krachtens welke een der
partijen, de schuldenaar of debiteur, een op het terrein van het vermogen liggende prestatie verschuldigd is aan de
andere partij, de schuldeiser of crediteur, die deze van haar te vorderen heeft. De verbintenis is dus zowel
vorderingsrecht als schuld; zij heeft een actieve en een passieve kant.’
Een verbintenis is een rechtsverhouding tussen twee partijen, over vermogensrecht.
We hebben een vordering van A op B betekent een schuld van B op A. A heeft een vordering op B, is schuldeiser,
crediteur. B is debiteur, schuldenaar.
Ontstaan van een verbintenis, getabt
HR Quint/Te Poel 1959
Art. 6:1 BW: verbintenissen kunnen
slechts ontstaan, indien dit uit de wet
voortvloeit.
In dit arrest werd aanvaard dat een
verbintenis niet uitdrukkelijk in de wet
hoeft te staan, maar slechts uit de wet
moet voortvloeien. Een verbintenis kan
ook ontstaan uit ongeschreven recht.
Ten tijde van dit arrest was de
ongerechtvaardigde verrijking nog niet
opgenomen in het wetboek, maar door
dit arrest kon ongerechtvaardigde
verrijking tóch een bron zijn voor een
verbintenis.
Precontractuele fase, oftewel de onderhandelingsfase
Stel je hebt nog geen overeenkomst, nog geen rechtsgrond, kan je dan tóch in die precontractuele fase iets krijgen?
Eerst nagaan of er sprake is van een rompovereenkomst of een voorovereenkomst, stapje 0.5.
- Rompovereenkomst: over de essentialia is al overeengekomen, maar er moet nog doorovereengekomen
worden over bijzaken en andere ondergeschikte punten
- Voorovereenkomst: er is overeengekomen dat de partijen in de toekomst een overeenkomst zullen sluiten
Ook wanneer geen sprake is van deze overeenkomsten, is niet alle hoop verloren, o.g.v. een aantal arresten over het
afbreken van onderhandelingen in de precontractuele fase kun je wellicht toch vergoeding van kosten/schade krijgen.
Wat is dan de bron van verbintenissen als je die kosten/schade vergoed wil krijgen omdat je ervan uitging dat er een
contract zou ontstaan? Stapje 1: HR Baris/Riezenkamp 1957.
HR Baris/Riezenkamp 1957
Dit arrest gaat eigenlijk niet over de precontractuele fase, maar over dwaling, alleen er is een stukje uit het arrest dat wel van
belang is bij de contractuele fase.
“Partijen komen door in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst tot elkaar te staan in een bijzondere
door
- goede trouw beheerste rechtsverhouding die meebrengt
- dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de
- gerechtvaardigde belangen van de wederpartij”
Die goede trouw is tegenwoordig de redelijkheid en billijkheid.
Wat betekent dit? Wat betekent het als de onderhandelingsfase mede door de goede trouw/r&b wordt beheerst? Bijv:
- Partijen moeten behoorlijk onderhandelen
- Partijen moeten bij het afbreken de vereiste zorgvuldigheid betrachten
- Partijen mogen geen misbruik maken van de in de onderhandelingsfase verkregen inlichtingen
- Partijen dienen de in de onderhandelingsfase door partijen gemaakte kosten te vergoeden indien en voor zover dit
gebruikelijk en/of redelijk is
Als je dan dus in strijd handelt met de goede trouw/r&b (dat stelt de rechter vast), dan kan er een schadevergoedingsverbintenis
ontstaan. Dus het in strijd handelen met de goede trouw/r&b is dan de bron van de verbintenis, de rechtsgrond, omdat in zo’n
precontractuele fase, het contract dat niet kan zijn.
Uitgangspunt: handelen in strijd met goede trouw/r&b, als je dus bijvoorbeeld ineens afbreekt, terwijl er vertrouwen was, je
mocht ervan uit gaan dat er een contract zou komen, dan kan dat dus betekenen dat die kosten/schade vergoed worden.
, Nu je hebt vastgesteld wat de bron van de verbintenis is, gaan we door naar stapje 2: er zijn drie arresten die nu van
belang zijn bij onafgebroken onderhandelingen, namelijk HR Plas/Valburg 1982, HR CBB/JPO 2005 en HR Afgebroken
onderhandeling 2024.
HR Plas/Valburg 1982
Binnen het proces van onderhandelingen zijn drie stadia/fasen te onderscheiden.
1. Afbreken is zonder meer geoorloofd, men kan zich nog terugtrekken uit de onderhandelingen zonder enig (financieel)
gevolg → volledige contractsvrijheid
2. Afbreken is geoorloofd, maar dan dient het negatief contractsbelang te worden vergoed (= de kosten, “alsof er niet is
onderhandeld”) → zie hierover ook HR Afgebroken onderhandeling 2024
3. Afbreken is niet geoorloofd en bij toch afbreken dient positief contractsbelang te worden vergoed (= de kosten en de
gederfde winst, “alsof het contract wel tot stand was gekomen”) → zie hierover HR CBB/JPO 2005
“De afbrekende partij heeft bij de andere partij het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat in ieder geval enigerlei
contract tot stand zal komen” → Nuancering hiervan in HR CBB/JPO: afbreken moet “onaanvaardbaar” zijn
Waarom heb je nu recht op vergoeding van kosten/schade? Deels herhaling Baris/Riezenkamp, maar toegespitst op de
precontractuele fase. “Vergoeding van kosten/schade kunnen in aanmerking komen, omdat afbreken van de onderhandelingen
zonder bovengenoemde vergoeding betekent dat men gezien de gegeven omstandigheden handelt in strijd met de goede
trouw/r&b.”
HR CBB/JPO 2005
Gaat met name over het derde stadium van Plas/Valburg.
Twee belangrijke punten uit dit arrest:
1. Maatstaf over wanneer sprake is van “onaanvaardbaar” afbreken en daarmee recht op negatief contractsbelang.
2. Het moment van toetsing.
Maatstaf: afbreken is onaanvaardbaar in verband met het totstandkomingsvertrouwen of andere omstandigheden van het geval.
Daarbij dient rekening te worden gehouden (1) met de mate waarin en de wijze waarop de partij (die de onderhandelingen
afbreekt) tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en (2) met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
Moment: doorslaggevend m.b.t. het gerechtvaardigd vertrouwen is het moment van afbreken van de onderhandelingen tegen
de achtergrond van het gehele traject van de onderhandelingen
Hantering maatstaf: strenge tot terughoudendheid nopende maatstaf, want contractsvrijheid staat voorop. Die derde fase heeft
een uitzonderingskarakter, dus er is terughoudendheid bij het aannemen van deze derde fase. Het afbreken moet echt
“onaanvaardbaar” zijn. In Plas/Valburg is gegeven dat sprake is van die derde fase als “de afbrekende partij bij de andere partij
het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat in ieder geval enigerlei contract tot stand zal komen”, maar dit arrest
nuanceert dat, want het is niet de bedoeling dat in elk situatie van onderhandelen waarbij gerechtvaardigd vertrouwen is
gewekt afbreken ineens niet meer mag. Deze fase moet dus bewaard worden tot het uiterste en men moet vanwege
contractsvrijheid in beginsel vrij zijn om af te breken.
HR Afgebroken onderhandelingen 2024
Gaat met name over het tweede stadium van Plas/Valburg.
In gevallen waarbij afbreken niet “onaanvaardbaar” is zoals in het derde stadium, zoals in CBB/JPO, dan nog kun je handelen in
strijd met de goede trouw/r&b en kunnen de gemaakte kosten, het negatief contractsbelang, voor vergoeding in aanmerking
komen. Dat is in ieder geval wanneer de wederpartij ongerechtvaardigd is verrijkt.
Let wel: dit is niet het enige op basis waarvan je in stadium twee de kosten vergoed kunt krijgen, vandaar “zie ook”.
Stappenplan bij de arresten
Uitgangspunt: contractsvrijheid
Onderhandelingen m.b.t. het sluiten van de overeenkomst is een bijzondere rechtsverhouding die wordt beheerst door de goede
trouw/r&b
Drie stadia (Plas/Valburg)
1. Afbreken mag zonder meer
2. Afbreken mag niet zonder de gemaakte kosten van de wederpartij te vergoeden (Afgebroken ond.) → recht op sv m.b.t.
bepaalde gemaakte kosten
3. Afbreken mag niet, toch afbreken is “onaanvaardbaar” (CBB/JPO) → recht op dooronderhandelen/recht op sv m.b.t.
bepaalde gemaakte kosten en gederfde winst
Hoe weet je in welk stadium je je bevindt? Eerst stadium één en drie toetsen, omdat dat de uitersten zijn, en als je je in geen van
beide bevindt, dan zit je dus in het midden, in stadium twee. Soms is er niet maar één antwoord/één fase goed, want het gaat
hier voornamelijk om je argumentatie. Waarom zit je in deze fase? Welke feiten/omstandigheden uit de casus laten dat blijken?
Let wel: partijen kunnen tijdens onderhandelingen tussen stadia heen en weer schieten, dus let op het moment van CBB/JPO.
Totstandkoming overeenkomst
Art. 6:217 BW: een overeenkomst komt tot stand door (1) een aanbod en (2) een aanvaarding (3) daarvan. De ‘daarvan’
houdt in dat het aanbod en de aanvaarding overeen moeten komen. Een afwijkende aanvaarding wordt daarom ook als
nieuw aanbod gezien.
, Zowel een aanbod als een aanvaarding is een rechtshandeling, dus om te kijken of een geldige OVK tot stand is
gekomen, moet tevens worden gekeken naar de geldigheid van de rechtshandelingen, de geldigheid van het aanbod en
de geldigheid van de aanvaarding.
Art. 3:33 BW: een rechtshandeling vereist een (1) op een rechtsgevolg gerichte (2) wil (3) die zich door een verklaring
heeft openbaard. Dat openbaren kan i.b. in iedere vorm geschieden, art. 3:37 lid 1. Simpel gezegd: als je wil
overeenstemt met je verklaring, dan komt de rechtshandeling rechtsgeldig tot stand; bij een discrepantie tussen wil en
verklaring is die rechtshandeling ongeldig/nietig.
Toch is er een mogelijkheid waarop die ongeldige rechtshandeling, toch nog geldig is, namelijk via het art. 3:35 BW:
gerechtvaardigd vertrouwen, oftewel de wilsvertrouwensleer. Kan de partij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat er
sprake was van een geldige rechtshandeling, een geldig aanbod bijvoorbeeld? Daar bestaan drie vereisten voor:
1. Een verklaring of gedraging van een ander,
2. Die is opgevat als verklaring of gedraging van een bepaalde strekking (subjectief)
3. En in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs zo mocht worden opgevat (objectief)
Zorgt ervoor dat die partij geen beroep mag doen op die discrepantie, dus zal de rechtshandeling gewoon tot
stand komen.
Dat derde punt is weer een kwestie van goed kijken naar de feiten en omstandigheden in de casus en vervolgens goed
beargumenteren, want het is wellicht mogelijk dat beide kanten goed zijn. Uitgangspunt: degene die het aanbod doet,
daar mag je in principe op afgaan. Als er iets misgaat met het aanbod, dan is dat in eerste instantie voor risico van
degene die het aanbod doet. Er is voor degene die het aanvaard soms ook een onderzoeksplicht, maar dat is eigenlijk
alleen in gevallen waarbij een alarmbel gaat rinkelen, dus iets te koop voor €1,- bijvoorbeeld. Dus in beginsel geen
onderzoeksplicht en risico aanbod, behalve als een lampje gaat branden van “dit lijkt mij best nadelig voor die partij”.
Wanneer is de OVK dan tot stand gekomen? In beginsel geldt de ontvangsttheorie uit art. 3:37 lid 3 BW, maar let wel op
uitzondering in geval van bijzondere overeenkomsten bijvoorbeeld.
Algemene voorwaarden, art. 6:231 sub a BW
Waarom AV? Bijvoorbeeld:
- Afwijken van onwelgevallig regelend recht (bijv. onbeperkte aansprakelijkheid d.m.v. exoneratie)
- Gebruik maken van wettelijke mogelijkheden (bijv. boetes)
- Wettelijke bepalingen concretiseren (bijv. in plaats van ‘redelijk termijn’ in art. 6:82 BW ‘twee maanden’)
Totstandkoming AV
In beginsel op dezelfde manier als een OVK, dus aanbod en aanvaarding van de set AV ex. artt. 6:217 jo. 3:33 jo. 3:35
BW. Partijen zijn snel gebonden aan die AV en dan ook aan de hele set AV (6:232 BW), maar vernietiging mogelijk (6:233
sub a en sub b BW). Twee gronden voor vernietiging: informatieplicht (sub b) en onredelijk bezwarend (sub a). Deze
week alleen informatieplicht. Onredelijk bezwarend in week 3.
Wat nou in een geval waarbij partij A zijn AV aanbiedt en zijn AV van toepassing acht, en partij B doet precies hetzelfde,
maar beide partijen hebben elkaars AV niet aanvaard? Welke set AV geldt dan?
Oplossing art. 6:225 lid 3 BW: battle of forms en the first shot rule. Simpel gezegd: de set AV van de partij die het eerst
heeft verstuurd geldt, behalve als de wederpartij die set uitdrukkelijk afwijst.
Vernietiging AV o.g.v. informatieplicht
Art. 6:233 sub b: een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar, indien de gebruiker aan de wederpartij niet een
redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Toetsen aan de hand van art.
6:234 BW:
- Hoofdregel: actief ter hand stellen (lid 1), bijv. meesturen met de offerte
- Uitzondering: passief ter beschikking stellen (lid 1 jo. 6:230c BW) → in het geval van een zogeheten
‘dienstverrichter’ ex. art. 6:230a BW, dan wordt de informatieplicht ex. art. 6:230b lid 6 nader uitgewerkt in de
artt. 6:230c en 6:230e BW.
- Uitzondering: langs elektronische weg ter beschikking stellen (lid 2)
De eerste uitzondering m.b.t. dienstverrichters is niet echt een uitzondering, niet optioneel, maar een los regime over
dienstverrichters. Zodra er sprake is van een dienstverrichter als bedoeld in art. 6:230a BW, dan ga je meteen naar art.
6:230c BW om te toetsen of er conform dat artikel ter beschikking is gesteld. Je kijkt dan dus niet meer naar art. 6:234
BW.
Eerst dus kijken in een geval van vernietiging o.g.v. informatieplicht of je te maken hebt met een dienstverrichter.
Wanneer heb je te maken met een dienstverrichter? Dan kijk je naar HR Slachtafval van Haas (punt één).
HR Slachtafval van Haas 2023
Ten eerste: sprake van een dienstverrichter? Groothandelaren en detailhandelaren zijn dienstverrichters ex. art. 6:230a BW.
Ten tweede: wat is ‘gemakkelijk elektronisch toegankelijk’ in art. 6:230c lid 3 BW? Als de AV “zonder noemenswaardige
inspanning gevonden kunnen worden op of via de website”.
, Als je te maken hebt met een dienstverrichter, dan ga je kijken naar art. 6:230c BW. Dat artikel heeft vier leden, elk lid is
een optie/mogelijkheid tot ter beschikking stellen. De vier mogelijkheden art. 6:230c even kort:
1. eigen initiatief dienstverrichter
2. voor afnemer gemakkelijk toegankelijk op plaats waar dienst verricht/OVK gesloten
3. voor afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk (Zie weer HR Slachtafval van Haas hierboven en dan punt
twee)
4. opgenomen in alle door dienstverrichter aan afnemer verstrekte documenten
Bovendien kijk je verder ook naar art. 6:230e BW: alle informatie (art. 6:230b (lid 6) BW) moet correct, helder,
ondubbelzinnig en tijdig beschikbaar gesteld zijn.
Een uitzondering op die vernietiging wegens het schenden van de informatieplicht komt voort uit HR
Geurtzen/Kampstaal 1999.
HR Geurtzen/Kampstaal 1999
Beroepen op de vernietigbaarheid van de AV o.g.v. het schenden van de informatieplicht is niet mogelijk, indien hij ten tijde van
het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden bekend te zijn met de AV.
Bijvoorbeeld wanneer de AV in een eerder stadium al ter hand zijn gesteld of bijvoorbeeld in geval van een exoneratiebord (“Wij
zijn niet aansprakelijk voor uw spullen”).
Relevant nog te vermelden bij vernietiging wegens informatieplicht: als de AV wegens het schenden van de
informatieplicht worden vernietigd, dan wordt niet één enkel beding vernietigd/buiten toepassing gelaten, maar dan
wordt de hele set AV vernietigd.
Week 2
Nietig v. vernietigbaar
- Nietig: de rechtshandeling ontbeert de door de partijen beoogde rechtsgevolgen. De rechtshandeling wordt
geacht nooit te hebben bestaan. → Nietigheid is van rechtswege.
- Vernietigbaar: de rechtshandeling is geldig, totdat de tot vernietiging bevoegde zich in of buiten rechte op de
vernietigbaarheid beroept. Na de vernietiging wordt de rechtshandeling geacht altijd nietig te zijn geweest. →
Aan partij(en) zelf of ze willen vernietigen
→ Art. 3:53 lid 1 BW: vernietiging heeft terugwerkende kracht, dus: vernietigde rechtshandeling is nietig v.a.
moment waarop zij werd verricht.
Vorige week hadden we het o.a. over wilsontbreken, je wil ontbrak. Deze week o.a. over wilsgebreken. Er is dus wil die
je hebt verklaard: je wilde iets, dat heb je verklaard, maar de wil is wel op een aparte onzuivere manier
totstandgekomen. Ondanks dat de wil op een gebrekkige wijze tot stand is gekomen, komt de overeenkomst in beginsel
wel tot stand omdat die wil en die verklaring overeenkomen. Deze overeenkomst is wel vernietigbaar.
Deze week hebben we het ook over het niet volgen van een formaliteit of strijd met de wet, OO/GZ. Deze
overeenkomsten zijn i.b. vaak nietig.
Veronachtzaming van een wettelijk voorschrift
In beginsel kunnen rechtshandelingen in iedere vorm geschieden (art. 3:37 lid 1 BW), maar de wet kan ook
vormvereiste stellen (bijv. 7:2 lid 1 BW).
Indien uit de wet voortvloeit dat een overeenkomst slechts schriftelijk kan worden aangegaan, kan dit ook via
elektronische weg ex. art. 6:227a lid 1 BW.
Wanneer niet wordt voldaan aan een vormvereiste, aan een formaliteit, is de rechtshandeling in beginsel nietig o.g.v.
art. 3:39 BW. Behoudens uitzonderingen.
Strijd met wet, goede zeden en openbare orde, art. 3:40 BW
Art. 3:40 BW maakt een onderscheid tussen enerzijds de grond van het probleem (wet, goede zeden en openbare orde)
en anderzijds hetgeen dat getroffen wordt door het probleem (sluiten, inhoud, strekking). In een tabel ziet dat er zo uit:
Art. 3:40 BW Sluiten Inhoud Strekking
Verschillende aspecten en Het aangaan van De prestatie is verboden. De bijkomende
waar te kijken overeenkomst is verboden. Een mes kopen, niet handelingen/motieven,
Moment van toetsing: het verboden, iemand om het mits kenbaar zijn
sluiten van de OVK. Op het leven brengen, wel. verboden. Een mes kopen
moment van sluiten kijk je om iemand om het leven
of de wettelijke te brengen, of een mes
bepaling/het kopen uit een land
fundamentele beginsel waarmee handel is
bestaat en in strijd is. uitgesloten.
Wet Lid 2 Leemte Leemte
Tussentoets, week 1 t/m 6
Totstandkoming overeenkomsten, problemen tijdens of na de precontractuele fase, algemene voorwaarden:
totstandkoming en vernietiging, remedies, bijzondere overeenkomsten, technologie, drafting, een ander inschakelen
om voor jou te handelen, contractueel regres en delictuele acties in de keten.
Week 1
Verbintenissen algemeen
Verbintenis: ‘Het begrip verbintenis duidt een rechtsverhouding tussen twee partijen aan, krachtens welke een der
partijen, de schuldenaar of debiteur, een op het terrein van het vermogen liggende prestatie verschuldigd is aan de
andere partij, de schuldeiser of crediteur, die deze van haar te vorderen heeft. De verbintenis is dus zowel
vorderingsrecht als schuld; zij heeft een actieve en een passieve kant.’
Een verbintenis is een rechtsverhouding tussen twee partijen, over vermogensrecht.
We hebben een vordering van A op B betekent een schuld van B op A. A heeft een vordering op B, is schuldeiser,
crediteur. B is debiteur, schuldenaar.
Ontstaan van een verbintenis, getabt
HR Quint/Te Poel 1959
Art. 6:1 BW: verbintenissen kunnen
slechts ontstaan, indien dit uit de wet
voortvloeit.
In dit arrest werd aanvaard dat een
verbintenis niet uitdrukkelijk in de wet
hoeft te staan, maar slechts uit de wet
moet voortvloeien. Een verbintenis kan
ook ontstaan uit ongeschreven recht.
Ten tijde van dit arrest was de
ongerechtvaardigde verrijking nog niet
opgenomen in het wetboek, maar door
dit arrest kon ongerechtvaardigde
verrijking tóch een bron zijn voor een
verbintenis.
Precontractuele fase, oftewel de onderhandelingsfase
Stel je hebt nog geen overeenkomst, nog geen rechtsgrond, kan je dan tóch in die precontractuele fase iets krijgen?
Eerst nagaan of er sprake is van een rompovereenkomst of een voorovereenkomst, stapje 0.5.
- Rompovereenkomst: over de essentialia is al overeengekomen, maar er moet nog doorovereengekomen
worden over bijzaken en andere ondergeschikte punten
- Voorovereenkomst: er is overeengekomen dat de partijen in de toekomst een overeenkomst zullen sluiten
Ook wanneer geen sprake is van deze overeenkomsten, is niet alle hoop verloren, o.g.v. een aantal arresten over het
afbreken van onderhandelingen in de precontractuele fase kun je wellicht toch vergoeding van kosten/schade krijgen.
Wat is dan de bron van verbintenissen als je die kosten/schade vergoed wil krijgen omdat je ervan uitging dat er een
contract zou ontstaan? Stapje 1: HR Baris/Riezenkamp 1957.
HR Baris/Riezenkamp 1957
Dit arrest gaat eigenlijk niet over de precontractuele fase, maar over dwaling, alleen er is een stukje uit het arrest dat wel van
belang is bij de contractuele fase.
“Partijen komen door in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst tot elkaar te staan in een bijzondere
door
- goede trouw beheerste rechtsverhouding die meebrengt
- dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de
- gerechtvaardigde belangen van de wederpartij”
Die goede trouw is tegenwoordig de redelijkheid en billijkheid.
Wat betekent dit? Wat betekent het als de onderhandelingsfase mede door de goede trouw/r&b wordt beheerst? Bijv:
- Partijen moeten behoorlijk onderhandelen
- Partijen moeten bij het afbreken de vereiste zorgvuldigheid betrachten
- Partijen mogen geen misbruik maken van de in de onderhandelingsfase verkregen inlichtingen
- Partijen dienen de in de onderhandelingsfase door partijen gemaakte kosten te vergoeden indien en voor zover dit
gebruikelijk en/of redelijk is
Als je dan dus in strijd handelt met de goede trouw/r&b (dat stelt de rechter vast), dan kan er een schadevergoedingsverbintenis
ontstaan. Dus het in strijd handelen met de goede trouw/r&b is dan de bron van de verbintenis, de rechtsgrond, omdat in zo’n
precontractuele fase, het contract dat niet kan zijn.
Uitgangspunt: handelen in strijd met goede trouw/r&b, als je dus bijvoorbeeld ineens afbreekt, terwijl er vertrouwen was, je
mocht ervan uit gaan dat er een contract zou komen, dan kan dat dus betekenen dat die kosten/schade vergoed worden.
, Nu je hebt vastgesteld wat de bron van de verbintenis is, gaan we door naar stapje 2: er zijn drie arresten die nu van
belang zijn bij onafgebroken onderhandelingen, namelijk HR Plas/Valburg 1982, HR CBB/JPO 2005 en HR Afgebroken
onderhandeling 2024.
HR Plas/Valburg 1982
Binnen het proces van onderhandelingen zijn drie stadia/fasen te onderscheiden.
1. Afbreken is zonder meer geoorloofd, men kan zich nog terugtrekken uit de onderhandelingen zonder enig (financieel)
gevolg → volledige contractsvrijheid
2. Afbreken is geoorloofd, maar dan dient het negatief contractsbelang te worden vergoed (= de kosten, “alsof er niet is
onderhandeld”) → zie hierover ook HR Afgebroken onderhandeling 2024
3. Afbreken is niet geoorloofd en bij toch afbreken dient positief contractsbelang te worden vergoed (= de kosten en de
gederfde winst, “alsof het contract wel tot stand was gekomen”) → zie hierover HR CBB/JPO 2005
“De afbrekende partij heeft bij de andere partij het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat in ieder geval enigerlei
contract tot stand zal komen” → Nuancering hiervan in HR CBB/JPO: afbreken moet “onaanvaardbaar” zijn
Waarom heb je nu recht op vergoeding van kosten/schade? Deels herhaling Baris/Riezenkamp, maar toegespitst op de
precontractuele fase. “Vergoeding van kosten/schade kunnen in aanmerking komen, omdat afbreken van de onderhandelingen
zonder bovengenoemde vergoeding betekent dat men gezien de gegeven omstandigheden handelt in strijd met de goede
trouw/r&b.”
HR CBB/JPO 2005
Gaat met name over het derde stadium van Plas/Valburg.
Twee belangrijke punten uit dit arrest:
1. Maatstaf over wanneer sprake is van “onaanvaardbaar” afbreken en daarmee recht op negatief contractsbelang.
2. Het moment van toetsing.
Maatstaf: afbreken is onaanvaardbaar in verband met het totstandkomingsvertrouwen of andere omstandigheden van het geval.
Daarbij dient rekening te worden gehouden (1) met de mate waarin en de wijze waarop de partij (die de onderhandelingen
afbreekt) tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en (2) met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
Moment: doorslaggevend m.b.t. het gerechtvaardigd vertrouwen is het moment van afbreken van de onderhandelingen tegen
de achtergrond van het gehele traject van de onderhandelingen
Hantering maatstaf: strenge tot terughoudendheid nopende maatstaf, want contractsvrijheid staat voorop. Die derde fase heeft
een uitzonderingskarakter, dus er is terughoudendheid bij het aannemen van deze derde fase. Het afbreken moet echt
“onaanvaardbaar” zijn. In Plas/Valburg is gegeven dat sprake is van die derde fase als “de afbrekende partij bij de andere partij
het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat in ieder geval enigerlei contract tot stand zal komen”, maar dit arrest
nuanceert dat, want het is niet de bedoeling dat in elk situatie van onderhandelen waarbij gerechtvaardigd vertrouwen is
gewekt afbreken ineens niet meer mag. Deze fase moet dus bewaard worden tot het uiterste en men moet vanwege
contractsvrijheid in beginsel vrij zijn om af te breken.
HR Afgebroken onderhandelingen 2024
Gaat met name over het tweede stadium van Plas/Valburg.
In gevallen waarbij afbreken niet “onaanvaardbaar” is zoals in het derde stadium, zoals in CBB/JPO, dan nog kun je handelen in
strijd met de goede trouw/r&b en kunnen de gemaakte kosten, het negatief contractsbelang, voor vergoeding in aanmerking
komen. Dat is in ieder geval wanneer de wederpartij ongerechtvaardigd is verrijkt.
Let wel: dit is niet het enige op basis waarvan je in stadium twee de kosten vergoed kunt krijgen, vandaar “zie ook”.
Stappenplan bij de arresten
Uitgangspunt: contractsvrijheid
Onderhandelingen m.b.t. het sluiten van de overeenkomst is een bijzondere rechtsverhouding die wordt beheerst door de goede
trouw/r&b
Drie stadia (Plas/Valburg)
1. Afbreken mag zonder meer
2. Afbreken mag niet zonder de gemaakte kosten van de wederpartij te vergoeden (Afgebroken ond.) → recht op sv m.b.t.
bepaalde gemaakte kosten
3. Afbreken mag niet, toch afbreken is “onaanvaardbaar” (CBB/JPO) → recht op dooronderhandelen/recht op sv m.b.t.
bepaalde gemaakte kosten en gederfde winst
Hoe weet je in welk stadium je je bevindt? Eerst stadium één en drie toetsen, omdat dat de uitersten zijn, en als je je in geen van
beide bevindt, dan zit je dus in het midden, in stadium twee. Soms is er niet maar één antwoord/één fase goed, want het gaat
hier voornamelijk om je argumentatie. Waarom zit je in deze fase? Welke feiten/omstandigheden uit de casus laten dat blijken?
Let wel: partijen kunnen tijdens onderhandelingen tussen stadia heen en weer schieten, dus let op het moment van CBB/JPO.
Totstandkoming overeenkomst
Art. 6:217 BW: een overeenkomst komt tot stand door (1) een aanbod en (2) een aanvaarding (3) daarvan. De ‘daarvan’
houdt in dat het aanbod en de aanvaarding overeen moeten komen. Een afwijkende aanvaarding wordt daarom ook als
nieuw aanbod gezien.
, Zowel een aanbod als een aanvaarding is een rechtshandeling, dus om te kijken of een geldige OVK tot stand is
gekomen, moet tevens worden gekeken naar de geldigheid van de rechtshandelingen, de geldigheid van het aanbod en
de geldigheid van de aanvaarding.
Art. 3:33 BW: een rechtshandeling vereist een (1) op een rechtsgevolg gerichte (2) wil (3) die zich door een verklaring
heeft openbaard. Dat openbaren kan i.b. in iedere vorm geschieden, art. 3:37 lid 1. Simpel gezegd: als je wil
overeenstemt met je verklaring, dan komt de rechtshandeling rechtsgeldig tot stand; bij een discrepantie tussen wil en
verklaring is die rechtshandeling ongeldig/nietig.
Toch is er een mogelijkheid waarop die ongeldige rechtshandeling, toch nog geldig is, namelijk via het art. 3:35 BW:
gerechtvaardigd vertrouwen, oftewel de wilsvertrouwensleer. Kan de partij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat er
sprake was van een geldige rechtshandeling, een geldig aanbod bijvoorbeeld? Daar bestaan drie vereisten voor:
1. Een verklaring of gedraging van een ander,
2. Die is opgevat als verklaring of gedraging van een bepaalde strekking (subjectief)
3. En in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs zo mocht worden opgevat (objectief)
Zorgt ervoor dat die partij geen beroep mag doen op die discrepantie, dus zal de rechtshandeling gewoon tot
stand komen.
Dat derde punt is weer een kwestie van goed kijken naar de feiten en omstandigheden in de casus en vervolgens goed
beargumenteren, want het is wellicht mogelijk dat beide kanten goed zijn. Uitgangspunt: degene die het aanbod doet,
daar mag je in principe op afgaan. Als er iets misgaat met het aanbod, dan is dat in eerste instantie voor risico van
degene die het aanbod doet. Er is voor degene die het aanvaard soms ook een onderzoeksplicht, maar dat is eigenlijk
alleen in gevallen waarbij een alarmbel gaat rinkelen, dus iets te koop voor €1,- bijvoorbeeld. Dus in beginsel geen
onderzoeksplicht en risico aanbod, behalve als een lampje gaat branden van “dit lijkt mij best nadelig voor die partij”.
Wanneer is de OVK dan tot stand gekomen? In beginsel geldt de ontvangsttheorie uit art. 3:37 lid 3 BW, maar let wel op
uitzondering in geval van bijzondere overeenkomsten bijvoorbeeld.
Algemene voorwaarden, art. 6:231 sub a BW
Waarom AV? Bijvoorbeeld:
- Afwijken van onwelgevallig regelend recht (bijv. onbeperkte aansprakelijkheid d.m.v. exoneratie)
- Gebruik maken van wettelijke mogelijkheden (bijv. boetes)
- Wettelijke bepalingen concretiseren (bijv. in plaats van ‘redelijk termijn’ in art. 6:82 BW ‘twee maanden’)
Totstandkoming AV
In beginsel op dezelfde manier als een OVK, dus aanbod en aanvaarding van de set AV ex. artt. 6:217 jo. 3:33 jo. 3:35
BW. Partijen zijn snel gebonden aan die AV en dan ook aan de hele set AV (6:232 BW), maar vernietiging mogelijk (6:233
sub a en sub b BW). Twee gronden voor vernietiging: informatieplicht (sub b) en onredelijk bezwarend (sub a). Deze
week alleen informatieplicht. Onredelijk bezwarend in week 3.
Wat nou in een geval waarbij partij A zijn AV aanbiedt en zijn AV van toepassing acht, en partij B doet precies hetzelfde,
maar beide partijen hebben elkaars AV niet aanvaard? Welke set AV geldt dan?
Oplossing art. 6:225 lid 3 BW: battle of forms en the first shot rule. Simpel gezegd: de set AV van de partij die het eerst
heeft verstuurd geldt, behalve als de wederpartij die set uitdrukkelijk afwijst.
Vernietiging AV o.g.v. informatieplicht
Art. 6:233 sub b: een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar, indien de gebruiker aan de wederpartij niet een
redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Toetsen aan de hand van art.
6:234 BW:
- Hoofdregel: actief ter hand stellen (lid 1), bijv. meesturen met de offerte
- Uitzondering: passief ter beschikking stellen (lid 1 jo. 6:230c BW) → in het geval van een zogeheten
‘dienstverrichter’ ex. art. 6:230a BW, dan wordt de informatieplicht ex. art. 6:230b lid 6 nader uitgewerkt in de
artt. 6:230c en 6:230e BW.
- Uitzondering: langs elektronische weg ter beschikking stellen (lid 2)
De eerste uitzondering m.b.t. dienstverrichters is niet echt een uitzondering, niet optioneel, maar een los regime over
dienstverrichters. Zodra er sprake is van een dienstverrichter als bedoeld in art. 6:230a BW, dan ga je meteen naar art.
6:230c BW om te toetsen of er conform dat artikel ter beschikking is gesteld. Je kijkt dan dus niet meer naar art. 6:234
BW.
Eerst dus kijken in een geval van vernietiging o.g.v. informatieplicht of je te maken hebt met een dienstverrichter.
Wanneer heb je te maken met een dienstverrichter? Dan kijk je naar HR Slachtafval van Haas (punt één).
HR Slachtafval van Haas 2023
Ten eerste: sprake van een dienstverrichter? Groothandelaren en detailhandelaren zijn dienstverrichters ex. art. 6:230a BW.
Ten tweede: wat is ‘gemakkelijk elektronisch toegankelijk’ in art. 6:230c lid 3 BW? Als de AV “zonder noemenswaardige
inspanning gevonden kunnen worden op of via de website”.
, Als je te maken hebt met een dienstverrichter, dan ga je kijken naar art. 6:230c BW. Dat artikel heeft vier leden, elk lid is
een optie/mogelijkheid tot ter beschikking stellen. De vier mogelijkheden art. 6:230c even kort:
1. eigen initiatief dienstverrichter
2. voor afnemer gemakkelijk toegankelijk op plaats waar dienst verricht/OVK gesloten
3. voor afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk (Zie weer HR Slachtafval van Haas hierboven en dan punt
twee)
4. opgenomen in alle door dienstverrichter aan afnemer verstrekte documenten
Bovendien kijk je verder ook naar art. 6:230e BW: alle informatie (art. 6:230b (lid 6) BW) moet correct, helder,
ondubbelzinnig en tijdig beschikbaar gesteld zijn.
Een uitzondering op die vernietiging wegens het schenden van de informatieplicht komt voort uit HR
Geurtzen/Kampstaal 1999.
HR Geurtzen/Kampstaal 1999
Beroepen op de vernietigbaarheid van de AV o.g.v. het schenden van de informatieplicht is niet mogelijk, indien hij ten tijde van
het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden bekend te zijn met de AV.
Bijvoorbeeld wanneer de AV in een eerder stadium al ter hand zijn gesteld of bijvoorbeeld in geval van een exoneratiebord (“Wij
zijn niet aansprakelijk voor uw spullen”).
Relevant nog te vermelden bij vernietiging wegens informatieplicht: als de AV wegens het schenden van de
informatieplicht worden vernietigd, dan wordt niet één enkel beding vernietigd/buiten toepassing gelaten, maar dan
wordt de hele set AV vernietigd.
Week 2
Nietig v. vernietigbaar
- Nietig: de rechtshandeling ontbeert de door de partijen beoogde rechtsgevolgen. De rechtshandeling wordt
geacht nooit te hebben bestaan. → Nietigheid is van rechtswege.
- Vernietigbaar: de rechtshandeling is geldig, totdat de tot vernietiging bevoegde zich in of buiten rechte op de
vernietigbaarheid beroept. Na de vernietiging wordt de rechtshandeling geacht altijd nietig te zijn geweest. →
Aan partij(en) zelf of ze willen vernietigen
→ Art. 3:53 lid 1 BW: vernietiging heeft terugwerkende kracht, dus: vernietigde rechtshandeling is nietig v.a.
moment waarop zij werd verricht.
Vorige week hadden we het o.a. over wilsontbreken, je wil ontbrak. Deze week o.a. over wilsgebreken. Er is dus wil die
je hebt verklaard: je wilde iets, dat heb je verklaard, maar de wil is wel op een aparte onzuivere manier
totstandgekomen. Ondanks dat de wil op een gebrekkige wijze tot stand is gekomen, komt de overeenkomst in beginsel
wel tot stand omdat die wil en die verklaring overeenkomen. Deze overeenkomst is wel vernietigbaar.
Deze week hebben we het ook over het niet volgen van een formaliteit of strijd met de wet, OO/GZ. Deze
overeenkomsten zijn i.b. vaak nietig.
Veronachtzaming van een wettelijk voorschrift
In beginsel kunnen rechtshandelingen in iedere vorm geschieden (art. 3:37 lid 1 BW), maar de wet kan ook
vormvereiste stellen (bijv. 7:2 lid 1 BW).
Indien uit de wet voortvloeit dat een overeenkomst slechts schriftelijk kan worden aangegaan, kan dit ook via
elektronische weg ex. art. 6:227a lid 1 BW.
Wanneer niet wordt voldaan aan een vormvereiste, aan een formaliteit, is de rechtshandeling in beginsel nietig o.g.v.
art. 3:39 BW. Behoudens uitzonderingen.
Strijd met wet, goede zeden en openbare orde, art. 3:40 BW
Art. 3:40 BW maakt een onderscheid tussen enerzijds de grond van het probleem (wet, goede zeden en openbare orde)
en anderzijds hetgeen dat getroffen wordt door het probleem (sluiten, inhoud, strekking). In een tabel ziet dat er zo uit:
Art. 3:40 BW Sluiten Inhoud Strekking
Verschillende aspecten en Het aangaan van De prestatie is verboden. De bijkomende
waar te kijken overeenkomst is verboden. Een mes kopen, niet handelingen/motieven,
Moment van toetsing: het verboden, iemand om het mits kenbaar zijn
sluiten van de OVK. Op het leven brengen, wel. verboden. Een mes kopen
moment van sluiten kijk je om iemand om het leven
of de wettelijke te brengen, of een mes
bepaling/het kopen uit een land
fundamentele beginsel waarmee handel is
bestaat en in strijd is. uitgesloten.
Wet Lid 2 Leemte Leemte