Vraag 1:
Wat is het fundamentele verschil tussen “management” en “managerialism”
volgens Klikauer, en waarom is dat onderscheid belangrijk voor de sociale
wetenschappen?
Antwoord:
Management verwijst naar de praktijk van organiseren, coördineren en
controleren binnen organisaties — een functionele activiteit gericht op
efficiëntie.
Managerialism daarentegen is een ideologie: het rechtvaardigt en naturaliseert
de macht van managers als een universeel en neutraal principe.
→ Het doet alsof managementtechnieken overal toepasbaar zijn, ook in
onderwijs, zorg en overheid.
Dit onderscheid is cruciaal omdat managerialism macht camoufleert als
rationaliteit: het presenteert bestuurlijke controle als “objectief” en “technisch”,
terwijl het in feite een normatief politiek project is dat dominantie legitimeert.
Vraag 2:
Leg uit hoe de vijf kenmerken van managerialism (superiority, control, right to
govern, rationality, measurement) samen een ideologisch raamwerk vormen.
Antwoord:
1. Superiority: veronderstelt dat methoden uit de private sector beter zijn dan
publieke of gemeenschapsvormen van organisatie.
2. Control: projecteert een toekomst die maakbaar is door management — een
illusie van beheersbaarheid.
3. Right to govern: claimt dat alleen managers het recht hebben om te besturen,
niet verkozen leiders of burgers.
4. Rationality: doet alsof management waardenvrij, neutraal en universeel is,
waardoor kritiek wordt uitgeschakeld.
5. Measurement: reduceert menselijk gedrag tot meetbare, economische eenheden
(monetarisering).
→ Samen vormen ze een ideologisch raamwerk dat management verheft tot morele
en intellectuele autoriteit, waarbij sociale, ethische of democratische dimensies
worden gemarginaliseerd.
Vraag 3:
,Wat is een “theorie”, “paradigma”, “heuristiek” en “venster” (window) — en hoe
helpen deze concepten ons managerialism te begrijpen?
Antwoord:
Begrip Betekenis Toepassing op managerialism
Een systematisch Een theorie over managerialism
Theorie verklaringskader om verklaart hoe managementmacht
verschijnselen te begrijpen. ideologisch wordt gelegitimeerd.
Een breder denkkader of Managerialism functioneert als
wereldbeeld dat bepaalt wat als paradigma in organisaties: het bepaalt
Paradigma
“waar” of “wetenschappelijk” wat “rationeel” of “professioneel”
geldt. gedrag is.
Een denkregel of methode om Management gebruikt heuristieken
Heuristiek problemen op te lossen, niet per (zoals KPI’s, targets) om complexe
se correct maar praktisch. sociale realiteit te vereenvoudigen.
Managerialism biedt een venster waarin
Een perspectief waardoor je naar
Venster controle en meetbaarheid de dominante
de wereld kijkt; benadrukt dat
(window) lenzen zijn — andere waarden (zorg,
waarneming altijd gekleurd is.
ethiek) raken uit beeld.
Vraag 4:
Waarom kan managerialism worden gezien als een “hegemonisch discours” in de
zin van Gramsci of Foucault?
Antwoord:
Managerialism is hegemonisch omdat het niet alleen via regels of dwang werkt, maar
via overtuiging en internalisering:
Mensen (ook werknemers of burgers) geloven in de waarden van efficiëntie,
controle en meetbaarheid.
Het presenteert managementpraktijken als common sense, waardoor
alternatieven (zoals democratisch bestuur, solidariteit of zorglogica) als
irrationeel of verouderd lijken.
In Foucaultiaanse termen produceert managerialism subjecten die zichzelf
disciplineren — ze meten, rapporteren en optimaliseren zichzelf.
→ Zo wordt macht onzichtbaar, omdat ze via cultuur en discours in het denken
en handelen van mensen binnendringt.
Week 2 recap
, Slide 1 – Authority-based organisations
1. Leg uit hoe Max Weber’s typologie van gezagsvormen bijdraagt aan het
begrijpen van organisatiegedrag.
Antwoord:
Weber onderscheidt drie vormen van gezag: traditioneel, charismatisch en
rationeel-legaal. Traditioneel gezag steunt op gewoonte en historische
continuïteit; charismatisch gezag op de persoonlijke kwaliteiten van leiders; en
rationeel-legaal gezag op formele regels en procedures. In moderne organisaties
overheerst de laatste vorm, omdat zij voorspelbaarheid en efficiëntie bevordert.
Deze typologie helpt verklaren hoe macht en legitimiteit in organisaties worden
gestructureerd.
2. Vergelijk charismatisch en rationeel-legaal gezag binnen organisaties.
Antwoord:
Charismatisch gezag is persoonlijk en emotioneel van aard; het berust op
toewijding aan de leider zelf. Dit leidt tot flexibele, maar vaak instabiele
structuren. Rationeel-legaal gezag daarentegen rust op formele regels, functies
en competentie, wat stabiliteit en continuïteit waarborgt. Waar charismatisch
gezag innovatie kan stimuleren, biedt rationeel-legaal gezag efficiëntie en
institutionele duurzaamheid.
Slide 2 – Modern rational-legal systems and ‘formal rationality’
1. Wat bedoelt Weber met ‘formele rationaliteit’ en hoe komt dit tot uiting in
bureaucratie?
Antwoord:
Formele rationaliteit verwijst naar het handelen op basis van berekenbaarheid,
voorspelbaarheid en kennis, los van persoonlijke voorkeuren. In bureaucratieën
manifesteert dit zich door hiërarchische structuren, taakverdeling, en
gestandaardiseerde regels. Het individu handelt volgens vastgelegde procedures,
niet op basis van persoonlijke relaties. Hierdoor wordt de organisatie rationeel,
maar ook onpersoonlijk.
Wat is het fundamentele verschil tussen “management” en “managerialism”
volgens Klikauer, en waarom is dat onderscheid belangrijk voor de sociale
wetenschappen?
Antwoord:
Management verwijst naar de praktijk van organiseren, coördineren en
controleren binnen organisaties — een functionele activiteit gericht op
efficiëntie.
Managerialism daarentegen is een ideologie: het rechtvaardigt en naturaliseert
de macht van managers als een universeel en neutraal principe.
→ Het doet alsof managementtechnieken overal toepasbaar zijn, ook in
onderwijs, zorg en overheid.
Dit onderscheid is cruciaal omdat managerialism macht camoufleert als
rationaliteit: het presenteert bestuurlijke controle als “objectief” en “technisch”,
terwijl het in feite een normatief politiek project is dat dominantie legitimeert.
Vraag 2:
Leg uit hoe de vijf kenmerken van managerialism (superiority, control, right to
govern, rationality, measurement) samen een ideologisch raamwerk vormen.
Antwoord:
1. Superiority: veronderstelt dat methoden uit de private sector beter zijn dan
publieke of gemeenschapsvormen van organisatie.
2. Control: projecteert een toekomst die maakbaar is door management — een
illusie van beheersbaarheid.
3. Right to govern: claimt dat alleen managers het recht hebben om te besturen,
niet verkozen leiders of burgers.
4. Rationality: doet alsof management waardenvrij, neutraal en universeel is,
waardoor kritiek wordt uitgeschakeld.
5. Measurement: reduceert menselijk gedrag tot meetbare, economische eenheden
(monetarisering).
→ Samen vormen ze een ideologisch raamwerk dat management verheft tot morele
en intellectuele autoriteit, waarbij sociale, ethische of democratische dimensies
worden gemarginaliseerd.
Vraag 3:
,Wat is een “theorie”, “paradigma”, “heuristiek” en “venster” (window) — en hoe
helpen deze concepten ons managerialism te begrijpen?
Antwoord:
Begrip Betekenis Toepassing op managerialism
Een systematisch Een theorie over managerialism
Theorie verklaringskader om verklaart hoe managementmacht
verschijnselen te begrijpen. ideologisch wordt gelegitimeerd.
Een breder denkkader of Managerialism functioneert als
wereldbeeld dat bepaalt wat als paradigma in organisaties: het bepaalt
Paradigma
“waar” of “wetenschappelijk” wat “rationeel” of “professioneel”
geldt. gedrag is.
Een denkregel of methode om Management gebruikt heuristieken
Heuristiek problemen op te lossen, niet per (zoals KPI’s, targets) om complexe
se correct maar praktisch. sociale realiteit te vereenvoudigen.
Managerialism biedt een venster waarin
Een perspectief waardoor je naar
Venster controle en meetbaarheid de dominante
de wereld kijkt; benadrukt dat
(window) lenzen zijn — andere waarden (zorg,
waarneming altijd gekleurd is.
ethiek) raken uit beeld.
Vraag 4:
Waarom kan managerialism worden gezien als een “hegemonisch discours” in de
zin van Gramsci of Foucault?
Antwoord:
Managerialism is hegemonisch omdat het niet alleen via regels of dwang werkt, maar
via overtuiging en internalisering:
Mensen (ook werknemers of burgers) geloven in de waarden van efficiëntie,
controle en meetbaarheid.
Het presenteert managementpraktijken als common sense, waardoor
alternatieven (zoals democratisch bestuur, solidariteit of zorglogica) als
irrationeel of verouderd lijken.
In Foucaultiaanse termen produceert managerialism subjecten die zichzelf
disciplineren — ze meten, rapporteren en optimaliseren zichzelf.
→ Zo wordt macht onzichtbaar, omdat ze via cultuur en discours in het denken
en handelen van mensen binnendringt.
Week 2 recap
, Slide 1 – Authority-based organisations
1. Leg uit hoe Max Weber’s typologie van gezagsvormen bijdraagt aan het
begrijpen van organisatiegedrag.
Antwoord:
Weber onderscheidt drie vormen van gezag: traditioneel, charismatisch en
rationeel-legaal. Traditioneel gezag steunt op gewoonte en historische
continuïteit; charismatisch gezag op de persoonlijke kwaliteiten van leiders; en
rationeel-legaal gezag op formele regels en procedures. In moderne organisaties
overheerst de laatste vorm, omdat zij voorspelbaarheid en efficiëntie bevordert.
Deze typologie helpt verklaren hoe macht en legitimiteit in organisaties worden
gestructureerd.
2. Vergelijk charismatisch en rationeel-legaal gezag binnen organisaties.
Antwoord:
Charismatisch gezag is persoonlijk en emotioneel van aard; het berust op
toewijding aan de leider zelf. Dit leidt tot flexibele, maar vaak instabiele
structuren. Rationeel-legaal gezag daarentegen rust op formele regels, functies
en competentie, wat stabiliteit en continuïteit waarborgt. Waar charismatisch
gezag innovatie kan stimuleren, biedt rationeel-legaal gezag efficiëntie en
institutionele duurzaamheid.
Slide 2 – Modern rational-legal systems and ‘formal rationality’
1. Wat bedoelt Weber met ‘formele rationaliteit’ en hoe komt dit tot uiting in
bureaucratie?
Antwoord:
Formele rationaliteit verwijst naar het handelen op basis van berekenbaarheid,
voorspelbaarheid en kennis, los van persoonlijke voorkeuren. In bureaucratieën
manifesteert dit zich door hiërarchische structuren, taakverdeling, en
gestandaardiseerde regels. Het individu handelt volgens vastgelegde procedures,
niet op basis van persoonlijke relaties. Hierdoor wordt de organisatie rationeel,
maar ook onpersoonlijk.