Hoorcollege 3.1: Inleiding en lichamelijke groei
Leeftijdsfasen:
De ontwikkelingen liggen niet in elk land hetzelfde.
3 verschillende ontwikkelingsgebieden:
- Motorische ontwikkeling -> Ontwikkeling van het lichaam
o Hoe kinderen bepaalde bewegingen leren/ doen
o Grove (eerder)/fijne motoriek en de zintuigen
- Cognitieve ontwikkeling -> Het denken, alles wat in je hoofd
gebeurt
o Abstracte wereld van waarnemen, verwerken, onthouden en
terughalen
o Taalontwikkeling, creativiteit
o Grootste invloed -> interactie met verzorgers en omgeving
- Sociale ontwikkeling -> Beleving van jezelf in een wereld met
anderen
o Hoe ga je met anderen om?
o Emotionele ontwikkeling -> het proces waarin iemand leert
emoties te herkennen, uiten en beheersen
o Morele ontwikkeling -> het verschil tussen goed en fout
o Identiteitsontwikkeling -> van hopeloze baby naar
volwaardig persoon
,Verband genen en gedrag:
Aangeboren met verschillende eigenschappen, baby’s zijn
geprogrammeerd om dingen te leren. Dit is te danken aan de evolutie.
Evolutie -> het proces waarbij soorten organismen geleidelijk veranderen
doordat ze zich aanpassen aan een veranderende omgeving. Het
ontwikkelen en veranderen over een lange tijd.
- Bv: micro -> wanneer bacteriën zich aanpassen aan antibiotica
Darwin -> natuurlijke selectie en adaptieve kenmerken
- Natuurlijke selectie -> Drijvende kracht achter de evolutie
(proces), waardoor de omgeving de best aangepaste organismen
‘selecteert’.
o Het proces dat bepaalt welke eigenschappen voordelig zijn en
dus vaker voorkomen.
Bv: Giraffen met langere nekken overleven makkelijker,
omdat ze bladeren uit hoge bomen kunnen eten.
- Adaptief kenmerk -> Het resultaat van het proces, waardoor een
organisme beter geschikt is voor zijn omgeving.
o Bv: Kinderen die opgroeien in een meertalige omgeving:
Natuurlijke selectie -> Kinderen zouden met een
aangeboren aanleg voor taalontwikkeling een grotere
kans hebben om succesvol te functioneren.
Adaptief kenmerk -> het vermogen om meerdere talen
te spreken biedt evolutionaire voordelen, zoals betere
communicatie en sociale integratie.
- Darwin ging tegen de religieuze leer van het creationisme in. In zijn
boek ging hij voorzichtig dit uitwerken en zijn idee verdedigen over
de evolutie van het leven. Hierdoor evolutietheorie ontstaan en
veranderde in de manier waarop mensen hun relatie met andere
levende wezens gingen denken.
o Creationisme -> Opvatting dat het universum en al het leven
op aarde (planten, dieren, mensen) hun ontstaan te danken
hebben aan een bijzondere (goddelijke) scheppingsdaad.
Genotype -> Kenmerken van een organisme, zoals die genetisch zijn
vastgelegd (Jouw bouwtekening) (Wat er in je genen zit)(DNA).
Fenotype -> Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme ->
hoe je uiteindelijk geworden bent (fysiek en gedrag) (Wat je ervan ziet)
,Van genotype naar fenotype:
Temperament -> Individuele stijl van reageren op de omgeving die
redelijk consistent is, zowel in verschillende situaties als in de loop van de
tijd.
Multifactoriële overerving -> de combinatie van genen (erfelijk) en
omgevingsfactoren bepalen hoe een eigenschap zich ontwikkelt. Een
genotype zorgt voor een bepaalt bereik, waarin een fenotype zich kan
ontwikkelen.
Genotype-omgevingseffecten:
Er zijn 3 manieren waarop de genetische aanleg van een kind zijn
omgeving actief kan beïnvloeden:
- Actief -> kind richt zich op omgeving die bij genen past
o Bv: extravert kind eerder naar feestjes, poppenhoek, druk
o Bv: introvert, eerder alleen met een puzzel, rustig
- Passief -> genen ouders (sportief), zullen kind eerder op voetbal
‘doen’.
o De ouders kiezen op basis van hun genen, voor het kind.
- Evocatief -> genen van het kind roepen bepaalde omgeving op
o Wat het kind oproept bij anderen en de omgeving
o Bv: extravert kind wordt ook eerder op feestjes uitgenodigd
Nature vs nurture
Nature vs nurture -> samen vormt het de ontwikkeling, een combinatie.
Intelligentie:
- Duidelijke relatie tussen genen & IQ
- Invloed genen neemt toe gedurende het leven
- Daarnaast sterke invloed van omgevingsfactoren
Persoonlijkheid:
- Big Five: menselijke persoonlijkheid in 5 dimensies.
- Openheid VS Geslotenheid (ben je OG?)
o In hoeverre sta je open voor het nieuwe
- Consciëntieusheid VS Ongeorganiseerdheid (COm wees
zorgvuldig)
o Zorgvuldig of juist niet
- Extraversie VS Introversie (EI) (EXTRA doen)
o Graag anderen groepen opzoeken of juist alleen en klein
groepje
, - Aangenaam VS ongemakkelijk in de omgang (AA… OOO)
o Wel of niet makkelijk in de omgang
- Neuroticisme VS emotionele stabiliteit (hoe gaat het? NE)
o Niet of wel een stabiliteit van emoties hebben
- Sterke genetische invloed, omgeving -> bv: ouders
Motorische ontwikkeling
- Reflexen -> aangeboren reacties die automatisch optreden in de
aanwezigheid van bepaalde stimuli (prikkels, vanuit de omgeving).
o Bv: zuigreflex, borstvoeding, automatisch doet het kind het,
het kind hoeft er niet over na te denken.
- Sommige reflexen blijven het hele leven (pupilreflex, ooglidreflex),
andere verdwijnen in het 1e levensjaar (grijpreflex -> haren
trekken)
- Basis voor latere meer complexe gedragspatronen. Babyreacties te
zwak, te sterk of te lang aanwezig -> mogelijk neurologische schade
o Bv: Syndroom van Down
- Ook voor professionals om te kijken of de ontwikkeling goed
verloopt, zijn er reflexen die al weg moeten zijn of er juist wel
moesten zijn
Soorten reflexen bij baby’s:
, Motorische ontwikkeling:
- Grove motoriek -> grote gebaren dicht bij de romp (kruipen,
lopen, rennen, fietsen)
- Fijne motoriek -> Kleine bewegingen van handen en vingers
(grijpen, pen vasthouden, draad door naald doen)
- Normen -> gebruik ontwikkelingsnormen om te bepalen wat
normaal is, maar grote individuele verschillen zijn normaal
- Motorische mijlpalen: