Diagnostiek literatuur
HC1:
V&k H1:
Doel van diagnostiek: het beantwoorden van een vraag en het nemen van een beslissing in dat kader.
Drie inhoudelijke onderwerpen die helpen bij de verandering in kaart te brengen:
- De bijdrage van contextfactoren
- Taxatie van de veranderbaarheid
- Positieve elementen
Verschillende typen diagnostische vraagstellingen:
- Onderkennend
o Uitspraken of antwoorden op de vragen van de cliënt
Objectieve beschrijving van een specifiek probleem
Niveaubepaling
Categorie of stoornis
- Verklarend
o Een of meer condities worden als verklaring voor het gedrag gezocht
- Indicerend
o Uitspraak of antwoord op de hulpvraag met betrekking tot interventies
o Kan ook begeleidingsgericht zijn en gaat in op de behoefte van het kind
- Veranderingsgericht
o Uitspraak over de daadwerkelijke veranderbaarheid van bepaald gedrag van het kind
en diens opvoeders
o Hoe kansrijk is een interventie in dit geval
- Evaluerend
In de fase van de indicerende diagnostiek gaat het om globale interventiedoelen en daarbij passende
interventies, en hoeft er dus niet heel gedetailleerd gekeken te worden.
Indicatie in enge zin plaatsing
Indicatie in ruime zin zowel plaatsing als begeleidingsgerichte diagnostiek
De taken van diagnostiek en behandeling kunnen een beetje vaag zijn en moeilijk te onderscheiden.
Wanneer er over voorlopige doelen gesproken wordt, is het diagnostisch proces, en wanneer er
specifieke doelen gesteld zijn, is er een begeleidingsprogramma in gang gezet.
Waarom is het handig om onderscheid te maken in typen diagnostiek?
- Diagnosticus bewust maken van verschillende typen vraagstellingen. Vergroot de kans dat de
hulpvragen goed antwoord krijgt
- Product van het proces kan makkelijker geëvalueerd worden
- De hulpvragen waarmee een proces start vereisen niet altijd een diagnostisch scenario
- Het doorlopen van de cyclus maakt het proces navolgbaar
Bij de handelingsgerichte diagnostiek wordt uitgegaan van een expliciete en controleerbare relatie
tussen specifieke hulpvraag en diagnostisch traject en de antwoorden hieruit.
Uitgangspunten van de handelingsgerichte diagnostiek:
1. De werkwijze is doelgericht
o Heldere stapsgewijze aanpak en verzamelen van alleen relevantie informatie door het
stellen van als-dan vragen
2. Transactioneel kader
3. Onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling staan centraal
4. Leraren en ouders doen ertoe, evenals hun ondersteuningsbehoeften
, 5. Het positieve van leerling, leraar, groep, school en ouders is van groot belang
6. Diagnostici werken samen met leerlingen, leraren en ouders
7. De werkwijze is systematisch en transparant
Binnen deze uitgangspunten zijn drie onderwerpen te herkennen die als inhoudelijke pijlers kunnen
fungeren voor een op verandering dan wel verbetering van de problematische onderwijsleersituatie
gerichte benadering van diagnostiek:
1. De bijdrage van contextfactoren
o Het transactioneel kader zorgt voor een continue wederzijdse beïnvloeding.
o Bronfenbrenner en zijn ecologische niveaus is hier een belangrijke theorie
o Risico en beschermende factoren worden in kaart gebracht
o Bio-psychosociaal model
2. Taxatie van de veranderbaarheid
o Stap van ontwikkelingstraject in het verleden naar het toekomstige
ontwikkelingstraject
o Het is belangrijk om te verkennen wat de cliënt en het systeem aan kan (potentiële
handelingsruimte)
3. Positieve elementen
o Protectieve elementen
o Promotieve elementen
Tak h1:
Bij psychodiagnostiek is het doel niet alleen een verklaring vinden, maar ook bepalen welke
interventies passend zijn en wat het effect hiervan is.
Diagnostiek verloopt via dezelfde stappen als wetenschappelijk empirisch onderzoek en volgt de
empirisch cyclus:
1. Observatie verzamelen en groeperen van gegevens
2. Inductie formuleren van hypothesen op basis van de waarnemingen
3. Deductie afleiden van toetsbare voorspellingen uit die hypothese
3b: operationalisering
4. Toetsing
5. Evaluatie
Belangrijk bij het begin van de diagnostiek is dat er niet dieper wordt gegraven dan dat er nodig is.
Er wordt hiervoor een lijst gebruikt waarin te onderzoeken aandachtspunten staan. Deze lijst noemen
we zoekschema heuristiek.
De komst van de regulatieve cyclus heeft ervoor gezorgd dat er naar een hulpverleningsproces
gekeken wordt als een probleemoplossend proces, en kent de volgende stappen:
1. Probleemherkenning
2. Probleemdefiniëring
3. Bedenken en afwegen handelingsmogelijkheden
4. Planning van de interventie
5. Uitvoering van de interventie
6. Evaluatie van de interventie en de effecten
Er is een zekere mate van afstand-nabijheid van een hulpvrager en hulpverlener en de professional
moet hier goed op toezien. Maximale nabijheid met behoud van distantie.
Kennis van verschillende culturen maar met de wetenschap dat ieder individu binnen die cultuur
verschilt helpt bij het opbouwen van een effectieve hulpverleningsrelatie.
Een aantal technische vraagstukken bij diagnostiek die met culturele diversiteit samenhangen:
- Taalbarrière
, - Onderkenning van stoornissen in verschillende culturen
- Bij het gebruik van onderzoeksinstrumenten is het de vraag of de gebruikte normen wel van
toepassing zijn voor de jeugdige die je wil onderzoeken
Expliciteren de hulpverlener legt uit wat hij doet en waarom hij dit doet
Beide gezaghebbende ouders moeten toestemming geven voor een hulpverleningsproces van kinderen
onder de 16 jaar.
De beste gedragsregel: toestemming voor elk onderzoek vragen, aan beide gezaghebbende ouders.
HC 2:
Tak h2:
Belangrijk verschil tussen wetenschappelijk onderzoek en diagnostiek is dat de diagnostiek zich richt
op een individueel geval.
Theoretische kennis leidt de diagnosticus in de vragen die hij stelt. Dit is de eerste stap van
waarneming naar hypothese en is die van de inductie. Vanuit deze hypothese wordt in de fase van
deductie afgeleid wat we in de werkelijkheid willen waarnemen om voor een dergelijke interpretatie te
kiezen.
Theorieën helpen in de regulatieve cyclus als zoeklichtfunctie. En belangrijk bij dit zoeken is zoeken
naar risico- en beschermende factoren op lichamelijk psychisch en sociaal gebied.
De diagnosticus moet zich laten leiden door theorie en bewezen effectieve behandelingen, maar leert
ook vanuit de praktijk door zelf te doen en door van zijn collega’s te leren.
De orthopedagogiek de wetenschap voor het beschrijven verklaren en veranderen van de
stagnerende leer- en/of opvoedingssituaties van kinderen en jeugdigen.
Er zijn drie soorten instrumenten:
- Communication-referenced
- Criterion-referenced
- Norm-referenced
Deze kunnen ingezet worden door:
- Questionnaire data
- Test data
- Life record data (observeren)
Het balansmodel en het biopsychosociale model zijn beiden belangrijk bij het interpreteren van data.
Ze geven inzicht in waar de mogelijkheden en ontwikkeling op verschillende gebieden in het leven
liggen. Ook het model van bronfenbrenner en belsky draagt bij aan het kunnen duiden waar de
problematiek ligt en in welk systeem (micro, meso, macro) de moeilijkheden liggen.
HC 3:
Tak h3
Het proces van de hulpverlening is een probleemoplossingsproces en is te beschrijven als een
regulatieve cyclus. Bij elke overgang naar een nieuwe fase worden beslissingen genomen. Deze
hebben een empirisch karakter.
De empirisch-wetenschappelijke blik op diagnostiek wordt het hypothesetoetsend model genoemd.
, De regulatieve cyclus biedt reflectie en verantwoording omdat het de structuur heeft van logisch
opeenvolgende beslissingen van zowel empirische als niet-empirische aard.
De fases van de regulatieve cyclus:
1. Probleemherkenning
o De opbouw van de hulpverleningsrelatie start
o De hulpvraag wordt duidelijk in kaart gebracht
o Wie zijn andere belangrijke betrokkenen en wat zijn hun rechten en ook plichten?
o Ontwikkeling van een gedeelde visie op het probleem
o Het accent ligt op veranderbaarheid en er wordt specifiek aandacht gegeven aan de
positieve elementen van de hulpvrager
o Motiverende gespreksvoering en empowerment spelen in dit stadium een grote rol
o Het screeningsonderzoek wordt afgenomen en de huidige situatie dient volledig in
kaart te worden gebracht. Het biopsychosociaal zoekschema en het systeem- en
ontwikkelingsgericht denken vormen een theoretisch kader.
o Na de screening wordt deze informatie geïntegreerd tot 1 of meerdere hypothesen. De
informatie wordt geordend naar domein en op chronologische volgorde.
o Vervolgens vindt er een eerste ernsttaxatie plaats en wordt er gekeken en overlegd of
de zorgvraag wel passend is in de organisatie.
o Twee soorten criteria:
Kwantitatief (worden aan de hand van de achtergrond geëvalueerd):
Frequentie van het probleemgedrag
Duur van het probleemgedrag
Intensiteit van het probleemgedrag
Omvang ban het probleemgedrag
Kwalitatief (achtergrond variabelen spelen een rol)
o Ten alle tijden: signaleer de veiligheid en zorg dat de veiligheid gewaarborgd is
voordat de diagnostiek van start gaat
2. Probleemdefiniëring
o De hulpverlener beslist wat de oorzaken zijn van het probleem, wat daarin centraal
staat en welke doelen daaruit voortvloeien
o Het is een verklaring voor het ontstaan en instandblijven van het probleem
o Een goede probleemdefiniëring:
Is concreet geformuleerd
Acceptabel voor de hulpvrager
Geïntegreerd
Theoretisch aanvaardbaar
Toetsbaar
Functioneel
Efficiënt
o Wanneer er meerdere hypothesen zijn, of als er maar 1 is met hoge consequenties,
moeten deze getoetst worden. Dit is gericht onderzoek gefocust op 1 hypothese of
verklaring.
o Na het gerichte onderzoek kan tot een samenhangende probleemdefinitie worden
gekomen en kunnen er interventiedoelen worden vastgesteld.
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden (vanaf hier hoeven we nu net te kennen)
4. Planning
5. Interventie
6. Evaluatie
HC 4
Tak h4, h5, h7
HC1:
V&k H1:
Doel van diagnostiek: het beantwoorden van een vraag en het nemen van een beslissing in dat kader.
Drie inhoudelijke onderwerpen die helpen bij de verandering in kaart te brengen:
- De bijdrage van contextfactoren
- Taxatie van de veranderbaarheid
- Positieve elementen
Verschillende typen diagnostische vraagstellingen:
- Onderkennend
o Uitspraken of antwoorden op de vragen van de cliënt
Objectieve beschrijving van een specifiek probleem
Niveaubepaling
Categorie of stoornis
- Verklarend
o Een of meer condities worden als verklaring voor het gedrag gezocht
- Indicerend
o Uitspraak of antwoord op de hulpvraag met betrekking tot interventies
o Kan ook begeleidingsgericht zijn en gaat in op de behoefte van het kind
- Veranderingsgericht
o Uitspraak over de daadwerkelijke veranderbaarheid van bepaald gedrag van het kind
en diens opvoeders
o Hoe kansrijk is een interventie in dit geval
- Evaluerend
In de fase van de indicerende diagnostiek gaat het om globale interventiedoelen en daarbij passende
interventies, en hoeft er dus niet heel gedetailleerd gekeken te worden.
Indicatie in enge zin plaatsing
Indicatie in ruime zin zowel plaatsing als begeleidingsgerichte diagnostiek
De taken van diagnostiek en behandeling kunnen een beetje vaag zijn en moeilijk te onderscheiden.
Wanneer er over voorlopige doelen gesproken wordt, is het diagnostisch proces, en wanneer er
specifieke doelen gesteld zijn, is er een begeleidingsprogramma in gang gezet.
Waarom is het handig om onderscheid te maken in typen diagnostiek?
- Diagnosticus bewust maken van verschillende typen vraagstellingen. Vergroot de kans dat de
hulpvragen goed antwoord krijgt
- Product van het proces kan makkelijker geëvalueerd worden
- De hulpvragen waarmee een proces start vereisen niet altijd een diagnostisch scenario
- Het doorlopen van de cyclus maakt het proces navolgbaar
Bij de handelingsgerichte diagnostiek wordt uitgegaan van een expliciete en controleerbare relatie
tussen specifieke hulpvraag en diagnostisch traject en de antwoorden hieruit.
Uitgangspunten van de handelingsgerichte diagnostiek:
1. De werkwijze is doelgericht
o Heldere stapsgewijze aanpak en verzamelen van alleen relevantie informatie door het
stellen van als-dan vragen
2. Transactioneel kader
3. Onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling staan centraal
4. Leraren en ouders doen ertoe, evenals hun ondersteuningsbehoeften
, 5. Het positieve van leerling, leraar, groep, school en ouders is van groot belang
6. Diagnostici werken samen met leerlingen, leraren en ouders
7. De werkwijze is systematisch en transparant
Binnen deze uitgangspunten zijn drie onderwerpen te herkennen die als inhoudelijke pijlers kunnen
fungeren voor een op verandering dan wel verbetering van de problematische onderwijsleersituatie
gerichte benadering van diagnostiek:
1. De bijdrage van contextfactoren
o Het transactioneel kader zorgt voor een continue wederzijdse beïnvloeding.
o Bronfenbrenner en zijn ecologische niveaus is hier een belangrijke theorie
o Risico en beschermende factoren worden in kaart gebracht
o Bio-psychosociaal model
2. Taxatie van de veranderbaarheid
o Stap van ontwikkelingstraject in het verleden naar het toekomstige
ontwikkelingstraject
o Het is belangrijk om te verkennen wat de cliënt en het systeem aan kan (potentiële
handelingsruimte)
3. Positieve elementen
o Protectieve elementen
o Promotieve elementen
Tak h1:
Bij psychodiagnostiek is het doel niet alleen een verklaring vinden, maar ook bepalen welke
interventies passend zijn en wat het effect hiervan is.
Diagnostiek verloopt via dezelfde stappen als wetenschappelijk empirisch onderzoek en volgt de
empirisch cyclus:
1. Observatie verzamelen en groeperen van gegevens
2. Inductie formuleren van hypothesen op basis van de waarnemingen
3. Deductie afleiden van toetsbare voorspellingen uit die hypothese
3b: operationalisering
4. Toetsing
5. Evaluatie
Belangrijk bij het begin van de diagnostiek is dat er niet dieper wordt gegraven dan dat er nodig is.
Er wordt hiervoor een lijst gebruikt waarin te onderzoeken aandachtspunten staan. Deze lijst noemen
we zoekschema heuristiek.
De komst van de regulatieve cyclus heeft ervoor gezorgd dat er naar een hulpverleningsproces
gekeken wordt als een probleemoplossend proces, en kent de volgende stappen:
1. Probleemherkenning
2. Probleemdefiniëring
3. Bedenken en afwegen handelingsmogelijkheden
4. Planning van de interventie
5. Uitvoering van de interventie
6. Evaluatie van de interventie en de effecten
Er is een zekere mate van afstand-nabijheid van een hulpvrager en hulpverlener en de professional
moet hier goed op toezien. Maximale nabijheid met behoud van distantie.
Kennis van verschillende culturen maar met de wetenschap dat ieder individu binnen die cultuur
verschilt helpt bij het opbouwen van een effectieve hulpverleningsrelatie.
Een aantal technische vraagstukken bij diagnostiek die met culturele diversiteit samenhangen:
- Taalbarrière
, - Onderkenning van stoornissen in verschillende culturen
- Bij het gebruik van onderzoeksinstrumenten is het de vraag of de gebruikte normen wel van
toepassing zijn voor de jeugdige die je wil onderzoeken
Expliciteren de hulpverlener legt uit wat hij doet en waarom hij dit doet
Beide gezaghebbende ouders moeten toestemming geven voor een hulpverleningsproces van kinderen
onder de 16 jaar.
De beste gedragsregel: toestemming voor elk onderzoek vragen, aan beide gezaghebbende ouders.
HC 2:
Tak h2:
Belangrijk verschil tussen wetenschappelijk onderzoek en diagnostiek is dat de diagnostiek zich richt
op een individueel geval.
Theoretische kennis leidt de diagnosticus in de vragen die hij stelt. Dit is de eerste stap van
waarneming naar hypothese en is die van de inductie. Vanuit deze hypothese wordt in de fase van
deductie afgeleid wat we in de werkelijkheid willen waarnemen om voor een dergelijke interpretatie te
kiezen.
Theorieën helpen in de regulatieve cyclus als zoeklichtfunctie. En belangrijk bij dit zoeken is zoeken
naar risico- en beschermende factoren op lichamelijk psychisch en sociaal gebied.
De diagnosticus moet zich laten leiden door theorie en bewezen effectieve behandelingen, maar leert
ook vanuit de praktijk door zelf te doen en door van zijn collega’s te leren.
De orthopedagogiek de wetenschap voor het beschrijven verklaren en veranderen van de
stagnerende leer- en/of opvoedingssituaties van kinderen en jeugdigen.
Er zijn drie soorten instrumenten:
- Communication-referenced
- Criterion-referenced
- Norm-referenced
Deze kunnen ingezet worden door:
- Questionnaire data
- Test data
- Life record data (observeren)
Het balansmodel en het biopsychosociale model zijn beiden belangrijk bij het interpreteren van data.
Ze geven inzicht in waar de mogelijkheden en ontwikkeling op verschillende gebieden in het leven
liggen. Ook het model van bronfenbrenner en belsky draagt bij aan het kunnen duiden waar de
problematiek ligt en in welk systeem (micro, meso, macro) de moeilijkheden liggen.
HC 3:
Tak h3
Het proces van de hulpverlening is een probleemoplossingsproces en is te beschrijven als een
regulatieve cyclus. Bij elke overgang naar een nieuwe fase worden beslissingen genomen. Deze
hebben een empirisch karakter.
De empirisch-wetenschappelijke blik op diagnostiek wordt het hypothesetoetsend model genoemd.
, De regulatieve cyclus biedt reflectie en verantwoording omdat het de structuur heeft van logisch
opeenvolgende beslissingen van zowel empirische als niet-empirische aard.
De fases van de regulatieve cyclus:
1. Probleemherkenning
o De opbouw van de hulpverleningsrelatie start
o De hulpvraag wordt duidelijk in kaart gebracht
o Wie zijn andere belangrijke betrokkenen en wat zijn hun rechten en ook plichten?
o Ontwikkeling van een gedeelde visie op het probleem
o Het accent ligt op veranderbaarheid en er wordt specifiek aandacht gegeven aan de
positieve elementen van de hulpvrager
o Motiverende gespreksvoering en empowerment spelen in dit stadium een grote rol
o Het screeningsonderzoek wordt afgenomen en de huidige situatie dient volledig in
kaart te worden gebracht. Het biopsychosociaal zoekschema en het systeem- en
ontwikkelingsgericht denken vormen een theoretisch kader.
o Na de screening wordt deze informatie geïntegreerd tot 1 of meerdere hypothesen. De
informatie wordt geordend naar domein en op chronologische volgorde.
o Vervolgens vindt er een eerste ernsttaxatie plaats en wordt er gekeken en overlegd of
de zorgvraag wel passend is in de organisatie.
o Twee soorten criteria:
Kwantitatief (worden aan de hand van de achtergrond geëvalueerd):
Frequentie van het probleemgedrag
Duur van het probleemgedrag
Intensiteit van het probleemgedrag
Omvang ban het probleemgedrag
Kwalitatief (achtergrond variabelen spelen een rol)
o Ten alle tijden: signaleer de veiligheid en zorg dat de veiligheid gewaarborgd is
voordat de diagnostiek van start gaat
2. Probleemdefiniëring
o De hulpverlener beslist wat de oorzaken zijn van het probleem, wat daarin centraal
staat en welke doelen daaruit voortvloeien
o Het is een verklaring voor het ontstaan en instandblijven van het probleem
o Een goede probleemdefiniëring:
Is concreet geformuleerd
Acceptabel voor de hulpvrager
Geïntegreerd
Theoretisch aanvaardbaar
Toetsbaar
Functioneel
Efficiënt
o Wanneer er meerdere hypothesen zijn, of als er maar 1 is met hoge consequenties,
moeten deze getoetst worden. Dit is gericht onderzoek gefocust op 1 hypothese of
verklaring.
o Na het gerichte onderzoek kan tot een samenhangende probleemdefinitie worden
gekomen en kunnen er interventiedoelen worden vastgesteld.
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden (vanaf hier hoeven we nu net te kennen)
4. Planning
5. Interventie
6. Evaluatie
HC 4
Tak h4, h5, h7