Hoofdstuk 1. Omschrijving, inhoud en bescherming van
het eigendomsrecht
§1. Omschrijving van het eigendomsrecht
Wettelijke definitie
Art 3.50 BW
Het eigendomsrecht is het meest volmaakte ZR
o Alle andere ZR zijn beperkte ZR
Het is het enige ZR op een eigen goed
o Alle andere ZR hebben betrekking op andermans goed
Uitzondering; sommige erfdienstbaarheden
Dit verantwoord het onbemiddelde karakter van het eigendomsrecht
o Dat wordt verwoord met de term ‘ rechtstreeks’
Art 544 oud bw ‘op meest volstrekte wijze’ nieuw BW neemt die woorden
niet op
De eigenaar moet in toenemende mate rekening houden met de impact vd
eigendomsuitoefening op de derden of de maatschappij als geheel
Sleutelbepaling van het BW
Het eigendomsrecht is de hoeksteen van het privaatrecht
§2. Kenmerken van het eigendomsrecht
1. Het eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht
Betekenis
Het eigendomsrecht heeft een eeuwigdurend karakter art 3.51, lid 2 BW
Dit karakter omvat 2 aspecten
1. Het eigendomsrecht duurt zolang als het goed waarop het betrekking
heeft
o Er is dus geen maximumtermijn
o Het zou niet kunnen tenietgaan, enkel worden overgedragen
o Er bestaat geen tijdelijk eigendomsrecht
Het is ook niet mogelijk om het eigendomsecht tijdelijk over
te dragen
o Het wordt betwist dat intellectuele rechten eigendom uitmaken,
aangezien die slechts een beperkte duurtijd hebben
o Aspect van eeuwigdurendheid is niet specifiek voor eigendom
Ook voor erfdienstbaarheden
Soms ook opstalrecht
Soms ook erfpachtrechten
2. Het eigendomsrecht kan niet uitdoven door bevrijdende verjaring
o Dwz het niet-gebruik ervan gedurende 30 jaar art 3.51, lid 2 BW
o Het eigendomsrecht ontsnapt aan art 3.16, 2° BW
1
, o Bij onroerende goederen is het nooit mogelijk om tot verkrijgende
verjaring van 30j te komen ( TKT) indien bevrijdende verjaring
mogelijk is.
Bevrijdende verjaring zou eerst intreden gezien het onbruik
door de eigenaar altijd eerst zou zijn voor het gebruik door
een nieuwe bezitter
bij intreden vd bevrijdende verjaring, zou de staat eigenaar
worden vh onr. goed art 3.66 BW, dus zou er geen
verkrijgende verj. kunnen plaatsvinden.
o De erkenning van verkrijgende verjaring heeft als gevolg dat
bevrijdende verjaring voor eigendom is uitgesloten.
Eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht art 3.50 BW oud art
544 oud BW
o Deze bepaling geeft de eigenaar het recht om het goed te
gebruiken, dus verleent ze hem ook het recht om het goed niet te
gebruiken
o De niet-uitoefening van het eigendomsrecht is dus een bevoegdheid
die inherent is aan het eigendomsrecht
Het kan niet met het verlies van het eigendomsrecht w
gesanctioneerd
Ook aan het eigendomsrecht verbonden attributen en remedies zouden
bijgevolg aan de verjaringsregels ontsnappen
Het eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht
genuanceerd en bekritiseerd
Het eeuwigdurende karakter vh eigendomsrecht wordt steeds meer aan
beperkingen onderworpen
o Er ontstaan verschillende vormen van fiduciaire eigendom die het
eigendomsrecht verbinden aan een bepaalde bestemming
Nl. zekerheid of beheer
o Wanneer die bestemming gerealiseerd is, houdt ht eigendomsR op
te bestaan
o Fiduciaire eigendom heeft dus vanuit zijn aard een tijdelijk karakter
o Ook opstalrecht heeft een tijdelijk karakter
Dit verleent een eigendomsrecht op een volume
Het niet-gebruik van het eigendomsrecht komt in strijd met de
maatschappelijke beperkingen die aan het eigendomsrecht w opgelegd
(sociale dimensie)
Juridische argumenten voor het eeuwigdurend karakter:
o Het feit dat de bevoegdheid om een goed te gebruiken ook de
vrijheid inhoudt om het niet te gebruiken, geldt ook voor zakelijke
gebruiksrechten
Die gaan teniet door het niet-gebruik er van
Ze zijn vatbaar voor verkrijgende verjaring, maar ze kunnen
ook uitdoven door bevrijdende verjaring
2
, 2. Het omvattende karakter van het eigendomsrecht
Algemeen
De eigenaar heeft alle bevoegdheden die niet door de wet of contractueel
zijn uitgesloten of aan een 3e zijn toevertrouwd
Elasticiteit van het eigendomsrecht
o Als er een einde komt aan een beperkt ZR, worden die
bevoegdheden van rechtswege geïntegreerd in het eigendomsrecht.
o Vb. als er een einde komt aan het recht van vruchtgebruik, wordt de
blote eigenaar van rechtswege terug volle eigenaar
Dit is het gevolg van de elasticiteit, niet door een overdracht
3. De exclusiviteit van het eigendomsrecht
Algemeen
eigendomsrecht w ook gekenmerkt door exclusiviteit die een dubbele
dimensie heeft
1. externe dimensie
o een eigenaar kan andere uitsluiten ( net als andere zakelijke
gerechtigde)
2. interne dimensie
o de volheid v bevoegdheden moet in handen van 1 persoon blijven
er kunnen wel specifieke bevoegdheden vh eigendomsrecht w
afgesplitst
door een P of beperkt ZR
maar al die bevoegdheden trekken bij het einde van dat
beperkt recht na tvv de eigenaar
exclusiviteit vh eigendomsrecht werd aan het einde van de 19 e eeuw sterk
beklemtoond omdat het eigendomsrecht werd gezien als de emanatie van
de persoonlijke vrijheid
o en die vrijheid mocht niet door 3e ongevraagd w verstoord
wel zijn situaties van onverdeeldheid mogelijk
o vb. mede-eigendom
o Iedereen is dan mede-eigenaar van een onverdeeld goed
o Dat is niet onverenigbaar met de exclusiviteit van het
eigendomsrecht, aangezien de mede-eigenaar op het onverdeelde
goed niet de volheid v bevoegdheden heeft vd eigenaar
Hij kan geen daden v beschikking of beheer over het
onverdeelde goed stellen zonder medewerking vd andere
mede-eigenaars
o Een mede-eigenaar heeft slechts limitatieve bevoegdheden
§3. Evoluties binnen het eigendomsrecht
1. Socialisering van het eigendomsrecht
Begrip
De sociale dimensie van het eigendomsrecht komt steeds prominenter aan
de orde
3
, o De uitoefening vh (vooral onroerende) eigendomsrecht inhoudelijk
steeds meer beperkt wordt door allerhande externe beperkingen die
op het eigendomsrecht inspelen
In de loop van de 20e eeuw zijn beperkingen opgelegd aan ht individuele
eigendomsrecht
o Zowel vanuit het privaatR als uit het publiekR
Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke beperkingen
Sommige beperkingen zijn opgelegd door het publiekrecht
o Lasten die private eigendom bezwaren in het licht van het algemeen
belang
= erfdienstbaarheden van openbaar nut
Andere beperkingen hebben tot doel privaatrechtelijke belangen vn 3 e te
beschermen
o Omdat die 33e de directe invloed vd uitoefening vh eigendomsrecht
ondergaan
Art 3.50 BW
o Rechten van 3e kunnen de volheid van bevoegdheden van de
eigenaar beperken
o De eigenaar is bij de uitoefening van zijn rechten onderworpen aan
een verscherpt aansprakelijkheidsregime
Om die 3e te beschermen
o Zowel de foutaansprakelijkheid (rechtsmisbruik)
o Als de foutloze aansprakelijkheid (burenhinder)
i) De toenemende rol van het rechtsmisbruik in het eigendomsrecht
Algemeen
De leer vh rechtsmisbruik heeft zich binnen het goederenrecht ontwikkeld
en is nadien ook getransponeerd op PR
Rechtsmisbruik art 1.10 BW
o Indien een eigenaar zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de
grenzen te buiten gaat vd normale uitoefening van dat recht door
een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden
geplaatst, maakt hij misbruik van zijn recht
Dit benadrukt de sociale functie vh eigendomsrecht
Men wendt het eigendomsrecht af van het belang waarom de
wetgever het individuele eigendomsrecht heeft willen
beschermen
Een buurman die het slachtoffer wordt van een schadelijk uitoefening vh
eigendomsr. van zijn nabuur, zal eerst argumenteren dat buurman
Rmisbruik heeft gepleegd
o Slechts subsidiair zal hij zich beroepen op de leer vd burenhinder
Criteria
Onder welke omstandigheden maakt een eigenaar misbruik van zijn recht?
3 criteria (zie apart blad)
4
het eigendomsrecht
§1. Omschrijving van het eigendomsrecht
Wettelijke definitie
Art 3.50 BW
Het eigendomsrecht is het meest volmaakte ZR
o Alle andere ZR zijn beperkte ZR
Het is het enige ZR op een eigen goed
o Alle andere ZR hebben betrekking op andermans goed
Uitzondering; sommige erfdienstbaarheden
Dit verantwoord het onbemiddelde karakter van het eigendomsrecht
o Dat wordt verwoord met de term ‘ rechtstreeks’
Art 544 oud bw ‘op meest volstrekte wijze’ nieuw BW neemt die woorden
niet op
De eigenaar moet in toenemende mate rekening houden met de impact vd
eigendomsuitoefening op de derden of de maatschappij als geheel
Sleutelbepaling van het BW
Het eigendomsrecht is de hoeksteen van het privaatrecht
§2. Kenmerken van het eigendomsrecht
1. Het eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht
Betekenis
Het eigendomsrecht heeft een eeuwigdurend karakter art 3.51, lid 2 BW
Dit karakter omvat 2 aspecten
1. Het eigendomsrecht duurt zolang als het goed waarop het betrekking
heeft
o Er is dus geen maximumtermijn
o Het zou niet kunnen tenietgaan, enkel worden overgedragen
o Er bestaat geen tijdelijk eigendomsrecht
Het is ook niet mogelijk om het eigendomsecht tijdelijk over
te dragen
o Het wordt betwist dat intellectuele rechten eigendom uitmaken,
aangezien die slechts een beperkte duurtijd hebben
o Aspect van eeuwigdurendheid is niet specifiek voor eigendom
Ook voor erfdienstbaarheden
Soms ook opstalrecht
Soms ook erfpachtrechten
2. Het eigendomsrecht kan niet uitdoven door bevrijdende verjaring
o Dwz het niet-gebruik ervan gedurende 30 jaar art 3.51, lid 2 BW
o Het eigendomsrecht ontsnapt aan art 3.16, 2° BW
1
, o Bij onroerende goederen is het nooit mogelijk om tot verkrijgende
verjaring van 30j te komen ( TKT) indien bevrijdende verjaring
mogelijk is.
Bevrijdende verjaring zou eerst intreden gezien het onbruik
door de eigenaar altijd eerst zou zijn voor het gebruik door
een nieuwe bezitter
bij intreden vd bevrijdende verjaring, zou de staat eigenaar
worden vh onr. goed art 3.66 BW, dus zou er geen
verkrijgende verj. kunnen plaatsvinden.
o De erkenning van verkrijgende verjaring heeft als gevolg dat
bevrijdende verjaring voor eigendom is uitgesloten.
Eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht art 3.50 BW oud art
544 oud BW
o Deze bepaling geeft de eigenaar het recht om het goed te
gebruiken, dus verleent ze hem ook het recht om het goed niet te
gebruiken
o De niet-uitoefening van het eigendomsrecht is dus een bevoegdheid
die inherent is aan het eigendomsrecht
Het kan niet met het verlies van het eigendomsrecht w
gesanctioneerd
Ook aan het eigendomsrecht verbonden attributen en remedies zouden
bijgevolg aan de verjaringsregels ontsnappen
Het eeuwigdurende karakter van het eigendomsrecht
genuanceerd en bekritiseerd
Het eeuwigdurende karakter vh eigendomsrecht wordt steeds meer aan
beperkingen onderworpen
o Er ontstaan verschillende vormen van fiduciaire eigendom die het
eigendomsrecht verbinden aan een bepaalde bestemming
Nl. zekerheid of beheer
o Wanneer die bestemming gerealiseerd is, houdt ht eigendomsR op
te bestaan
o Fiduciaire eigendom heeft dus vanuit zijn aard een tijdelijk karakter
o Ook opstalrecht heeft een tijdelijk karakter
Dit verleent een eigendomsrecht op een volume
Het niet-gebruik van het eigendomsrecht komt in strijd met de
maatschappelijke beperkingen die aan het eigendomsrecht w opgelegd
(sociale dimensie)
Juridische argumenten voor het eeuwigdurend karakter:
o Het feit dat de bevoegdheid om een goed te gebruiken ook de
vrijheid inhoudt om het niet te gebruiken, geldt ook voor zakelijke
gebruiksrechten
Die gaan teniet door het niet-gebruik er van
Ze zijn vatbaar voor verkrijgende verjaring, maar ze kunnen
ook uitdoven door bevrijdende verjaring
2
, 2. Het omvattende karakter van het eigendomsrecht
Algemeen
De eigenaar heeft alle bevoegdheden die niet door de wet of contractueel
zijn uitgesloten of aan een 3e zijn toevertrouwd
Elasticiteit van het eigendomsrecht
o Als er een einde komt aan een beperkt ZR, worden die
bevoegdheden van rechtswege geïntegreerd in het eigendomsrecht.
o Vb. als er een einde komt aan het recht van vruchtgebruik, wordt de
blote eigenaar van rechtswege terug volle eigenaar
Dit is het gevolg van de elasticiteit, niet door een overdracht
3. De exclusiviteit van het eigendomsrecht
Algemeen
eigendomsrecht w ook gekenmerkt door exclusiviteit die een dubbele
dimensie heeft
1. externe dimensie
o een eigenaar kan andere uitsluiten ( net als andere zakelijke
gerechtigde)
2. interne dimensie
o de volheid v bevoegdheden moet in handen van 1 persoon blijven
er kunnen wel specifieke bevoegdheden vh eigendomsrecht w
afgesplitst
door een P of beperkt ZR
maar al die bevoegdheden trekken bij het einde van dat
beperkt recht na tvv de eigenaar
exclusiviteit vh eigendomsrecht werd aan het einde van de 19 e eeuw sterk
beklemtoond omdat het eigendomsrecht werd gezien als de emanatie van
de persoonlijke vrijheid
o en die vrijheid mocht niet door 3e ongevraagd w verstoord
wel zijn situaties van onverdeeldheid mogelijk
o vb. mede-eigendom
o Iedereen is dan mede-eigenaar van een onverdeeld goed
o Dat is niet onverenigbaar met de exclusiviteit van het
eigendomsrecht, aangezien de mede-eigenaar op het onverdeelde
goed niet de volheid v bevoegdheden heeft vd eigenaar
Hij kan geen daden v beschikking of beheer over het
onverdeelde goed stellen zonder medewerking vd andere
mede-eigenaars
o Een mede-eigenaar heeft slechts limitatieve bevoegdheden
§3. Evoluties binnen het eigendomsrecht
1. Socialisering van het eigendomsrecht
Begrip
De sociale dimensie van het eigendomsrecht komt steeds prominenter aan
de orde
3
, o De uitoefening vh (vooral onroerende) eigendomsrecht inhoudelijk
steeds meer beperkt wordt door allerhande externe beperkingen die
op het eigendomsrecht inspelen
In de loop van de 20e eeuw zijn beperkingen opgelegd aan ht individuele
eigendomsrecht
o Zowel vanuit het privaatR als uit het publiekR
Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke beperkingen
Sommige beperkingen zijn opgelegd door het publiekrecht
o Lasten die private eigendom bezwaren in het licht van het algemeen
belang
= erfdienstbaarheden van openbaar nut
Andere beperkingen hebben tot doel privaatrechtelijke belangen vn 3 e te
beschermen
o Omdat die 33e de directe invloed vd uitoefening vh eigendomsrecht
ondergaan
Art 3.50 BW
o Rechten van 3e kunnen de volheid van bevoegdheden van de
eigenaar beperken
o De eigenaar is bij de uitoefening van zijn rechten onderworpen aan
een verscherpt aansprakelijkheidsregime
Om die 3e te beschermen
o Zowel de foutaansprakelijkheid (rechtsmisbruik)
o Als de foutloze aansprakelijkheid (burenhinder)
i) De toenemende rol van het rechtsmisbruik in het eigendomsrecht
Algemeen
De leer vh rechtsmisbruik heeft zich binnen het goederenrecht ontwikkeld
en is nadien ook getransponeerd op PR
Rechtsmisbruik art 1.10 BW
o Indien een eigenaar zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de
grenzen te buiten gaat vd normale uitoefening van dat recht door
een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden
geplaatst, maakt hij misbruik van zijn recht
Dit benadrukt de sociale functie vh eigendomsrecht
Men wendt het eigendomsrecht af van het belang waarom de
wetgever het individuele eigendomsrecht heeft willen
beschermen
Een buurman die het slachtoffer wordt van een schadelijk uitoefening vh
eigendomsr. van zijn nabuur, zal eerst argumenteren dat buurman
Rmisbruik heeft gepleegd
o Slechts subsidiair zal hij zich beroepen op de leer vd burenhinder
Criteria
Onder welke omstandigheden maakt een eigenaar misbruik van zijn recht?
3 criteria (zie apart blad)
4