PATHOFYSIOLOGIE HF1P2
BIOLOGIE ZELFSTUDIE 3 CIRCULATIE
WEEK 3: BLOED EN CIRCULATIE (BLOEDSOMLOOP)
BLOEDPLASMA (55%)
- Water
- Eiwitten (fibrinogeen, albumine)
- Zouten (Na+ en Ka+)
- Voedingsstoffen
- Hormonen
- O₂ en CO₂
- ‘Passagiere stoffen
(aminozuren, triglyceriden,
antistoffen, medicijnen)
,Evi Aldenzee Voeding & Diëtetiek; Pathofysiologie
FUNCTIES VAN BLOED
• Transport
o O₂ en CO₂
o Voedingsstoffen
o Hormonen
o Eiwitten
o Afvalstoffen
• Handhaven van een constant inwendig milieu (druk in de bloedvaten, zuurtegraad (pH).
• Bescherming
o Tegen lichaamsvreemde stoffen, bloedstelping.
BESTANDDELEN VAN BLOED
• Plasma met daarin eiwitten (fibrinogeen, albumine etc.).
• Bloedcellen
EIWITTEN
- Albumine = transporteiwit (calcium, medicatie etc)
+ ‘colloid-osmotische druk’.
Albumine zorgt onder andere voor het vasthouden
van H₂O in de bloedvaten.
- Globuline = transporteiwit van hormonen
(bijvoorbeeld de schildklier).
- Fibrinogeen = stollingsfactor → maakt netwerk
waarin plaatjes + andere cellen gevangen worden
→ stolsel. Bloedplaatjes worden rondom een
rode bloedcel bij elkaar gehouden door fibrine
‘colloid-osmotische druk’
= geactiveerd fibrinogeen.
BLOEDCELLEN 45%
- Erytrocyten (rode bloedcellen).
- Leukocyten (witte bloedcellen).
- Trombocyten (bloedplaatjes).
ERYTROCYTEN (RODE
BLOEDCELLEN)
- Gemaakt in rood beenmerg onder invloed van EPO (erytropoietine).
- Leven 3-4 (120 dagen) maanden in bloed.
- Energiebron is glucose.
- Worden afgebroken in milt en lever tot bilirubine → urobilinogeen.
- Paar miljoen per mm³
,Evi Aldenzee Voeding & Diëtetiek; Pathofysiologie
- In elke rode bloedcel +/- 600 miljoen hemoglobine (=Hb)-moleculen.
- O₂ en CO₂ bindt aan Hb.
BOUW VAN EEN HEMOGLOBINE MOLECUUL
- 4 eiwitketens, 2x 2 dezelfde.
- Elke eenheid bevat een ‘haem’-molecuul.
- Hier in 1 ijzer (Fe-)molecuul.
- Hieraan bindt een O₂ molecuul.
LEUKOCYTEN (WITTEN BLOEDCELLEN)
- Granulocyten
- Lymfocyten
- Monocyten
TROMBOCYTEN (BLOEDPLAATJES)
Kunnen plakken, samenklonteren (‘aggregatie’) en een
stolsel veroorzaken → ingewikkeld systeem van
eiwitten (factoren).
, Evi Aldenzee Voeding & Diëtetiek; Pathofysiologie
HART- EN BLOEDVATEN (‘CARDIOVASCULAIR
SYSTEEM’)
- Bloedsomloop
- Uitwisseling CO₂ en O₂
Bloedvaten
- Venen (aders), bloedstroom naar hart toe.
- Arteriën (slagaders), bloedstroom van hart af.
- capillairen (haarvaten)
Doel van de bloedsomloop
- Zorgen voor continue toevoer van O₂, voedingsstoffen,
hormonen etc. naar alle cellen in het lichaam =
arterie/slagader.
- Zorgen voor afvoer van CO₂, afvalstoffen (vb. Ureum) etc = vene/ader
- Gebeurt dit niet dan volgt weefselschade en celdood.
SLAGADER VS ADER
- Hoge druk 80-120mmHG - Lage druk 0-20mmHg
- Dikke gespierde vaatwand - Dunne vaatwand
- Inhoud slagader lager dan ader - Inhoud ader hoger dan slagader
→ geen bloedreservoirfunctie → bloedreservoirfunctie
- bloeding: bloed spuit pulserend uit - Bloedverlies: bloed vloeit, minder
het vat, groot bloedverlies in korte tijd. bloedverlies per tijdseenheid.
- Geen kleppen. - Kleppen
CAPILLAIREN (HAARVATEN)
Overgang van arteriën naar
venen. Voor alle stoffen,
behalve eiwitten,
doorlaatbaar.