Leerdoel 3: De student herkent de begrippen rechtshandeling, feitelijke handeling, bloot
rechtsfeit en verbintenis in een casus.
- Rechtshandeling:
binnen de rechtsfeiten vormen de rechtshandelingen de meeste omvangrijke
categorie. Rechtshandeling is een centraal begrip in het vermogensrecht. Het is
daarom geregeld in boek 3: het algemeen gedeelte van het vermogensrecht. Het
privaatrecht kent vele soorten rechtshandelingen. De meest voorkomende vorm
van overeenkomsten: de overeenkomst tussen twee partijen. Een overeenkomst
tussen twee partijen kun je beschouwen als een tweezijdige rechtshandeling. De
twee onderdelen van deze tweezijdige rechtshandeling zijn een aanbod en een
aanvaarding. Het begrip rechtshandeling wordt gedefinieerd in artikel 3:33 BW.
- Feitelijke handeling: ook onrechtmatige daad en de rechtmatige daden zijn
rechtsfeiten. Hierbij is, anders dan bij rechtshandelingen, de wil van de betrokken
echter niet van belang. Een verbintenis op grond van onrechtmatige daad of
rechtmatige daad ontstaat niet op grond van wilsovereenstemming, maar uit de
wet. We nemen het voorbeeld uit hoofdstuk 1, waar je eerst per ongeluk en later
expres op een auto inreed, waardoor de auto een flinke kras opliep. In beide
gevallen ontstond voor jou op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)
een verbintenis om de automobilist de schade te vergoeden. Volgens de wet is
het hier de feitelijke handeling van het inrijden op de auto (en het veroorzaken van
de kras) die de verbintenis deed ontstaan. In het eerste geval (per ongeluk) wilde
je namelijk in ieder gebal niet dat er een verbintenis tot schadevergoeding zou
ontstaan. In het tweede geval wilde je misschien wel op de auto inrijden (je deed
het immers opzettelijk), maar wilde je waarschijnlijk niet dat de verbintenis tot
schadevergoeding zou ontstaan. Belangrijker is dat het artikel 6:162 BW niet
interesseert wat je wel of niet wilde. De verbintenis tot schadevergoeding
ontstond los van jou wil. Een feitelijke handeling is dus een rechtsfeit, omdat er
een rechtsgevolg aan verbonden is. Er is echter, in tegenstelling tot bij een
rechtshandeling, geen op rechtsgevolg gerichte wil voor nodig.
- Blote rechtsfeiten:
Er zijn hiernaast ook nog feiten waar het recht een rechtsgevolg aan verbindt,
waarbij er niet echt sprake is van een handeling. Wanneer een kind (een natuurlijk
persoon) geboren wordt, krijgen zijn ouders van rechtswege het ouderlijk gezag.
Het geboren worden, of de bevalling, is geen bewuste handeling, terwijl er wel
een rechtsgevolg aan verbonden is. Door de geboorte krijgt het kind zelf onder
andere recht op een naam en wordt het erfgenaam van zijn ouders. Wanneer
iemand achttien jaar wordt, wordt hij meerderjarig en daarmee volledig
handelingsbekwaam. Buiten het privaatrecht krijgt hij bovendien nog stemrecht.
Ook aan het bereiken van de tegenwoordig: veranderde pensioengerechtigde
leeftijd is op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) een rechtsgevolg
, verbonden: recht op een AOW-uitkering. Binnen het privaatrecht zijn aan het
overlijden van een natuurlijk persoon ook rechtsgevolgen verbonden (erfgenamen
krijgen recht op de erfenis). In al deze gevallen (geboorte, bereiken van een
bepaalde leeftijd, overlijden) is er geen sprake van een daadwerkelijke handeling:
het gebeurt gewoon. Omdat het recht hieraan wel rechtsgevolgen verbindt, zijn
het wel rechtsfeiten. We spreken dan van blote rechtsfeiten.
- Verbintenis:
Een verbintenis kun je omschrijven als: iets wat je volgens het recht verplicht
bent om te doen of te laten. Deze verplichting tot een doen of laten noemen we
een prestatie. We spreken alleen van verbintenissen als het gaat om een
verplichting tot prestatie als ‘geld waard zijn’. de vaste uitdrukking hiervoor is dat
de prestatie op geld waardeerbaar moet zijn. bij een verbintenis zijn altijd
minimaal twee partijen betrokken. De ene partij heeft recht op iets, waartoe de
andere partij verplicht is. Verbintenissen moeten worden nagekomen. Dat wil
zeggen dat je volgens het recht niet vrij bent om te bepalen of je wel of niet aan je
verbintenis zult voldoen. Kom je de verbintenis niet na, dan ben je aansprakelijk
voor de gevolgen. Een verbintenis is een juridische relatie tussen twee (of meer)
partijen, waarbij de ene partij verplicht is tot een op geld waardeerbare prestatie
waarop de andere partij recht heeft. Verbintenissen kunnen op twee manier
ontstaan: uit de wet of uit overeenkomst.
Leerdoel 4: De student past de rechtsregels omtrent verbintenissen uit de wet toe
in een casus.
- Verbintenis: Dagelijks ontstaan in het maatschappelijk verkeer miljoenen
verbintenissen uit overeenkomst. Je sluit zelf koopovereenkomsten als je een
drankje, een nieuwe trui of wat dan ook koopt. Als je een bijbaantje neemt, sluit je
een arbeidsovereenkomst. Uit deze overeenkomsten vloeien rechten en
verplichtingen voort: verbintenissen. Als je bedenkt hoeveel overeenkomsten je
zelf in je leven al hebt gesloten, zul je je eenvoudig kunnen voorstellen dat
verbintenissen uit overeenkomst zeer veel voorkomen. een overeenkomst is
eigenlijk niets anders dan een afspraak tussen twee partijen. Een overeenkomst
komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding. Uit het aanbod en de
aanvaarding moet blijken dat de wil van de twee partijen overeenstemt. Er moet
sprake zijn van wilsovereenstemming. Bij verbintenissen die uit de wet ontstaan
is, zoals we hierna nog zullen zien, de wil van partijen niet van belang.
Voorbeeld: we nemen als voorbeeld de overeenkomst waarin je geld leent van een bank.
Nadat deze overeenkomst tot geldleen, door een aanbod en een aanvaarding, tot stand
, is gekomen, ben je verplicht het geleende geld aan de bank terug te betalen, inclusief de
overeengekomen rente. Gebruikelijk is dat je dit in termijnen doet. Dit zal onderdeel van
de overeenkomst zijn. De bank heeft hiertegenover het recht op terugbetaling.
Verbintenis 1
bank jij
plicht om leenbedrag recht op leenbedrag
ter beschikking te stellen
Verbintenis 2
jij Bank
plicht om geldsom terug te recht op terugbetaling bedrag
betalen in termijnen inclusief rent in termijnen inclusief rente
Je bent in dit geval verplicht om iets te doen, of liever: door de overeenkomst ontstaat
voor jou een verbintenis om een geldsom terug te betalen. Bij het sluiten van de
overeenkomst ontstond echter nog een verbintenis. Voor de bank ontstond, direct nadat
jullie de overeenkomst sloten, de verplichting om het geld aan jou te lenen. Jij had op
grond hiervan recht op het te lenen bedrag. Bij de meeste overeenkomsten ontstaat zo
twee verbintenissen. Als een verbintenis wordt nagekomen, houdt zij op te bestaan. We
noemen dit het tenietgaan van een verbintenis. In het voorbeeld betekent dit dat
verbintenis 1 tenietgaat nadat de bank jou het volledig leenbedrag ter beschikking heeft
gesteld, en dat verbintenis 2 tenietgaat nadat je de laatste termijn van de lening hebt
voldaan.
Voorbeeld:
Wanneer je een overeenkomst sluit voor een nieuwe mobiele telefoon plus
abonnement, ontstaan zo twee verbintenissen. Voor jou ontstaat de verbintenis
maandelijks de abonnementskosten te betalen. Voor Telfort, Vodafone of welk
telefoonbedrijf je ook hebt uitgekozen ontstaan de verbintenis om jou gebruik te laten
maken van hun netwerk, per maand een bepaald aantal belminuten te laten gebruiken,
enzovoorts. Een dergelijke overeenkomst wordt doorgaans gesloten voor een bepaalde
periode, bijvoorbeeld twee jaar. Hierna kan de overeenkomst worden verlengd. Als dat
niet gebeurt en zowel jij als het telefoonbedrijf de verbintenissen volledig zijn
nagekomen, gaan de verbintenissen teniet.
In figuur 1.3 noemen we de verplichtingen van het telefoonbedrijf en van jou: de
prestaties. De prestatie is het object van de verbintenis. Jij en het telefoonbedrijf zijn
rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten. Je ziet in het schema dat de partij die
recht heeft op een prestatie de schuldeiser (of crediteur) wordt genoemd. De partij die
de prestatie moet verrichten is de schuldenaar (of debiteur). Bij de verbintenis die als
object de prestatie heeft die het telefoonbedrijf moet verrichten, ben je de schuldeiser.
rechtsfeit en verbintenis in een casus.
- Rechtshandeling:
binnen de rechtsfeiten vormen de rechtshandelingen de meeste omvangrijke
categorie. Rechtshandeling is een centraal begrip in het vermogensrecht. Het is
daarom geregeld in boek 3: het algemeen gedeelte van het vermogensrecht. Het
privaatrecht kent vele soorten rechtshandelingen. De meest voorkomende vorm
van overeenkomsten: de overeenkomst tussen twee partijen. Een overeenkomst
tussen twee partijen kun je beschouwen als een tweezijdige rechtshandeling. De
twee onderdelen van deze tweezijdige rechtshandeling zijn een aanbod en een
aanvaarding. Het begrip rechtshandeling wordt gedefinieerd in artikel 3:33 BW.
- Feitelijke handeling: ook onrechtmatige daad en de rechtmatige daden zijn
rechtsfeiten. Hierbij is, anders dan bij rechtshandelingen, de wil van de betrokken
echter niet van belang. Een verbintenis op grond van onrechtmatige daad of
rechtmatige daad ontstaat niet op grond van wilsovereenstemming, maar uit de
wet. We nemen het voorbeeld uit hoofdstuk 1, waar je eerst per ongeluk en later
expres op een auto inreed, waardoor de auto een flinke kras opliep. In beide
gevallen ontstond voor jou op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)
een verbintenis om de automobilist de schade te vergoeden. Volgens de wet is
het hier de feitelijke handeling van het inrijden op de auto (en het veroorzaken van
de kras) die de verbintenis deed ontstaan. In het eerste geval (per ongeluk) wilde
je namelijk in ieder gebal niet dat er een verbintenis tot schadevergoeding zou
ontstaan. In het tweede geval wilde je misschien wel op de auto inrijden (je deed
het immers opzettelijk), maar wilde je waarschijnlijk niet dat de verbintenis tot
schadevergoeding zou ontstaan. Belangrijker is dat het artikel 6:162 BW niet
interesseert wat je wel of niet wilde. De verbintenis tot schadevergoeding
ontstond los van jou wil. Een feitelijke handeling is dus een rechtsfeit, omdat er
een rechtsgevolg aan verbonden is. Er is echter, in tegenstelling tot bij een
rechtshandeling, geen op rechtsgevolg gerichte wil voor nodig.
- Blote rechtsfeiten:
Er zijn hiernaast ook nog feiten waar het recht een rechtsgevolg aan verbindt,
waarbij er niet echt sprake is van een handeling. Wanneer een kind (een natuurlijk
persoon) geboren wordt, krijgen zijn ouders van rechtswege het ouderlijk gezag.
Het geboren worden, of de bevalling, is geen bewuste handeling, terwijl er wel
een rechtsgevolg aan verbonden is. Door de geboorte krijgt het kind zelf onder
andere recht op een naam en wordt het erfgenaam van zijn ouders. Wanneer
iemand achttien jaar wordt, wordt hij meerderjarig en daarmee volledig
handelingsbekwaam. Buiten het privaatrecht krijgt hij bovendien nog stemrecht.
Ook aan het bereiken van de tegenwoordig: veranderde pensioengerechtigde
leeftijd is op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) een rechtsgevolg
, verbonden: recht op een AOW-uitkering. Binnen het privaatrecht zijn aan het
overlijden van een natuurlijk persoon ook rechtsgevolgen verbonden (erfgenamen
krijgen recht op de erfenis). In al deze gevallen (geboorte, bereiken van een
bepaalde leeftijd, overlijden) is er geen sprake van een daadwerkelijke handeling:
het gebeurt gewoon. Omdat het recht hieraan wel rechtsgevolgen verbindt, zijn
het wel rechtsfeiten. We spreken dan van blote rechtsfeiten.
- Verbintenis:
Een verbintenis kun je omschrijven als: iets wat je volgens het recht verplicht
bent om te doen of te laten. Deze verplichting tot een doen of laten noemen we
een prestatie. We spreken alleen van verbintenissen als het gaat om een
verplichting tot prestatie als ‘geld waard zijn’. de vaste uitdrukking hiervoor is dat
de prestatie op geld waardeerbaar moet zijn. bij een verbintenis zijn altijd
minimaal twee partijen betrokken. De ene partij heeft recht op iets, waartoe de
andere partij verplicht is. Verbintenissen moeten worden nagekomen. Dat wil
zeggen dat je volgens het recht niet vrij bent om te bepalen of je wel of niet aan je
verbintenis zult voldoen. Kom je de verbintenis niet na, dan ben je aansprakelijk
voor de gevolgen. Een verbintenis is een juridische relatie tussen twee (of meer)
partijen, waarbij de ene partij verplicht is tot een op geld waardeerbare prestatie
waarop de andere partij recht heeft. Verbintenissen kunnen op twee manier
ontstaan: uit de wet of uit overeenkomst.
Leerdoel 4: De student past de rechtsregels omtrent verbintenissen uit de wet toe
in een casus.
- Verbintenis: Dagelijks ontstaan in het maatschappelijk verkeer miljoenen
verbintenissen uit overeenkomst. Je sluit zelf koopovereenkomsten als je een
drankje, een nieuwe trui of wat dan ook koopt. Als je een bijbaantje neemt, sluit je
een arbeidsovereenkomst. Uit deze overeenkomsten vloeien rechten en
verplichtingen voort: verbintenissen. Als je bedenkt hoeveel overeenkomsten je
zelf in je leven al hebt gesloten, zul je je eenvoudig kunnen voorstellen dat
verbintenissen uit overeenkomst zeer veel voorkomen. een overeenkomst is
eigenlijk niets anders dan een afspraak tussen twee partijen. Een overeenkomst
komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding. Uit het aanbod en de
aanvaarding moet blijken dat de wil van de twee partijen overeenstemt. Er moet
sprake zijn van wilsovereenstemming. Bij verbintenissen die uit de wet ontstaan
is, zoals we hierna nog zullen zien, de wil van partijen niet van belang.
Voorbeeld: we nemen als voorbeeld de overeenkomst waarin je geld leent van een bank.
Nadat deze overeenkomst tot geldleen, door een aanbod en een aanvaarding, tot stand
, is gekomen, ben je verplicht het geleende geld aan de bank terug te betalen, inclusief de
overeengekomen rente. Gebruikelijk is dat je dit in termijnen doet. Dit zal onderdeel van
de overeenkomst zijn. De bank heeft hiertegenover het recht op terugbetaling.
Verbintenis 1
bank jij
plicht om leenbedrag recht op leenbedrag
ter beschikking te stellen
Verbintenis 2
jij Bank
plicht om geldsom terug te recht op terugbetaling bedrag
betalen in termijnen inclusief rent in termijnen inclusief rente
Je bent in dit geval verplicht om iets te doen, of liever: door de overeenkomst ontstaat
voor jou een verbintenis om een geldsom terug te betalen. Bij het sluiten van de
overeenkomst ontstond echter nog een verbintenis. Voor de bank ontstond, direct nadat
jullie de overeenkomst sloten, de verplichting om het geld aan jou te lenen. Jij had op
grond hiervan recht op het te lenen bedrag. Bij de meeste overeenkomsten ontstaat zo
twee verbintenissen. Als een verbintenis wordt nagekomen, houdt zij op te bestaan. We
noemen dit het tenietgaan van een verbintenis. In het voorbeeld betekent dit dat
verbintenis 1 tenietgaat nadat de bank jou het volledig leenbedrag ter beschikking heeft
gesteld, en dat verbintenis 2 tenietgaat nadat je de laatste termijn van de lening hebt
voldaan.
Voorbeeld:
Wanneer je een overeenkomst sluit voor een nieuwe mobiele telefoon plus
abonnement, ontstaan zo twee verbintenissen. Voor jou ontstaat de verbintenis
maandelijks de abonnementskosten te betalen. Voor Telfort, Vodafone of welk
telefoonbedrijf je ook hebt uitgekozen ontstaan de verbintenis om jou gebruik te laten
maken van hun netwerk, per maand een bepaald aantal belminuten te laten gebruiken,
enzovoorts. Een dergelijke overeenkomst wordt doorgaans gesloten voor een bepaalde
periode, bijvoorbeeld twee jaar. Hierna kan de overeenkomst worden verlengd. Als dat
niet gebeurt en zowel jij als het telefoonbedrijf de verbintenissen volledig zijn
nagekomen, gaan de verbintenissen teniet.
In figuur 1.3 noemen we de verplichtingen van het telefoonbedrijf en van jou: de
prestaties. De prestatie is het object van de verbintenis. Jij en het telefoonbedrijf zijn
rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten. Je ziet in het schema dat de partij die
recht heeft op een prestatie de schuldeiser (of crediteur) wordt genoemd. De partij die
de prestatie moet verrichten is de schuldenaar (of debiteur). Bij de verbintenis die als
object de prestatie heeft die het telefoonbedrijf moet verrichten, ben je de schuldeiser.