DSM-V criteria blok 1.6
DSM-V criteria specifieke fobie:
A. Opvallende angst over een specifieke situatie of object.
B. Het fobische object of situatie veroorzaakt bijna altijd meteen angst.
C. Het fobische object of situatie wordt actief vermeden of doorstaan met intense angst.
D. De angst is buiten proportie met de daadwerkelijke kans op gevaar door het specifieke object
of situatie en buiten proportie met de socioculturele context.
E. De angst of vermijding is hardnekkig/blijvend, duurt 6 maanden of langer.
F. De angst of vermijding veroorzaakt klinisch significante leed of belemmering in sociaal,
beroeps, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
G. De verstoring is niet beter uitgelegd door de symptomen van een andere mentale
aandoening.
DSM-V criteria sociale angststoornis:
A. Opvallende angst over één of meer sociale situaties waarin het individu blootgesteld is aan
mogelijk kritisch onderzoek van anderen.
B. De individuen zijn bang dat hij of zij zich zal gedragen op een manier of angstsymptomen laat
zien die negatief beoordeeld zullen worden.
C. De sociale situaties veroorzaken bijna altijd angst.
D. De sociale situaties worden vermeden of doorstaan met intense angst.
E. De angst is buiten proportie met de daadwerkelijke dreiging van de sociale situatie en de
socioculturele context.
F. De angst of vermijding is hardnekkig/blijvend, duurt 6 maanden of langer.
G. De angst of vermijding veroorzaakt klinisch significant leed of belemmering in sociaal,
beroeps, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
H. De angst of vermijding is niet toe te schrijven aan fysiologische effecten van een middel of
andere medische conditie.
I. De angst of vermijding is niet beter uitgelegd door de symptomen van een andere mentale
aandoening.
J. Als een andere medische conditie aanwezig is dan is de angst of vermijding duidelijk
ongerelateerd of buitensporig.
DSM-V criteria agorafobie:
A. Opvallende angst over twee (of meer) van de volgende vijf situaties:
1. Gebruik maken van openbaar vervoer.
2. In open plekken zijn (parkeerplaatsen, bruggen, marktplaatsen).
3. In gesloten plekken zijn (winkels, theaters, bioscopen).
4. In een rij of menigte (crowd) staan.
5. Buiten het huis zijn, alleen.
B. Het individu vreest of vermijdt deze situaties door gedachtes dat ontsnappen misschien
moeilijk is of dat hulp niet aanwezig is als het individu paniekachtige symptomen of andere
onbekwaam-makende of beschamende symptomen ontwikkelt.
C. De agorafobische situaties veroorzaken bijna altijd angst.
D. De agorafobische situaties worden actief vermeden, vereisen de aanwezigheid van een
metgezel, of worden doorstaan met intense angst.
E. De angst is buiten proportie met het daadwerkelijk gevaar van de agorafobische situaties en
met de socioculturele context.
F. De angst of vermijding is hardnekkig/blijvend, duurt 6 maanden of langer.
G. De angst of vermijding veroorzaakt klinisch significant leed of belemmering in sociaal,
beroeps, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
H. Als een andere medische aandoening aanwezig is, dan is de angst duidelijk buitensporig.
I. De angst of vermijding is niet beter uitgelegd door de symptomen van een andere mentale
aandoening
1
DSM-V criteria specifieke fobie:
A. Opvallende angst over een specifieke situatie of object.
B. Het fobische object of situatie veroorzaakt bijna altijd meteen angst.
C. Het fobische object of situatie wordt actief vermeden of doorstaan met intense angst.
D. De angst is buiten proportie met de daadwerkelijke kans op gevaar door het specifieke object
of situatie en buiten proportie met de socioculturele context.
E. De angst of vermijding is hardnekkig/blijvend, duurt 6 maanden of langer.
F. De angst of vermijding veroorzaakt klinisch significante leed of belemmering in sociaal,
beroeps, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
G. De verstoring is niet beter uitgelegd door de symptomen van een andere mentale
aandoening.
DSM-V criteria sociale angststoornis:
A. Opvallende angst over één of meer sociale situaties waarin het individu blootgesteld is aan
mogelijk kritisch onderzoek van anderen.
B. De individuen zijn bang dat hij of zij zich zal gedragen op een manier of angstsymptomen laat
zien die negatief beoordeeld zullen worden.
C. De sociale situaties veroorzaken bijna altijd angst.
D. De sociale situaties worden vermeden of doorstaan met intense angst.
E. De angst is buiten proportie met de daadwerkelijke dreiging van de sociale situatie en de
socioculturele context.
F. De angst of vermijding is hardnekkig/blijvend, duurt 6 maanden of langer.
G. De angst of vermijding veroorzaakt klinisch significant leed of belemmering in sociaal,
beroeps, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
H. De angst of vermijding is niet toe te schrijven aan fysiologische effecten van een middel of
andere medische conditie.
I. De angst of vermijding is niet beter uitgelegd door de symptomen van een andere mentale
aandoening.
J. Als een andere medische conditie aanwezig is dan is de angst of vermijding duidelijk
ongerelateerd of buitensporig.
DSM-V criteria agorafobie:
A. Opvallende angst over twee (of meer) van de volgende vijf situaties:
1. Gebruik maken van openbaar vervoer.
2. In open plekken zijn (parkeerplaatsen, bruggen, marktplaatsen).
3. In gesloten plekken zijn (winkels, theaters, bioscopen).
4. In een rij of menigte (crowd) staan.
5. Buiten het huis zijn, alleen.
B. Het individu vreest of vermijdt deze situaties door gedachtes dat ontsnappen misschien
moeilijk is of dat hulp niet aanwezig is als het individu paniekachtige symptomen of andere
onbekwaam-makende of beschamende symptomen ontwikkelt.
C. De agorafobische situaties veroorzaken bijna altijd angst.
D. De agorafobische situaties worden actief vermeden, vereisen de aanwezigheid van een
metgezel, of worden doorstaan met intense angst.
E. De angst is buiten proportie met het daadwerkelijk gevaar van de agorafobische situaties en
met de socioculturele context.
F. De angst of vermijding is hardnekkig/blijvend, duurt 6 maanden of langer.
G. De angst of vermijding veroorzaakt klinisch significant leed of belemmering in sociaal,
beroeps, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
H. Als een andere medische aandoening aanwezig is, dan is de angst duidelijk buitensporig.
I. De angst of vermijding is niet beter uitgelegd door de symptomen van een andere mentale
aandoening
1