Begrippenlijst toets A2.4
Begrippenlijst toets periode 8 leerjaar 2
Ademhalingsstelsel
Volgorde van alle onderdelen ademhalingsstelsel : neusholte of mondholte,
keelholte, strottenhoofd (larynx), luchtpijp (trachea) vertakt zich in 2 (hoofd)
bronchie (bronchus= luchtpijptak) vertakt zich steeds verder tot kleinere broncie.
De kleinste vertakkingen worden bronchiolen genoemd en eindigen in
longtrechtertjes met blaasvormige uitstulpingen, de longblaasjes of alveoli. Deze zijn
door een netwerk van haarvaten omgeven.
Bouw en fysiologie slikbeweging : het ademcentrum word krachtig geremd tijdens het
slikken, waardoor de ademhaling ophoudt op het moment dat de spijsbrok de ingang
van de luchtpijp passeert zo word voordomen dat de spijsbrok in de luchtpijp komt.
Bouw en fysiologie larynx (strottenhoofd), in de hals aan de voorzijde van slokdarm,
verbinding tussen keelholte en luchtpijp. Zorgt ervoor dat er geen voedsel of vloeistof
tussen de longen inkomen. Sluit de luchtpijp af. Bevinden de stembanden :
farynx (keelholte), gelegen achter de neusholte en mondholte, met naar beneden 2
openingen. De slokdarm en naar het strottenhoofd. De keel staat in verbinding met
de middenoorruimte via de beide buizen van Eustachius. Belangrijkste functie van
deze buizen is het beluchten van het middenoor.
trachea (luchtpijp), in de hals en in de middenruimte van de borstkas (thorax) aan de
voorzijde van de slokdarm en splitst zich in de LI- en RE luchtpijptak onder
verschillende hoeken: RE luchtpijptak loopt meer rechtdoor dan de LI luchtpijptak en
maar zo een groter hoek met de luchtpijp. De afsplitsing LI- RE luchtpijptak wordt
bifurcatie genoemd.
Fysiologie in- en uitademing: passief (uitademing) de druk in de longblaasjes neemt
toe en de lucht wordt naar buiten geduwd :
actief proces gebeurd in bijzondere omstandigheden, in dit geval worden de hulp
uitademingsspieren gebruikt. Dit zijn de inwendige tussenribspieren en de
buikwandspieren. Tijdens actieve uitademing wordt de druk in de borst- en buikholte
extra vergroot. Daardoor stijgt ook de druk in de grote aderen.
Ademhalingsspieren Door samentrekken en ontspannen van de drie betrokken
spiergroepen wordt het volume van de borstholte afwisselend vergroot en verkleind.
Je ademt in en uit. Bij het in- en uitademen zijn de tussenribspieren, de buikspieren
en de spieren van het middenrif betrokken.
Hulpademhalingsspieren de spieren tussen borstkas en schouder. Boven het
sleutelbeen is dan een diepe groef zichtbaar
Ademhalingscentrum Regulatie van de ademhaling gebeurd hier. Het bevind zich in
het verlengede merg en een deel van de hersenstam. Het zorgt onder andere voor
dat de hoeveelheid CO2 in het bloed niet te hoog word. Op een dalende
zuurstofspanning reageert het ademcentrum door de ademhaling te versnellen.
Verandering van zuurgraad is voor het ademcentrum een sterke prikkel om de
ademhaling gaan te passen.
Begrippenlijst toets periode 8 leerjaar 2
Ademhalingsstelsel
Volgorde van alle onderdelen ademhalingsstelsel : neusholte of mondholte,
keelholte, strottenhoofd (larynx), luchtpijp (trachea) vertakt zich in 2 (hoofd)
bronchie (bronchus= luchtpijptak) vertakt zich steeds verder tot kleinere broncie.
De kleinste vertakkingen worden bronchiolen genoemd en eindigen in
longtrechtertjes met blaasvormige uitstulpingen, de longblaasjes of alveoli. Deze zijn
door een netwerk van haarvaten omgeven.
Bouw en fysiologie slikbeweging : het ademcentrum word krachtig geremd tijdens het
slikken, waardoor de ademhaling ophoudt op het moment dat de spijsbrok de ingang
van de luchtpijp passeert zo word voordomen dat de spijsbrok in de luchtpijp komt.
Bouw en fysiologie larynx (strottenhoofd), in de hals aan de voorzijde van slokdarm,
verbinding tussen keelholte en luchtpijp. Zorgt ervoor dat er geen voedsel of vloeistof
tussen de longen inkomen. Sluit de luchtpijp af. Bevinden de stembanden :
farynx (keelholte), gelegen achter de neusholte en mondholte, met naar beneden 2
openingen. De slokdarm en naar het strottenhoofd. De keel staat in verbinding met
de middenoorruimte via de beide buizen van Eustachius. Belangrijkste functie van
deze buizen is het beluchten van het middenoor.
trachea (luchtpijp), in de hals en in de middenruimte van de borstkas (thorax) aan de
voorzijde van de slokdarm en splitst zich in de LI- en RE luchtpijptak onder
verschillende hoeken: RE luchtpijptak loopt meer rechtdoor dan de LI luchtpijptak en
maar zo een groter hoek met de luchtpijp. De afsplitsing LI- RE luchtpijptak wordt
bifurcatie genoemd.
Fysiologie in- en uitademing: passief (uitademing) de druk in de longblaasjes neemt
toe en de lucht wordt naar buiten geduwd :
actief proces gebeurd in bijzondere omstandigheden, in dit geval worden de hulp
uitademingsspieren gebruikt. Dit zijn de inwendige tussenribspieren en de
buikwandspieren. Tijdens actieve uitademing wordt de druk in de borst- en buikholte
extra vergroot. Daardoor stijgt ook de druk in de grote aderen.
Ademhalingsspieren Door samentrekken en ontspannen van de drie betrokken
spiergroepen wordt het volume van de borstholte afwisselend vergroot en verkleind.
Je ademt in en uit. Bij het in- en uitademen zijn de tussenribspieren, de buikspieren
en de spieren van het middenrif betrokken.
Hulpademhalingsspieren de spieren tussen borstkas en schouder. Boven het
sleutelbeen is dan een diepe groef zichtbaar
Ademhalingscentrum Regulatie van de ademhaling gebeurd hier. Het bevind zich in
het verlengede merg en een deel van de hersenstam. Het zorgt onder andere voor
dat de hoeveelheid CO2 in het bloed niet te hoog word. Op een dalende
zuurstofspanning reageert het ademcentrum door de ademhaling te versnellen.
Verandering van zuurgraad is voor het ademcentrum een sterke prikkel om de
ademhaling gaan te passen.
