Staats- en bestuursrecht in de
praktijk
Les 1 2
Staatsrecht 2
Les 2 4
Decentralisatie 4
Les 3 6
Actoren en besluitbegrip 6
Les 4 8
Bestuurlijke voorprocedure 8
Les 5 9
Internationaal recht 9
Les 6 11
Europees recht 11
, Les 1
Staatsrecht
De regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag bekleedden organen en
de grenzen van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht noemen. Het staatsrecht
is van gemeenschap tot gemeenschap, van staat tot staat verschillend.
Het recht om als kiezer mee te doen aan de verkiezingen wordt actief kiesrecht genoemd. Het
recht om als volksvertegenwoordiger gekozen te worden noemt men het passief kiesrecht.
De organen van de staat (centrale overheid) zijn:
1. Staatshoofd
Koning/Koningin, Maakt deel uit van de regering en ondertekent wetten. Het staatshoofd is in
ons land onschendbaar wat wil zeggen dat de ministers politiek verantwoordelijk zijn voor de
daden of uitspraken van het staatshoofd.
2. Regering
Wordt gevormd door de koning en de ministers (en staatssecretaris). De regering wordt ook
wel de kroon genoemd. De regering heeft ook een zelfstandige regelgevende bevoegdheid: het
nemen van een Koninklijk Besluit in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur
(AMvB). Met een AMvB kan, of moet, de regering buiten de volksvertegenwoordiging om
snel regels stellen.
3. Ministers
Alle ministers samen vormen de ministerraad. Elke minister geeft leiding aan een per
Koninklijk Besluit ingesteld ministerie. De kamer kan de minister ter verantwoording roepen
als de Kamer meent dat er iets mis is met dat beleid. De minister-president is de voorzitter van
de ministerraad. De minister-president heeft elke week contact met het staatshoofd en heeft
een rol binnen de Europese Unie. Daarnaast draagt de minister-president de
verantwoordelijkheid voor het ministerie van Algemene Zaken
4. Staatssecretarissen
Is de plaatsvervanger van de minister. Is politiek verantwoordelijk voor dat deel van het
beleid waarvoor hij is benoemd. Blijft ondergeschikt aan minister.
5. Staten-Generaal
Ook wel Parlement of volksvertegenwoordiging genoemd. Vertegenwoordigen het gehele
Nederlandse volk. Bestaat uit de Eerste (75 leden/zetels) en Tweede kamer (150 leden/zetels)
Regering en Staten-Generaal samen maken wetten in formele zin. Naast een wetgevende taak
hebben de 2 kamers ook een controlerende taak. Zij controleren het beleid van de regering. De
leden van de Eerste en Tweede Kamer worden beide voor 4 jaar gekozen.
Alle Kamerleden van dezelfde politieke partij vormen samen een fractie. Iedere fractie kiest
na de verkiezingen een fractievoorzitter. Deze persoon leidt de fractievergaderingen en
vertegenwoordigt zijn fractie in en buiten de Kamer.
Samen met de regering vormen de Kamers de hoogste wetgever, de belangrijkste wetten
worden gemaakt door beide Kamers en regering samen.
praktijk
Les 1 2
Staatsrecht 2
Les 2 4
Decentralisatie 4
Les 3 6
Actoren en besluitbegrip 6
Les 4 8
Bestuurlijke voorprocedure 8
Les 5 9
Internationaal recht 9
Les 6 11
Europees recht 11
, Les 1
Staatsrecht
De regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag bekleedden organen en
de grenzen van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht noemen. Het staatsrecht
is van gemeenschap tot gemeenschap, van staat tot staat verschillend.
Het recht om als kiezer mee te doen aan de verkiezingen wordt actief kiesrecht genoemd. Het
recht om als volksvertegenwoordiger gekozen te worden noemt men het passief kiesrecht.
De organen van de staat (centrale overheid) zijn:
1. Staatshoofd
Koning/Koningin, Maakt deel uit van de regering en ondertekent wetten. Het staatshoofd is in
ons land onschendbaar wat wil zeggen dat de ministers politiek verantwoordelijk zijn voor de
daden of uitspraken van het staatshoofd.
2. Regering
Wordt gevormd door de koning en de ministers (en staatssecretaris). De regering wordt ook
wel de kroon genoemd. De regering heeft ook een zelfstandige regelgevende bevoegdheid: het
nemen van een Koninklijk Besluit in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur
(AMvB). Met een AMvB kan, of moet, de regering buiten de volksvertegenwoordiging om
snel regels stellen.
3. Ministers
Alle ministers samen vormen de ministerraad. Elke minister geeft leiding aan een per
Koninklijk Besluit ingesteld ministerie. De kamer kan de minister ter verantwoording roepen
als de Kamer meent dat er iets mis is met dat beleid. De minister-president is de voorzitter van
de ministerraad. De minister-president heeft elke week contact met het staatshoofd en heeft
een rol binnen de Europese Unie. Daarnaast draagt de minister-president de
verantwoordelijkheid voor het ministerie van Algemene Zaken
4. Staatssecretarissen
Is de plaatsvervanger van de minister. Is politiek verantwoordelijk voor dat deel van het
beleid waarvoor hij is benoemd. Blijft ondergeschikt aan minister.
5. Staten-Generaal
Ook wel Parlement of volksvertegenwoordiging genoemd. Vertegenwoordigen het gehele
Nederlandse volk. Bestaat uit de Eerste (75 leden/zetels) en Tweede kamer (150 leden/zetels)
Regering en Staten-Generaal samen maken wetten in formele zin. Naast een wetgevende taak
hebben de 2 kamers ook een controlerende taak. Zij controleren het beleid van de regering. De
leden van de Eerste en Tweede Kamer worden beide voor 4 jaar gekozen.
Alle Kamerleden van dezelfde politieke partij vormen samen een fractie. Iedere fractie kiest
na de verkiezingen een fractievoorzitter. Deze persoon leidt de fractievergaderingen en
vertegenwoordigt zijn fractie in en buiten de Kamer.
Samen met de regering vormen de Kamers de hoogste wetgever, de belangrijkste wetten
worden gemaakt door beide Kamers en regering samen.