Leerdoel 1: de student kan 4 doelen van het Nederlandse strafrecht opnoemen en
uitleggen wat deze doelen inhouden
1. Vergelding: ‘terugbetaling’ door leedtoevoeging
2. Preventieve werking
- Speciale preventie
- Generale preventie
3. Resocialisatie
4. Voorkomen van eigenrichting
Vergelding: het kwaad dat de dader van een strafbaar feit veroorzaakt bij het slachtoffer
of aan de maatschappij als geheel, wordt door het opleggen van straf in de eerste plaats
vergolden door leedtoevoeging dit vergelding aspect kan zorgen voor een morele
genoegdoening: de dader heeft kwaad afgeroepen over de samenleving en daarom roept
de samenleving kwaad af over hem. De boete die iemand opgelegd heeft gekregen,
maakt het voor hem voelbaar dat hij een strafrechtelijke norm heeft overschreden.
Preventieve werking: wordt minder intuïtief aangevoeld. Deze gaat uit van een
eenvoudig principe: mensen willen geen straf krijgen, dus zullen zij gedrag dat mogelijk
tot straf leidt, zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Het opleggen van straf zou er zo
toe moeten leiden dat minder mensen strafbare feiten plegen.
- Speciale preventie: is dat een dader die in aanraking is gekomen met de
gevolgen van het overschrijden van een strafrechtelijke norm, de volgende
keer wel twee keer zal nadenken, voordat hij nog eens iets dergelijks doet.
Speciale preventie moet dus voorkomen of ontmoedigen, dat de gestrafte
wederom in de fout gaat. Het opleggen van voorwaardelijke straffen-deze
worden niet ten uitvoering gelegd op voorwaarde dat de veroordeelde zich
gedurende de proeftijd niet opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt-
leunt zwaar op dit principe. ( zie 13.6.5. er kunnen ook nog andere
voorwaarden worden gesteld)
- Generale preventie: heeft als uitgangspunt dat ook anderen dan de gestrafte
lering trekken uit het feit dat er voor het plegen van een strafbaar feit straf
opgelegd kan worden. De gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiële
wetsovertreders afschrikt.
Resocialisatie: Resocialisatie in de context van rechtsgeleerdheid verwijst naar het
proces waarbij individuen die in conflict zijn gekomen met de wet, bijvoorbeeld vanwege
crimineel gedrag, weer worden geïntegreerd in de samenleving. Het doel van
resocialisatie is om deze individuen te begeleiden en te ondersteunen, zodat zij in de
toekomst een productief en wettig leven kunnen leiden.
,In de rechtsgeleerdheid wordt resocialisatie vaak besproken in relatie tot strafrecht,
penitentiaire systemen en de rol van de rechtspraak. Het benadrukt het belang van
rehabilitatie in plaats van louter straf, met de bedoeling recidive te verminderen en de
sociale cohesie te bevorderen. Hierbij spelen verschillende elementen een rol, zoals
onderwijs, therapie, sociale vaardigheden training en arbeidstoeleiding.
Resocialisatie kan ook bredere implicaties hebben voor het rechtssysteem en de manier
waarop samenlevingen omgaan met delinquentie, waarbij de focus verschuift van
straffen naar het creëren van kansen voor persoonlijke ontwikkeling en
maatschappelijke herintegratie.
Voorkomen van eigenrichting: voorbeelden van eigenrichting zijn dat een man een
inbreker mishandelde en toen in de cel eindigden. Of een ander voorbeeld is woedende
menigten hakt penis verkrachter eraf. Politiebond slaat alarm: burgers doen gewoon wat
ze zelf willen. Dus met andere worden voorkomen van dit soort acties.
, Leerdoel 2: De student kan de 8 vragen van het rechterlijke beslissingsmodel van art.
348 en 350 Sv en de bijbehorende uitspraken van de rechter met behulp van de wet
opsommen.
Het rechterlijke beslissingsmodel:
1. Het rechterlijke beslissingsmodel = het rijtje met 8 vragen in de artt. 348 en 350
Sv
2. De volgorde van de 8 vragen (voor- en hoofdvragen) staat vast
3. Uitgangspunt voor alle partijen: OM, advocaat en rechter
4. Uitspraken staan in de artikelen 349, 351 en 352 Sv
Voorvragen artikelen 348 en 349 sv
1. Is de dagvaarding geldig?
Uitspraak rechter: Nietigheid van de dagvaarding
1. Is de rechter bevoegd?
Uitspraak rechter: Onbevoegdheid van de rechter
3. Is de OvJ ontvankelijk?
Uitspraak rechter: Niet-ontvankelijkheid van de OvJ
4. Is er reden tot schorsing der vervolging?
Uitspraak rechter: Schorsing van de vervolging
Hoofdvragen, artikelen 350, 351 en 352 sv
5. Kan de tenlastelegging bewezen worden?
Nee → Vrijspraak
6. Levert het bewezen verklaarde een strafbaar feit op?
Nee → OVAR wegens niet strafbaarheid van het feit
7. Is de dader strafbaar?
Nee → OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader
8. Welke straf of maatregel moet er worden opgelegd?
Veroordeling, art. 351 Sv
uitleggen wat deze doelen inhouden
1. Vergelding: ‘terugbetaling’ door leedtoevoeging
2. Preventieve werking
- Speciale preventie
- Generale preventie
3. Resocialisatie
4. Voorkomen van eigenrichting
Vergelding: het kwaad dat de dader van een strafbaar feit veroorzaakt bij het slachtoffer
of aan de maatschappij als geheel, wordt door het opleggen van straf in de eerste plaats
vergolden door leedtoevoeging dit vergelding aspect kan zorgen voor een morele
genoegdoening: de dader heeft kwaad afgeroepen over de samenleving en daarom roept
de samenleving kwaad af over hem. De boete die iemand opgelegd heeft gekregen,
maakt het voor hem voelbaar dat hij een strafrechtelijke norm heeft overschreden.
Preventieve werking: wordt minder intuïtief aangevoeld. Deze gaat uit van een
eenvoudig principe: mensen willen geen straf krijgen, dus zullen zij gedrag dat mogelijk
tot straf leidt, zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Het opleggen van straf zou er zo
toe moeten leiden dat minder mensen strafbare feiten plegen.
- Speciale preventie: is dat een dader die in aanraking is gekomen met de
gevolgen van het overschrijden van een strafrechtelijke norm, de volgende
keer wel twee keer zal nadenken, voordat hij nog eens iets dergelijks doet.
Speciale preventie moet dus voorkomen of ontmoedigen, dat de gestrafte
wederom in de fout gaat. Het opleggen van voorwaardelijke straffen-deze
worden niet ten uitvoering gelegd op voorwaarde dat de veroordeelde zich
gedurende de proeftijd niet opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt-
leunt zwaar op dit principe. ( zie 13.6.5. er kunnen ook nog andere
voorwaarden worden gesteld)
- Generale preventie: heeft als uitgangspunt dat ook anderen dan de gestrafte
lering trekken uit het feit dat er voor het plegen van een strafbaar feit straf
opgelegd kan worden. De gestrafte moet een voorbeeld zijn dat potentiële
wetsovertreders afschrikt.
Resocialisatie: Resocialisatie in de context van rechtsgeleerdheid verwijst naar het
proces waarbij individuen die in conflict zijn gekomen met de wet, bijvoorbeeld vanwege
crimineel gedrag, weer worden geïntegreerd in de samenleving. Het doel van
resocialisatie is om deze individuen te begeleiden en te ondersteunen, zodat zij in de
toekomst een productief en wettig leven kunnen leiden.
,In de rechtsgeleerdheid wordt resocialisatie vaak besproken in relatie tot strafrecht,
penitentiaire systemen en de rol van de rechtspraak. Het benadrukt het belang van
rehabilitatie in plaats van louter straf, met de bedoeling recidive te verminderen en de
sociale cohesie te bevorderen. Hierbij spelen verschillende elementen een rol, zoals
onderwijs, therapie, sociale vaardigheden training en arbeidstoeleiding.
Resocialisatie kan ook bredere implicaties hebben voor het rechtssysteem en de manier
waarop samenlevingen omgaan met delinquentie, waarbij de focus verschuift van
straffen naar het creëren van kansen voor persoonlijke ontwikkeling en
maatschappelijke herintegratie.
Voorkomen van eigenrichting: voorbeelden van eigenrichting zijn dat een man een
inbreker mishandelde en toen in de cel eindigden. Of een ander voorbeeld is woedende
menigten hakt penis verkrachter eraf. Politiebond slaat alarm: burgers doen gewoon wat
ze zelf willen. Dus met andere worden voorkomen van dit soort acties.
, Leerdoel 2: De student kan de 8 vragen van het rechterlijke beslissingsmodel van art.
348 en 350 Sv en de bijbehorende uitspraken van de rechter met behulp van de wet
opsommen.
Het rechterlijke beslissingsmodel:
1. Het rechterlijke beslissingsmodel = het rijtje met 8 vragen in de artt. 348 en 350
Sv
2. De volgorde van de 8 vragen (voor- en hoofdvragen) staat vast
3. Uitgangspunt voor alle partijen: OM, advocaat en rechter
4. Uitspraken staan in de artikelen 349, 351 en 352 Sv
Voorvragen artikelen 348 en 349 sv
1. Is de dagvaarding geldig?
Uitspraak rechter: Nietigheid van de dagvaarding
1. Is de rechter bevoegd?
Uitspraak rechter: Onbevoegdheid van de rechter
3. Is de OvJ ontvankelijk?
Uitspraak rechter: Niet-ontvankelijkheid van de OvJ
4. Is er reden tot schorsing der vervolging?
Uitspraak rechter: Schorsing van de vervolging
Hoofdvragen, artikelen 350, 351 en 352 sv
5. Kan de tenlastelegging bewezen worden?
Nee → Vrijspraak
6. Levert het bewezen verklaarde een strafbaar feit op?
Nee → OVAR wegens niet strafbaarheid van het feit
7. Is de dader strafbaar?
Nee → OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader
8. Welke straf of maatregel moet er worden opgelegd?
Veroordeling, art. 351 Sv