Communicatie = centraal in maatschappij (onderwijs, gezondheid, cultuur,
handel, …)
Impact van massamedia we denken gigantische invloed, maar eigenlijk
niet (en omgekeerd)
- Dingen halen het in de media maar veranderen daarom niet de
samenleving
bv. Greenpeace 40j geleden
- Politieke besluitvorming: publiek forum door media (opinies, belangen)
- Sociale media impact op verkiezingen
- Comm. = essentieel voor bedrijven marketingcommunicatie
o Van vakmensen naar massaproductie: o.a. door massamedia die
bedrijven helpen om aan marketing te doen
4 invalshoeken communicatief theoretisch denken:
1) Retoriek (Aristotoles, hoe spreker publiek beïnvloeden?)
a. (Ethos, persoonlijkheid; pathos, inspelen op emoties; logos,
logica)
2) Propaganda en media-effecten
3) Informatietheorie
a. Hoe info elektronisch versturen?
Heath &
4) Groepsdynamica
Bryant
a. Invloed van mensen op elkaar
,Hoofdstuk 2: Basisconcepten en
modellen
2.1 Inleiding
2.2 Wat is communicatie?
1) Etymologie v/h begrip:
- Mededeling, kennisgeving (klemtoon op zender)
- Verbinding (transport, verkeer, …)
- Uitwisseling van gedachten, het geestelijk met elkaar verkeren (niet
éénzijdig)
2) Wetenschappelijke definities:
- Klemtonen: Ontvanger, zender, verbinding, vergemeenschappelijken,
transmissie, symboolgebruik, …
- Fauconnier: niet één definitie, def. voor communicatie goed als:
o Bruikbaar binnen bepaalde wetenschappelijke visie
o Logisch, coherent is
o Niet tegengesproken kan worden door empirische werkelijkheid
o Gedefinieerde kan onderscheden worden van andere
verschijnselen
- 2 perspectieven:
o Processchool:
Communicatie is proces van boodschappen overbrengen
Beïnvloedingsproces (op verschillende manieren
(positief/negatief)
Encoderen & decoderen, zender & ontvanger
Hoe kanalen en media efficiënt worden ingezet
“fout” = verschil tussen out- en input
, Basis: psychologie en sociologie (inspiratie van
processchool)
Primair gericht op communicatieactiviteiten (acts met
intenties)
o Betekeniscreatieschool:
Communicatie = productie en uitwisseling van
betekenissen
Nadruk op hoe boodschappen interageren met mensen om
zo betekenissen tot stand te brengen = cultuur (
schilderijen enzo)
Communicatie = studie van teksten
Afwijking tussen zender en ontvanger fout, maar bv.
cultureel verschil tussen partijen
Centrale methode = semiotiek (= wetenschap van
alles wat betekenis is) (tekenleer)
Richt zich op producten van comm. (kunstwerken,
reclamespots)
Teksten maken en lezen = parallelle processen
2.3 Controversen en breekpunten
1) Intentionaliteit
- Vier situaties:
1) Bv. ik bestel brood, bakker
luistert
2) Bv. ik luister gesprek van
personen af
3) Bv. passief luistergedrag in
=Teleologsich
schoolklas def.
4) Bv. indruk van anderen op straat
Speech act comm. = doelgericht
, - Passief-actief model van McQuail
- Teleologische opvatting = sterk vertegenwoordigd bij onderzoekers
massacommunicatie (1, 3)
- “Gedragsopvatting”: studie van interpersoonlijke communicatie (1, 2,
3, 4)
“You cannot not communicate” = je zult altijd een soort boodschap
overbrengen (bv. zwijgen kan ook communiceren zijn) (- Watzlawick)
= permanente communicatie
- “Men kan niet niet communiceren” (Watzlawick -gedragsopvatting) vs:
“Alle gedrag is geen communicatie, maar eventueel wel informatief”
- Probleem: intentie vaak moeilijk vast te stellen
2) Geslaagdheid als criterium?
- Voorwaarden geslaagde communicatie:
GC = E + T + Ox + Ib + Ub (b voor bedoeld)(nb voor niet bedoeld)
E = expressie T = transmissie Ox = ontvangst
Bv. Sms « varken » Bv. Bericht sturen Bv. Els krijgt sms
Ib =interpretatie Ub = uitwerking
Els interpreteert Els brengt varken
mee
3) Richting van communicatie:
a. Eénrichting of tweerichtings
i. Processchool : 1 richting voldoende
ii. Gedragscommunicatief : 2 richtingen
b. Lineair of circulair
i. Interpersoonlijke comm. circulair
Nieuwe media « interactief »