Inleiding in de gezondheidspsychologie
1. Inleiding en achtergrond
1.1 Psychologie en gezondheid – een overzicht
Verschillende visies op het begrip ‘gezondheid’ beschrijven.
Kernwoorden: ziekte, gezondheid, symptomen, ziekte-
gezondheidscontinuüm, biomedisch model, biopsychosociaal model
Traditioneel: gezondheid is afwezigheid van ziekte/symptomen.
Tegenwoordig: dynamisch concept
WHO: Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk,
geestelijk en sociaal welbevinden en niet slechts de afwezigheid van
ziekte of gebrek
Ziekte-gezondheidscontinuüm: gezondheid en ziekte zijn geen
tegenpolen, maar liggen op een continuüm. Iedereen bevindt zich
ergens tussen optimale gezondheid en ziekte
Biomedisch model: focust op biologische oorzaken (infecties,
genetische afwijkingen, letsels) en ziet lichaam en geest als
gescheiden. Patiënt is passief, behandeling vooral medisch
Biopsychosociaal model: gezondheid en ziekte ontstaan door
samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren. Dit
model vormt de basis voor de gezondheidspsychologie
Beschrijven hoe de begrippen ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ in verschillende
perioden in de geschiedenis werden opgevat
Vroege culturen: ziekte toegeschreven aan bovennatuurlijke
krachten.
Oude Grieken & Romeinen: Hippocrates’ humorale theorie: balans
tussen 4 lichaamsvochten bepaalt gezondheid. Galen ontdekte dat
ziektes organisch gelokaliseerd konden zijn
Middeleeuwen: invloed kerk ziekte is goddelijke straf/demonische
bezetenheid
Renaissance en 17e eeuw: Descartes’ dualistisch model: lichaam als
machine, geest gescheiden. Start anatomie, chirurgie en fysiologie
18e-19e eeuw: ontdekking micro-organismen als oorzaken
infectieziekten basis biomedisch model
20e eeuw: sterke daling infectieziekten (hygiëne, vaccinaties),
chronische ziekten (hartziekten, kanker) belangrijkste doodsorzaken
21e eeuw: gezondheid sterk beïnvloed door lifestylefactoren (roken,
voeding, stress)
De belangrijkste ziektematen beschrijven en gebruiken.
Kernwoorden: morbiditeit, prevalentie, incidentie
Morbiditeit: Mate van (algemene) ziekte of beperking populatie
Prevalentie: Aantal bestaande gevallen van bepaalde ziekte in
populatie
Incidentie: Aantal nieuwe gevallen van ziekte in een populatie
binnen bepaalde tijd
,Het belang van de discipline psychologie in de problematiek rond ziekte
en gezondheid uitleggen. Kernwoorden: chronische aandoeningen, kosten
van de gezondheidszorg, lifestyle en gedrag, persoonlijkheid en ziekte
Chronische aandoeningen: steeds belangrijker (diabetes,
hartziekten, kanker). Psychologie helpt patiënten om te gaan met
langdurige ziektelast
Kosten gezondheidszorg: gedrag en preventie spelen rol in
beperking zorgkosten. Psychologische interventies (stoppen met
roken, stressmanagement) zijn kostenbesparend
Lifestyle en gedrag: veel ziekten zijn gedrag-gerelateerd (roken,
alcohol, voeding, beweging)
Persoonlijkheid en ziekte: bepaalde eigenschappen
verhogen/verlagen risico
o Laag gewetensvol: hoger risico vroegtijdig overlijden
o Positieve emoties: langere levensduur
o Angst, vijandigheid, pessimisme: meer kans op hartziekten
Aangeven welke wetenschappen aan gezondheidspsychologie verwant zijn
en wat het verschil is tussen de verschillende vakgebieden.
Kernwoorden: psychosomatische geneeskunde, sociale geneeskunde,
epidemiologie, medische sociologie en antropologie,
gezondheidswetenschappen
Psychosomatische geneeskunde: focus op interactie tussen
lichaam en geest bij lichamelijke ziekten
Sociale geneeskunde: gezondheid in relatie tot sociale en
maatschappelijke factoren (armoede, leefomgeving)
Epidemiologie: studie naar voorkomen en verspreiding ziekten in
populaties, focus op ziektematen (mortaliteit, morbiditeit,
prevalentie, incidentie)
Medische sociologie en antropologie: onderzoeken hoe cultuur,
sociale structuren en waarden invloed hebben op ziektebeleving en
zorg
Gezondheidswetenschappen: breed interdisciplinair veld gericht
op beleid, preventie en gezondheidszorgsystemen
Beschrijven wat gezondheidspsychologie inhoudt, wat haar
aandachtsgebieden zijn en wat de achterliggende visie is.
Kernwoorden: biopsychosociaal model.
Gezondheidspsychologie: Het bevorderen en handhaven van
gezondheid; preventie, behandeling, verwerking van ziekte;
identificatie van oorzaken en diagnostische factoren; en verbetering
van gezondheidszorg en beleid
Gebaseerd op biopsychosociaal model: gezondheid is combinatie
van biologische, psychologische en sociale factoren
, 1.2 Het menselijk lichaam
Het zenuwstelsel. Kernwoorden: cerebrum, thalamus, hypothalamus,
cerebellum, hersenstam, ruggenmerg, somatisch en autonoom
zenuwstelsel, (para-)sympatisch zenuwstelsel, neurotransmitters
Cerebrum (grote hersenen): voor hogere functies zoals perceptie,
leren, denken, emoties en vrijwillige beweging
Thalamus: schakelstation voor sensorische informaties; ontvangt
signalen en stuurt ze door naar de juiste hersengebieden
Hypothalamus: reguleert emoties, motivatie, honger, dorst,
lichaamstemperatuur en homeostase; stuurt via de hypofyse het
endocriene systeem aan
Cerebellum (kleine hersenen): coördinatie beweging, motorisch
leren en balans
Hersenstam: midbrain, pons en medulla. Regelt vitale functies
zoals ademhaling, hartslag en slaap
Ruggenmerg: geleidt signalen tussen hersenen en lichaam;
belangrijk bij reflexen
Somatisch zenuwstelsel: controleert willekeurige bewegingen en
sensorische input (zien, horen, voelen)
Autonoom zenuwstelsel: onbewuste functies
o Sympathisch zenuwstelsel: activeert lichaam in stress
(fight or flight)
o Parasympatisch: rust en herstel
Neurotransmitters: chemische boodschappers (dopamine,
serotonine, acetylcholine) die signalen tussen zenuwcellen
overdragen
Het endocriene systeem. Kernwoorden: hormonen, klieren
Netwerk van klieren die hormonen produceren en afgeven aan
bloedbaan reguleren groei, metabolisme, stressrespons en
voortplanting.
Belangrijkste klieren:
o Hypofyse: regelt andere endocriene klieren
o Schildklier: stofwisseling en energieverbruik
o Bijnieren: maken adrenaline, noradrenaline en cortisol
(stressrespons)
o Alvleesklier: insuline en glucagon bloedsuiker
o Gonaden (eierstokken, teelballen): geslachtshormonen
(oestrogeen, progesteron, testosteron)
o Zwezerik (thymus): ontwikkeling immuunsysteem (T-cellen)
Hormonen: chemische signaalstoffen die processen in doelorganen
sturen (bv cortisol bij stress, insuline bij glucose-opname)
1. Inleiding en achtergrond
1.1 Psychologie en gezondheid – een overzicht
Verschillende visies op het begrip ‘gezondheid’ beschrijven.
Kernwoorden: ziekte, gezondheid, symptomen, ziekte-
gezondheidscontinuüm, biomedisch model, biopsychosociaal model
Traditioneel: gezondheid is afwezigheid van ziekte/symptomen.
Tegenwoordig: dynamisch concept
WHO: Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk,
geestelijk en sociaal welbevinden en niet slechts de afwezigheid van
ziekte of gebrek
Ziekte-gezondheidscontinuüm: gezondheid en ziekte zijn geen
tegenpolen, maar liggen op een continuüm. Iedereen bevindt zich
ergens tussen optimale gezondheid en ziekte
Biomedisch model: focust op biologische oorzaken (infecties,
genetische afwijkingen, letsels) en ziet lichaam en geest als
gescheiden. Patiënt is passief, behandeling vooral medisch
Biopsychosociaal model: gezondheid en ziekte ontstaan door
samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren. Dit
model vormt de basis voor de gezondheidspsychologie
Beschrijven hoe de begrippen ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ in verschillende
perioden in de geschiedenis werden opgevat
Vroege culturen: ziekte toegeschreven aan bovennatuurlijke
krachten.
Oude Grieken & Romeinen: Hippocrates’ humorale theorie: balans
tussen 4 lichaamsvochten bepaalt gezondheid. Galen ontdekte dat
ziektes organisch gelokaliseerd konden zijn
Middeleeuwen: invloed kerk ziekte is goddelijke straf/demonische
bezetenheid
Renaissance en 17e eeuw: Descartes’ dualistisch model: lichaam als
machine, geest gescheiden. Start anatomie, chirurgie en fysiologie
18e-19e eeuw: ontdekking micro-organismen als oorzaken
infectieziekten basis biomedisch model
20e eeuw: sterke daling infectieziekten (hygiëne, vaccinaties),
chronische ziekten (hartziekten, kanker) belangrijkste doodsorzaken
21e eeuw: gezondheid sterk beïnvloed door lifestylefactoren (roken,
voeding, stress)
De belangrijkste ziektematen beschrijven en gebruiken.
Kernwoorden: morbiditeit, prevalentie, incidentie
Morbiditeit: Mate van (algemene) ziekte of beperking populatie
Prevalentie: Aantal bestaande gevallen van bepaalde ziekte in
populatie
Incidentie: Aantal nieuwe gevallen van ziekte in een populatie
binnen bepaalde tijd
,Het belang van de discipline psychologie in de problematiek rond ziekte
en gezondheid uitleggen. Kernwoorden: chronische aandoeningen, kosten
van de gezondheidszorg, lifestyle en gedrag, persoonlijkheid en ziekte
Chronische aandoeningen: steeds belangrijker (diabetes,
hartziekten, kanker). Psychologie helpt patiënten om te gaan met
langdurige ziektelast
Kosten gezondheidszorg: gedrag en preventie spelen rol in
beperking zorgkosten. Psychologische interventies (stoppen met
roken, stressmanagement) zijn kostenbesparend
Lifestyle en gedrag: veel ziekten zijn gedrag-gerelateerd (roken,
alcohol, voeding, beweging)
Persoonlijkheid en ziekte: bepaalde eigenschappen
verhogen/verlagen risico
o Laag gewetensvol: hoger risico vroegtijdig overlijden
o Positieve emoties: langere levensduur
o Angst, vijandigheid, pessimisme: meer kans op hartziekten
Aangeven welke wetenschappen aan gezondheidspsychologie verwant zijn
en wat het verschil is tussen de verschillende vakgebieden.
Kernwoorden: psychosomatische geneeskunde, sociale geneeskunde,
epidemiologie, medische sociologie en antropologie,
gezondheidswetenschappen
Psychosomatische geneeskunde: focus op interactie tussen
lichaam en geest bij lichamelijke ziekten
Sociale geneeskunde: gezondheid in relatie tot sociale en
maatschappelijke factoren (armoede, leefomgeving)
Epidemiologie: studie naar voorkomen en verspreiding ziekten in
populaties, focus op ziektematen (mortaliteit, morbiditeit,
prevalentie, incidentie)
Medische sociologie en antropologie: onderzoeken hoe cultuur,
sociale structuren en waarden invloed hebben op ziektebeleving en
zorg
Gezondheidswetenschappen: breed interdisciplinair veld gericht
op beleid, preventie en gezondheidszorgsystemen
Beschrijven wat gezondheidspsychologie inhoudt, wat haar
aandachtsgebieden zijn en wat de achterliggende visie is.
Kernwoorden: biopsychosociaal model.
Gezondheidspsychologie: Het bevorderen en handhaven van
gezondheid; preventie, behandeling, verwerking van ziekte;
identificatie van oorzaken en diagnostische factoren; en verbetering
van gezondheidszorg en beleid
Gebaseerd op biopsychosociaal model: gezondheid is combinatie
van biologische, psychologische en sociale factoren
, 1.2 Het menselijk lichaam
Het zenuwstelsel. Kernwoorden: cerebrum, thalamus, hypothalamus,
cerebellum, hersenstam, ruggenmerg, somatisch en autonoom
zenuwstelsel, (para-)sympatisch zenuwstelsel, neurotransmitters
Cerebrum (grote hersenen): voor hogere functies zoals perceptie,
leren, denken, emoties en vrijwillige beweging
Thalamus: schakelstation voor sensorische informaties; ontvangt
signalen en stuurt ze door naar de juiste hersengebieden
Hypothalamus: reguleert emoties, motivatie, honger, dorst,
lichaamstemperatuur en homeostase; stuurt via de hypofyse het
endocriene systeem aan
Cerebellum (kleine hersenen): coördinatie beweging, motorisch
leren en balans
Hersenstam: midbrain, pons en medulla. Regelt vitale functies
zoals ademhaling, hartslag en slaap
Ruggenmerg: geleidt signalen tussen hersenen en lichaam;
belangrijk bij reflexen
Somatisch zenuwstelsel: controleert willekeurige bewegingen en
sensorische input (zien, horen, voelen)
Autonoom zenuwstelsel: onbewuste functies
o Sympathisch zenuwstelsel: activeert lichaam in stress
(fight or flight)
o Parasympatisch: rust en herstel
Neurotransmitters: chemische boodschappers (dopamine,
serotonine, acetylcholine) die signalen tussen zenuwcellen
overdragen
Het endocriene systeem. Kernwoorden: hormonen, klieren
Netwerk van klieren die hormonen produceren en afgeven aan
bloedbaan reguleren groei, metabolisme, stressrespons en
voortplanting.
Belangrijkste klieren:
o Hypofyse: regelt andere endocriene klieren
o Schildklier: stofwisseling en energieverbruik
o Bijnieren: maken adrenaline, noradrenaline en cortisol
(stressrespons)
o Alvleesklier: insuline en glucagon bloedsuiker
o Gonaden (eierstokken, teelballen): geslachtshormonen
(oestrogeen, progesteron, testosteron)
o Zwezerik (thymus): ontwikkeling immuunsysteem (T-cellen)
Hormonen: chemische signaalstoffen die processen in doelorganen
sturen (bv cortisol bij stress, insuline bij glucose-opname)