Module 2
Inhoudsopgave
Zenuwstelsel .................................................................................................................................................... 2
Epilepsie ......................................................................................................................................................... 39
AZT ................................................................................................................................................................. 43
Scheikunde ..................................................................................................................................................... 72
CVA .............................................................................................................................................................. 110
ECG............................................................................................................................................................... 114
Neuromusculaire- en breinmonitoring ......................................................................................................... 119
Warmtemangement ..................................................................................................................................... 123
Vocht en elektrolyten ................................................................................................................................... 130
Dementie parkinson delier ........................................................................................................................... 144
Sympatische/parasympatische zenuwstelsel ................................................................................................ 150
Farmacologie ................................................................................................................................................ 155
,Zenuwstelsel
Cellen zenuwstelsel
Neuronen
Gliacellen
- Oligodendrocyten
- Microgliacellen
- Astrocyten
- Ependymcellen
Gliacellen
Soorten en functies:
- Astrocyt:
o Steun
o regelen ionenconcentratie,
o opruimen neurotransmitter,
o bloedhersenbarriere (vetoplosbare stoffen kunnen makkelijk door de
hersenbarriere= hydrofoob (hydrofiel is goed in water oplosbaar)
o
- Oligodendriet: vormen myelineschede
- Microgliacel: fagocytose (soort macrofagen maar zit alleen in brein)
- Ependymcellen
Ependymcellen:
- Vormen binnenbekleding van hersenholtes en centrale ruggenmergskanaal
- Voeding
- Vorming liquor cerebrospinalis
Gliacellen en bloedhersenbarriere
• Astrocyten vormen samen met endotheelcellen van de haarvaten de
bloedhersenbarrière.
• Verbinden de neuronen met de capillairen.
• vetoplosbare stoffen door, andere stoffen selectief.
• Cytostatica en sommige antibiotica passeren niet
• Drugs en alcohol wel
Astrocytoom kan zich makkelijk delen dus nadeel is kan hersentumor ontstaan.
2
,Neuron eindigt in spier, andere neuron, klier.
Na eindplaatje komen er neurotransmitters vrij die zich binden op de volgende cel.
Elektrisch signaal van cellichaam af = het de axon
Als elektrisch signaal naar cellichaam gaat is dendriet ( bv pijnprikkel op voet gaat richting
ruggemerg dus dat is een lange dendriet)
Soorten neuronen
• Sensorische neuronen
• Motorische neuronen (richting spieren)
• Schakelneuronen (schakelen tussen verschillende neuronen)
Indelingen zenuwstelsel
• Centraal (hersenen, ruggemerg (als er bot omheen zit is het centraal)
zenuwcellen(neuronen) liggen voornamelijk in dit deel
- Perifeer (voornamelijk de uitlopers, de axonen)
• Animaal - Autonoom (of vegetatief): meeste dingen gaan autonoom
Autonoom kan je onderverdelen in: orthosympatisch(actie), parasympathisch (in rust)
Enterisch zenuwstelsel (autonoom): verzameling zenuwknopen in organen, zodat deze op
elkaar afgesteld zijn. Bv maag communiceert over aanmaak spijsverteringsstoffen
• Motorisch bewegen maar ook gladde spieren in bv darmen - Sensorisch:
voelen, horen etc
• Afferent richting het zenuwstel toe - Efferent van het zenuwstelsel af
3
, Cortex maakt het grootse deel uit van cerebrum
Verlengde merg: medulla oblangata
Hersenstam: ademhaling regulatie, bloeddrukregulatie,
Impulsvorming/actiepotentiaal
• Om een actiepotentiaal te vormen moeten veranderingen optreden in
membraanpotentiaal.
• In zenuw duurt actiepotentiaal 2 ms
• Actiepotentiaal heeft altijd zelfde verloop (duur en sterkte). Hoe merkt je lichaam
verschil tussen kleine en grote snee = meer actiepotentialen meer zenuwen
beschadigd zijn
Membraanrustpotentiaal
• Binnen de cel is een overschot aan negatieve lading (eiwitten)
• Binnen de cel is kalium het belangrijkste positieve ion
• Buiten de cel is natrium het belangrijkste positieve ion.
• Neuronen hebben een membraanpotentiaal van -70 mV.
• Na+/K+ pomp (3 natrium naar buiten > 2 kalium naar binnen) dan is de binnenkant
negatief geladen ten opzichte van de buitenkant
Impulsvorming zenuwscel (excitatie)
• Rustpotentiaal
• Extern signaal:
• Chemisch (transmitterstof)
4
Inhoudsopgave
Zenuwstelsel .................................................................................................................................................... 2
Epilepsie ......................................................................................................................................................... 39
AZT ................................................................................................................................................................. 43
Scheikunde ..................................................................................................................................................... 72
CVA .............................................................................................................................................................. 110
ECG............................................................................................................................................................... 114
Neuromusculaire- en breinmonitoring ......................................................................................................... 119
Warmtemangement ..................................................................................................................................... 123
Vocht en elektrolyten ................................................................................................................................... 130
Dementie parkinson delier ........................................................................................................................... 144
Sympatische/parasympatische zenuwstelsel ................................................................................................ 150
Farmacologie ................................................................................................................................................ 155
,Zenuwstelsel
Cellen zenuwstelsel
Neuronen
Gliacellen
- Oligodendrocyten
- Microgliacellen
- Astrocyten
- Ependymcellen
Gliacellen
Soorten en functies:
- Astrocyt:
o Steun
o regelen ionenconcentratie,
o opruimen neurotransmitter,
o bloedhersenbarriere (vetoplosbare stoffen kunnen makkelijk door de
hersenbarriere= hydrofoob (hydrofiel is goed in water oplosbaar)
o
- Oligodendriet: vormen myelineschede
- Microgliacel: fagocytose (soort macrofagen maar zit alleen in brein)
- Ependymcellen
Ependymcellen:
- Vormen binnenbekleding van hersenholtes en centrale ruggenmergskanaal
- Voeding
- Vorming liquor cerebrospinalis
Gliacellen en bloedhersenbarriere
• Astrocyten vormen samen met endotheelcellen van de haarvaten de
bloedhersenbarrière.
• Verbinden de neuronen met de capillairen.
• vetoplosbare stoffen door, andere stoffen selectief.
• Cytostatica en sommige antibiotica passeren niet
• Drugs en alcohol wel
Astrocytoom kan zich makkelijk delen dus nadeel is kan hersentumor ontstaan.
2
,Neuron eindigt in spier, andere neuron, klier.
Na eindplaatje komen er neurotransmitters vrij die zich binden op de volgende cel.
Elektrisch signaal van cellichaam af = het de axon
Als elektrisch signaal naar cellichaam gaat is dendriet ( bv pijnprikkel op voet gaat richting
ruggemerg dus dat is een lange dendriet)
Soorten neuronen
• Sensorische neuronen
• Motorische neuronen (richting spieren)
• Schakelneuronen (schakelen tussen verschillende neuronen)
Indelingen zenuwstelsel
• Centraal (hersenen, ruggemerg (als er bot omheen zit is het centraal)
zenuwcellen(neuronen) liggen voornamelijk in dit deel
- Perifeer (voornamelijk de uitlopers, de axonen)
• Animaal - Autonoom (of vegetatief): meeste dingen gaan autonoom
Autonoom kan je onderverdelen in: orthosympatisch(actie), parasympathisch (in rust)
Enterisch zenuwstelsel (autonoom): verzameling zenuwknopen in organen, zodat deze op
elkaar afgesteld zijn. Bv maag communiceert over aanmaak spijsverteringsstoffen
• Motorisch bewegen maar ook gladde spieren in bv darmen - Sensorisch:
voelen, horen etc
• Afferent richting het zenuwstel toe - Efferent van het zenuwstelsel af
3
, Cortex maakt het grootse deel uit van cerebrum
Verlengde merg: medulla oblangata
Hersenstam: ademhaling regulatie, bloeddrukregulatie,
Impulsvorming/actiepotentiaal
• Om een actiepotentiaal te vormen moeten veranderingen optreden in
membraanpotentiaal.
• In zenuw duurt actiepotentiaal 2 ms
• Actiepotentiaal heeft altijd zelfde verloop (duur en sterkte). Hoe merkt je lichaam
verschil tussen kleine en grote snee = meer actiepotentialen meer zenuwen
beschadigd zijn
Membraanrustpotentiaal
• Binnen de cel is een overschot aan negatieve lading (eiwitten)
• Binnen de cel is kalium het belangrijkste positieve ion
• Buiten de cel is natrium het belangrijkste positieve ion.
• Neuronen hebben een membraanpotentiaal van -70 mV.
• Na+/K+ pomp (3 natrium naar buiten > 2 kalium naar binnen) dan is de binnenkant
negatief geladen ten opzichte van de buitenkant
Impulsvorming zenuwscel (excitatie)
• Rustpotentiaal
• Extern signaal:
• Chemisch (transmitterstof)
4