Thema 11 – Planten
Basisstof 1 – Bouw, groei en ontwikkeling
Planten zijn in te delen in 5 groepen: wieren (meercellige algen), mossen, paardenstaarten, varens,
zaadplanten. Paardenstaarten, varens en zaadplanten vallen onder de vaatplanten. Vaatplanten bestaan
uit dekweefsel, vaatweefsel en vulweefsel. Het vaatweefsel bestaat uit houtvaten en bastvaten:
houtvaten transporteren vanuit de bladeren, bastvaten vanuit de wortels.
Celdeling vindt bij planten plaats in deelweefsel (meristeem). Deelweefsel
bestaat uit stamcellen. Als een cel uit het deelweefsel zich deelt, ondergaat 1
van de dochtercellen celstrekking: de cel groeit door opname van water. Zo kan
de plant groeien.
Lengtegroei van een plant vindt vooral plaats in de worteltop van een plant.
Diktegroei vindt vooral plaats in het cambium: cambiumcellen kunnen zowel
nieuwe cambiumcellen als houtvatcellen als bastvatcellen maken. Daardoor
wordt de omtrek groter. Binnenin het cambium komen de houtcellen en buiten
het cambium de bastcellen. Het cambium maakt veel meer houtcellen dan
bastcellen. Je kan de groei zien door jaarringen. In het voorjaar zijn er wijde
houtvaten met dunne bast, in de zomer wordt de bast dikker. Het zomerhout is
dus donkerder.
In plantencellen komen plastiden (chromoplast, chloroplast, leukoplast) voor. Plastiden kunnen van het
een naar het andere type overgaan.
Basisstof 2 – Transport in planten
Anorganische sapstroom:
Basisstof 3 – Stofwisseling
Basisstof 4 – Voortplanting
Basisstof 5 – Reageren op de omgeving
Basisstof 1 – Bouw, groei en ontwikkeling
Planten zijn in te delen in 5 groepen: wieren (meercellige algen), mossen, paardenstaarten, varens,
zaadplanten. Paardenstaarten, varens en zaadplanten vallen onder de vaatplanten. Vaatplanten bestaan
uit dekweefsel, vaatweefsel en vulweefsel. Het vaatweefsel bestaat uit houtvaten en bastvaten:
houtvaten transporteren vanuit de bladeren, bastvaten vanuit de wortels.
Celdeling vindt bij planten plaats in deelweefsel (meristeem). Deelweefsel
bestaat uit stamcellen. Als een cel uit het deelweefsel zich deelt, ondergaat 1
van de dochtercellen celstrekking: de cel groeit door opname van water. Zo kan
de plant groeien.
Lengtegroei van een plant vindt vooral plaats in de worteltop van een plant.
Diktegroei vindt vooral plaats in het cambium: cambiumcellen kunnen zowel
nieuwe cambiumcellen als houtvatcellen als bastvatcellen maken. Daardoor
wordt de omtrek groter. Binnenin het cambium komen de houtcellen en buiten
het cambium de bastcellen. Het cambium maakt veel meer houtcellen dan
bastcellen. Je kan de groei zien door jaarringen. In het voorjaar zijn er wijde
houtvaten met dunne bast, in de zomer wordt de bast dikker. Het zomerhout is
dus donkerder.
In plantencellen komen plastiden (chromoplast, chloroplast, leukoplast) voor. Plastiden kunnen van het
een naar het andere type overgaan.
Basisstof 2 – Transport in planten
Anorganische sapstroom:
Basisstof 3 – Stofwisseling
Basisstof 4 – Voortplanting
Basisstof 5 – Reageren op de omgeving