100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting literatuur (week 1 t/m week 5)

Rating
-
Sold
5
Pages
43
Uploaded on
30-09-2025
Written in
2025/2026

Dit is een samenvatting van alle voorgeschreven literatuur voor het vak Fundamenten (25/26).

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
September 30, 2025
Number of pages
43
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Fundamenten
Literatuur

Leerdoelen
 Gefundeerd reflecteren op de relaties tussen onze strafrechtelijke (ideeën)geschiedenis en de
normen en waarden van de democratische rechtsstaat
 In concrete (actuele) opvattingen of uitingen de daarin besloten abstracte concepten blootleggen
en classificeren
 Actuele vraagstukken beoordelen vanuit het perspectief van de normen en waarden van de
democratische rechtsstaat en de aan ons straf- en strafprocesrecht ten grondslag liggende
beginselen
 Met behulp van de fundamenten van het straf- en strafprocesrecht de student een
instrumentarium mee te geven voor een kritische beschouwing van de strafrechtsbedeling en
-pleging van vandaag en in de toekomst en de studenten vertrouwd te maken met een
hedendaagse ‘vertaling’ van de fundamenten van ons strafrecht




1

,Week 1 – Ideeënhistorische wortels van het straf- en strafprocesrecht

Buruma, ‘100 jaar strafrecht’
1.1 Straf- en strafprocesrecht in de 20e eeuw
1886 – 1926: Ethisch strafrecht
 Periode van industrialisatie, armoede en sociale onrust
 Strafrecht als instrument van ordehandhaving (bijv. zedelijkheidswetten)
 Klassiek denken: idealisme, daad centraal  vergelding
 Modern denken: dader centraal  preventie, resocialisatie; straf als sociaal verdedigingsrecht
 Stromingen:
o Socialisten/anarchisten  focus op sociaal-economische verbetering
o Niet-socialisten  dader als ziek/gevaarlijk (biologische/psychiatrische paradigma’s; bijv.
tbs-regeling)

1926 – 1950: Autoritaire periode
 Individu minder vanzelfsprekend in de samenleving
 Autoritaire/fascistische invloeden: strafrecht als middel om vriend/vijand te scheiden (Carl
Schmitt)
 Straf: noodzakelijke uitsluiting uit gemeenschap (noodzakelijke consequentie van je handelen
 Nieuw Wetboek Sv: gematigd accusatoir, erkent verdedigingsbelang verdachte
 Ook kiemen van liberale en humane rechtsopvattingen (bijv. Muller, reclassering)
 WOII: vriend/vijand-denken dominant; na oorlog meer nadruk op verzoening via het verwijtende
vonnis

1950 – 1970: Maatschappelijk herstel
 Wederopbouw en verzuiling (= verdeling van de samenleving in groepen); brede
overeenstemming over wat schadelijk/onzedelijk is
 Utrechtse school (Pompe): dader centraal  respect, resocialisatie
 Groningse school (Vrij): meer gericht op slachtoffer, normbevestiging
 Functionalisme: wet als instrument voor maatschappelijke verandering en herstel
o Gevaar: gebrek aan vaste richtsnoeren  relativisme, abolitionisme (afschaffing
strafrecht als optie)

1970 – heden: Individuele rechten
 Ontzuiling, consumptiemaatschappij, nadruk op individuele keuzevrijheid
 Opportuniteitsbeginsel (1970): vervolging alleen in algemeen belang
 Juridisering: strafproces als rechtsstrijd, procedurele rechtvaardigheid (invloed EVRM)
 Na 1985: dader niet pathologisch/vijand, maar gewoon iemand die de fout in gaat
 Overheid ziet misdaadbeheer als sociaal probleem i.p.v. morele of existentiële kwestie
 Verbreding rechtshandhaving: bestuurlijke en private actoren betrokken
o Doel: zekerheid burgers en integriteit overheid
o Risico: ondermijning rechtsstaat door controle en proactieve opsporing




2

,1.2 Kernvragen
Waarom straffen we?
1. Theorieën
a. Consequentialistisch: straf als middel tot een doel
i. Speciaal preventief: afschrikken, verbeteren, onschadelijk maken van de dader 
voorkomen dat de dader wederom de fout in gaat
ii. Generaal preventief: afschrikken derden, norm bevestigen
b. Retributief: vergelding van het kwaad; herstel van eerlijk evenwicht; bevestiging van de
norm
i. Motieven:
1. De overtreder heeft een oneerlijk voordeel genoten t.o.v. degene die zich
aan de wet hield, welk voordeel door de straf wordt teniet gedaan (bijv.
psychologisch voordeel van emotionele bevrediging
2. Door de straf wordt de geldigheid van de norm tot uitdrukking gebracht
NB: kan ook bij consequentialisten worden vernomen
2. Ontwikkelingen
a. 1886 – 1926: vergelding als schulddelging (Melk en Water-arrest; Moderne richting 
nadruk op preventie
b. 1926 – 1950: straf als gevolg van uitsluiting van de gemeenschap; meer focus op
beveiliging (meer opgelegde gevangenisstraffen)
c. 1950 – 1975: consequentialisme overheerst (gedragsbeïnvloeding, slachtofferpositie,
herstel)
d. 1975 – 1985: opleving vergeldingsdenken; recidiveprobleem
e. Na 1985: nieuwe stijl retributief denken; meer nadruk op slachtoffer; compensatie en
taakstraffen

Wat is een strafbaar feit?
1. De overtreden norm  legaliteit
a. 1886: geen straf zonder wet; later Elektriciteitsarrest  analogieverbod
b. 1950 – 1970: nadruk op bescherming maatschappelijke orde (ultimum remedium)
c. Na 1970: lex certa belangrijk; rol EU; discussie bestuurlijke boetes
2. Menselijke gedraging  daderschap en causaliteit
a. Functioneel daderschap (na 1950); sub-socialiteit (Vrij): alleen straf als de gedraging
impact heeft (denk ook aan opportuniteitsbeginsel en de deuk in de rechtsorde)
3. Een schuldig persoon  opzet, schuld (culpa) en strafuitsluitingsgronden
a. 1886: de wil staat voorop in het denken over misdaad
b. 1926 – 1950: cruciaal is of het doen of laten zelf is gewild
c. 1950 – 1970: gestraft wordt iemand vanwege diens falen om controle op zijn gedrag uit
te oefenen tenzij er een bijzondere reden is niet te straffen
d. Na 1970: wat wist de verdachte i.p.v. wat wilde hij  vergemakkelijkt de strafrechtelijke
aansprakelijkheid in de risicomaatschappij
4. Strafwaardigheid  1 t/m 3 worden hierdoor gerelativeerd
a. Heeft vooral betrekking op de schuldgradaties waarmee wordt aangegeven hoe zwaar
een feit iemand moet worden aangerekend




Wat beoogt het strafproces?

3

, 1. 1886 – 1926: nationaal, niet puur ordehandhaving; accusatoir vs. inquisitoir
2. 1950 – 1970: meer ruimte voor sepot/transacties; menselijker kijk op delinquent; spanning crime
control (optreden tegen misdaad) vs. due process (controleren van de overheid)
3. 1975 – 1985: sterkere positie verdachte (o.a. bewijsuitsluiting); onderscheid zware/lichte
criminaliteit
4. Na 1985: focus op georganiseerde misdaad en slachtoffer

Wat verwachten wij van strafjuristen?
1. Bewaken van sociaal evenwicht in een veranderende samenleving
2. Vanuit een liberaal-juridische opvatting: burger en diens belangen centraal
3. Kritische reflectie op rechtshandhaving en balans tussen veiligheid en rechtsstaat

Koppeling aan leerdoelen:
 Buruma toont hoe historische ideeën (ethisch, autoritair, functioneel, juridiserend) telkens de
verhouding tussen strafrecht en rechtsstaat vormden
 Hij legt bloot welke abstracte concepten (vergelding, preventie, resocialisatie, rechten, veiligheid)
in actuele discussies doorklinken
 Actuele vraagstukken als proactieve opsporing, internationalisering en normatieve fragmentatie
vragen om beoordeling vanuit de kernwaarden van de rechtsstaat: legaliteit, proportionaliteit,
mensenrechten en rechtszekerheid

Foqué en ’t Hart, ‘Beccaria en Montesquieu’
Beccaria
1. Context: noodzaak tot hervormingen, chaotisch strafrechtssysteem
2. Kernpunten
a. Afwijzing van marteling en doodstraf
b. Pleidooi voor gematigde, proportionele straffen
c. Strikte legaliteit: delictsomschrijvingen en straffen vooraf in de wet; rechter past
mechanisch toe  bescherming tegen willekeur  ethisch-antropologisch perspectief van
de mondige en vrije mens en de daartoe noodzakelijke rechtsbescherming
d. Leer van het maatschappelijk contract fundamenteel: strafrecht als instrument
(instrumentalisme) tot bescherming en uitbouw van vrijheid en zekerheid voor de
individuele burger – die daardoor op zijn beurt in staat wordt gesteld zijn eigen
pijn/genot-calculatie te maken, waarop de overheid kan inspelen middels
strafbaarstellingen en het creëren van een fijnmazig en efficiënt strafrechtelijk apparaat
i. Straf is geen doel op zichzelf (vergelding), maar een middel om de samenleving
te beschermen en orde te bewaren
e. Waarheidsvinding mag niet onbegrensd plaatsvinden  mag slechts het algemeen belang
dienen in de beperktheid die dat heeft en moeten de private sfeer van de burger
respecteren
f. Utilitarisme: straf alleen gerechtvaardigd als zij nuttig is voor algemeen welzijn
(voorkomen van terugval in chaos)
i. Preventie is belangrijker dan leedtoevoeging
ii. Legaliteitsbeginsel (vast delictsomschrijvingen en straffen in de wet) is een
middel om willekeur en machtsmisbruik te voorkomen
g. Humaniteit: straffen niet strenger dan strikt noodzakelijk
3. Betekenis
a. Strafrecht moet enerzijds effectief en nuttig zijn (instrumenteel), maar mag anderzijds de
grenzen van humaniteit en proportionaliteit niet overschrijden
b. Invloedrijk in heel Europa  codificaties en hervormingen
Montesquieu
1. Context

4
$11.81
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
Dewyvt
3.0
(1)

Get to know the seller

Seller avatar
Dewyvt Universiteit van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
9
Member since
3 year
Number of followers
0
Documents
8
Last sold
3 weeks ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions