Introductieles
evidence-based medicine (EBM) integreren van het beste beschikbaar onderzoek met klinische
expertise, rekening houdend met context (patiëntkenmerken, cultuur
en voorkeuren)
WUG wet uitoefening gezondheidszorgberoepen
mensbeeld manier waarop men naar de mens kijkt
paradigma geheel van samenhangende assumpties die samen bepaald
mensbeeld vormen en die aanleiding geven tot generatieve
onderzoeksprogramma’s
scientist-practitioner denken en handelen dat gebaseerd is op wetenschappelijke kennis
psychotherapie Psychotherapie is een primair interpersoonlijke behandeling die
gebaseerd is op psychologische principes en waarbij een getrainde
therapeut en een cliënt met een psychische stoornis, probleem of
klacht betrokken zijn; het is de bedoeling van de therapeut om de
stoornis, het probleem of de klacht van de cliënt te verhelpen; en het
is aangepast of geïndividualiseerd voor de specifieke cliënt en zijn of
haar stoornis, probleem of klacht.
6 competenties psychotherapie 1. generische competentie
2. basiscompetenties bij bepaald type benadering
3. specifieke competenties bij bepaald type benadering
4. algemene meta-competenties
5. probleem-specifieke competenties
6. specifieke metacompetenties
effect size indicatie van grootte/sterkte van het verband
double-blind study zowel therapeut als cliënt weten niet waarover experiment gaat en
welke interventie cliënt krijgt
intent-to-treat sample (ITT) alle patiënten die de behandeling starten
completer sample alle patiënten die behandeling (nagenoeg) volledig volgen
drop-outs zij die onderweg afhaken
publication bias negatieve studies worden vaak niet gepubliceerd
problemen meta-analyses - inclusie erg verschillende studies
- publicatie bias
- inclusie methodologisch sterkere en zwakkere studies:
heterogeniteit van meta-analyses kan conclusies verzwakken
/ vertekenen
positieve confirmation bias positief onderzoeken meer gepubliceerd
klinische significantie in hoeverre is functioneren gelijkaardig met controlegroep na
behandeling, klinisch relevante vooruitgang
1
,kosteneffectiviteit wat is de return voor de geïnvesteerde kosten
QALY quality adjusted life years, maat voor verbeterde levenskwaliteit
iatrogene effecten Worden patiënten slechter?
randomized controlled trials controle op diverse variabelen om duidelijke relatie tussen
behandeling en outcome vast te stellen
werkzaamheid interne validiteit
doeltreffendheid externe validiteit
bench-marking studies in hoeverre zijn bevindingen in deze onderzoekssetting
veralgemeenbaar naar dagelijkse klinische praktijk
IAPT improving access to psychological therapies
verklaringen effect 1. problematiek complexer -> selectie-effect
2. preciezere schatting (realistischer)
3. verloren competenties therapeut
dodo bird verdict geen verschillen qua therapieën / behandelvormen
- als er versch zijn, verdwijnen die vaak na controle voor
researcher allegiance
- ook vaak te wijten aan versch meetinstrumenten & versch
populaties
researcher allegiance onderzoeks loyaliteit, voorkeur/overtuiging van een onderzoeker ten
aanzien van specifieke therapievorm, theorie of behandelaanpak
Herhaling functieleer
leren duurzame gedragsverandering, doel = betere afstemming op
omgeving, verandering toe te schrijven aan ervaring met event in
omgeving die gerelateerd zijn aan dat gedrag
3 vormen van leren - habituatie/sensitisatie
- klassieke conditionering
- operante conditionering
habituatie / sensitisatie herhaalde ervaring met prikkel an sich, niet-contingent met andere
prikkels of gedrag van het organisme
klassieke conditionering ervaring met relatie tussen 2 gebeurtenissen, zonder controle,
waarbij relatie onafhankelijk voorkomt van gedrag organisme
operante conditionering ervaring met relatie tussen gedrag en consequente gebeurtenis
heterogeen substraat aangeboren biologisch gegeven, gedragstendensen en aangeboren
gevoeligheid waar leren op inwerkt
appetitieve conditionering neutrale stimulus wordt gekoppeld aan iets positief/aangenaam bv.
autoshaping, sign-tracking
aversieve conditionering geconditioneerde suppressie
2
, VP/OP- random, zuiver random zelfde prikkels, maar random
controleconditie -> beloning gegeven random onafhankelijk van gedrag
VP+/VP- discriminatieve VP met OP en andere VP zonder OP -> andere reactie op VP+ dan
controleconditie VP- impliceert KC
bv. groen lampje gevolgd dr snoepje, rood lampje niet
S-R leren OP oorzaak associatief leren & gedragsverandering, niet mee
geëncodeerd
S-S leren geur doet denken aan voedsel en voedsel wil ik niet, van de geur
wegblijven
delayed conditioning situatie VP gevolgd door OP, OP volgt op VP (nooit alleen)
- betrouwbare info over OP, perfecte predictor hier
blocking-effect tijdruimtelijke contiguïteit geen voldoende voorwaarde klassieke
conditionering -> prikkel moet niet enkel informatief zijn, maar ook
nieuw/neutraal
inhibitorische conditionering VP wordt signaal voor afwezigheid OP, die obv andere cues wel
verwacht wordt
Theorieën over bekrachtiging
2 centrale vragen die theorie over 1. wat maakt iets tot een bekrachtiger
bekrachtiging moet kunnen 2. hoe werkt een bekrachtiger
beantwoorden
Thorndike Een positieve bekrachtiger is een prikkel die een “bevredigende
toestand” teweeg brengt, Law of effect
- focus hoe-vraag
satisfying stimulus x stijgt probabiliteit/frequentie van operant die resulteert in x?
Hull “drive-reductie” theorie, effectieve bekrachtiger
- focus wat-vraag
effectieve bekrachtiger effectiviteit ervan om behoefte toestand te reduceren
homeostase nastreven biologisch evenwicht, binnen bepaalde grenzen houden
primaire bekrachtigers prikkels die vermogen hebben natuurlijke/biologische behoefte
toestand te reduceren
geconditioneerde/secundaire reduceren op zich geen biologische behoeftetoestand, prikkels
bekrachtigers geasso met primaire bekrachtigers bv. geur van voedsel
sensoriële bekrachtiging bepaalde gedragingen worden in stand gehouden door prikkels die
noch als primaire, noch als secundaire bekrachtiging kunnen worden
geconceptualiseerd
→ Gedrag wordt bekrachtigd puur doordat het leuke of stimulerende
zintuiglijke ervaringen oplevert
David Premack radicale shift in conceptualisatie bekrachtigers: prikkel →
activiteit/gedrag
3
evidence-based medicine (EBM) integreren van het beste beschikbaar onderzoek met klinische
expertise, rekening houdend met context (patiëntkenmerken, cultuur
en voorkeuren)
WUG wet uitoefening gezondheidszorgberoepen
mensbeeld manier waarop men naar de mens kijkt
paradigma geheel van samenhangende assumpties die samen bepaald
mensbeeld vormen en die aanleiding geven tot generatieve
onderzoeksprogramma’s
scientist-practitioner denken en handelen dat gebaseerd is op wetenschappelijke kennis
psychotherapie Psychotherapie is een primair interpersoonlijke behandeling die
gebaseerd is op psychologische principes en waarbij een getrainde
therapeut en een cliënt met een psychische stoornis, probleem of
klacht betrokken zijn; het is de bedoeling van de therapeut om de
stoornis, het probleem of de klacht van de cliënt te verhelpen; en het
is aangepast of geïndividualiseerd voor de specifieke cliënt en zijn of
haar stoornis, probleem of klacht.
6 competenties psychotherapie 1. generische competentie
2. basiscompetenties bij bepaald type benadering
3. specifieke competenties bij bepaald type benadering
4. algemene meta-competenties
5. probleem-specifieke competenties
6. specifieke metacompetenties
effect size indicatie van grootte/sterkte van het verband
double-blind study zowel therapeut als cliënt weten niet waarover experiment gaat en
welke interventie cliënt krijgt
intent-to-treat sample (ITT) alle patiënten die de behandeling starten
completer sample alle patiënten die behandeling (nagenoeg) volledig volgen
drop-outs zij die onderweg afhaken
publication bias negatieve studies worden vaak niet gepubliceerd
problemen meta-analyses - inclusie erg verschillende studies
- publicatie bias
- inclusie methodologisch sterkere en zwakkere studies:
heterogeniteit van meta-analyses kan conclusies verzwakken
/ vertekenen
positieve confirmation bias positief onderzoeken meer gepubliceerd
klinische significantie in hoeverre is functioneren gelijkaardig met controlegroep na
behandeling, klinisch relevante vooruitgang
1
,kosteneffectiviteit wat is de return voor de geïnvesteerde kosten
QALY quality adjusted life years, maat voor verbeterde levenskwaliteit
iatrogene effecten Worden patiënten slechter?
randomized controlled trials controle op diverse variabelen om duidelijke relatie tussen
behandeling en outcome vast te stellen
werkzaamheid interne validiteit
doeltreffendheid externe validiteit
bench-marking studies in hoeverre zijn bevindingen in deze onderzoekssetting
veralgemeenbaar naar dagelijkse klinische praktijk
IAPT improving access to psychological therapies
verklaringen effect 1. problematiek complexer -> selectie-effect
2. preciezere schatting (realistischer)
3. verloren competenties therapeut
dodo bird verdict geen verschillen qua therapieën / behandelvormen
- als er versch zijn, verdwijnen die vaak na controle voor
researcher allegiance
- ook vaak te wijten aan versch meetinstrumenten & versch
populaties
researcher allegiance onderzoeks loyaliteit, voorkeur/overtuiging van een onderzoeker ten
aanzien van specifieke therapievorm, theorie of behandelaanpak
Herhaling functieleer
leren duurzame gedragsverandering, doel = betere afstemming op
omgeving, verandering toe te schrijven aan ervaring met event in
omgeving die gerelateerd zijn aan dat gedrag
3 vormen van leren - habituatie/sensitisatie
- klassieke conditionering
- operante conditionering
habituatie / sensitisatie herhaalde ervaring met prikkel an sich, niet-contingent met andere
prikkels of gedrag van het organisme
klassieke conditionering ervaring met relatie tussen 2 gebeurtenissen, zonder controle,
waarbij relatie onafhankelijk voorkomt van gedrag organisme
operante conditionering ervaring met relatie tussen gedrag en consequente gebeurtenis
heterogeen substraat aangeboren biologisch gegeven, gedragstendensen en aangeboren
gevoeligheid waar leren op inwerkt
appetitieve conditionering neutrale stimulus wordt gekoppeld aan iets positief/aangenaam bv.
autoshaping, sign-tracking
aversieve conditionering geconditioneerde suppressie
2
, VP/OP- random, zuiver random zelfde prikkels, maar random
controleconditie -> beloning gegeven random onafhankelijk van gedrag
VP+/VP- discriminatieve VP met OP en andere VP zonder OP -> andere reactie op VP+ dan
controleconditie VP- impliceert KC
bv. groen lampje gevolgd dr snoepje, rood lampje niet
S-R leren OP oorzaak associatief leren & gedragsverandering, niet mee
geëncodeerd
S-S leren geur doet denken aan voedsel en voedsel wil ik niet, van de geur
wegblijven
delayed conditioning situatie VP gevolgd door OP, OP volgt op VP (nooit alleen)
- betrouwbare info over OP, perfecte predictor hier
blocking-effect tijdruimtelijke contiguïteit geen voldoende voorwaarde klassieke
conditionering -> prikkel moet niet enkel informatief zijn, maar ook
nieuw/neutraal
inhibitorische conditionering VP wordt signaal voor afwezigheid OP, die obv andere cues wel
verwacht wordt
Theorieën over bekrachtiging
2 centrale vragen die theorie over 1. wat maakt iets tot een bekrachtiger
bekrachtiging moet kunnen 2. hoe werkt een bekrachtiger
beantwoorden
Thorndike Een positieve bekrachtiger is een prikkel die een “bevredigende
toestand” teweeg brengt, Law of effect
- focus hoe-vraag
satisfying stimulus x stijgt probabiliteit/frequentie van operant die resulteert in x?
Hull “drive-reductie” theorie, effectieve bekrachtiger
- focus wat-vraag
effectieve bekrachtiger effectiviteit ervan om behoefte toestand te reduceren
homeostase nastreven biologisch evenwicht, binnen bepaalde grenzen houden
primaire bekrachtigers prikkels die vermogen hebben natuurlijke/biologische behoefte
toestand te reduceren
geconditioneerde/secundaire reduceren op zich geen biologische behoeftetoestand, prikkels
bekrachtigers geasso met primaire bekrachtigers bv. geur van voedsel
sensoriële bekrachtiging bepaalde gedragingen worden in stand gehouden door prikkels die
noch als primaire, noch als secundaire bekrachtiging kunnen worden
geconceptualiseerd
→ Gedrag wordt bekrachtigd puur doordat het leuke of stimulerende
zintuiglijke ervaringen oplevert
David Premack radicale shift in conceptualisatie bekrachtigers: prikkel →
activiteit/gedrag
3