kader & setting
geheel aan afspraken over 4 - tijd: duur, frequentie en verloop afspraken
dimensies - ruimte: plaats van afspraak, opstelling zitplaatsen
- regels & afspraken
- werkwijze
kader cadre, frame (meer afgebakend) of setting (ruimer concept)
setting kader + institutionele context waarbinnen therapeutische werk zich afspeelt:
privé-praktijk, ambulante setting, residentiële instelling/ziekenhuis
= kader rondom kader, hoe buitendeur zich verhoudt tot binnendeur
conversiehysterie psychische spanningen/innerlijke conflicten die zich uiten in lich. klachten
sofa omschreven door Freud een ceremonieel, opstelling met historische betekenis
sofa object bij uitstek op - gedateerde, door Freud afgeschreven hypnose en suggestie
kruistpunt van: (tegelijkertijd overblijfsel)
- authentieke spreken dat in contact brengt met eigen onbewuste
3 grondregels Freud 1. vrije associatie
2. abstinentie
3. gelijkzwevende aandacht
duty of care professionele verantwoordelijkheid HV om zorgvuldig, ethisch en
verantwoordelijk om te gaan met psychische en emotionele proc v client
place attachment plekken die voor een ander zonder speciale betekenis zijn, blijven voor jou
verbonden met flarden van herinneringen en ervaringen. ze maken deel uit
van je geschiedenis en kregen voor jou een unieke, persoonlijke betekenis
place attachment in therapie concrete plaatsen in therapiekamer/elementen van de inrichting of van het
spelmateriaal
- krijgen affectieve betekenis/lading
- geraken gekoppeld aan significante episodes of ervaringen uit het
therapieproces
- zowel positieve, als pijnlijke/angstige betekenisflarden
materialisatie vh bieden van lade structureert eigen plaats voor kind in de ruimte van de therapeut: a
containment space in a space
transitionele ruimte verwijst nr dimensie vh leven die noch interne realiteit behoort, noch tot de
(Winnicott) externe.
= intermediaire ruimte, derde ruimte, potentiële ruimte, resting space
double statement psychische processen spelen zich af in de interne realiteit of in
interpersoonlijke relaties
triple statement derde aspect vh menselijk leven, m.n. intermediaire ruimte van ervaren, waar
zowel innerlijke realiteit als externe leven toe bijdragen
transitionele ruimte nauw verbonden met spel en creativiteit, met culturele ervaring
- bv. luisteren nr concert, boek lezen, dansen, in PT zijn
,suspension of disbelief in staat zijn om in de alsof-realiteit te stappen, je ongeloof, je nuchtere
kritische blik achterwege te laten, het soort “gespletenheid” dat nodig is om te
kunnen opgaan in een spannend boek of film.
regievoering (zelfmanagement), regie ligt bij cliënt die een ‘spel’ introduceert, een ‘verhaal’
initieert en die de therapeut daarin een rol geeft
achterliggend mensbeeld & basisassumpties
7 basisassumpties 1. belang onbewuste processen
2. ontwikkelingsperspectief
3. oog voor complexiteit
4. overdracht & tegenoverdracht
5. gericht op gehele persoon
6. met oog voor psychische causaliteit & rol intrapsychisch conflict
7. continuïteit normaliteit & psychopathologie
verdringing volgehouden poging om bepaalde voorstellingen te ‘vergeten’ of te
‘verdringen’ door ze uit het bewustzijn te houden; maar deze wensen en
voorstellingen zullen onbewust insisteren en het eigen psychisch
functioneren van binnenuit belagen
→ tot uiting in symptomen, versprekingen en dromen
elisabeth von R zorgen voor vader, kort daarna overlijden zus.
onverenigbaarheid verliefd jongeman & zorgen voor vader
dr vrije associatie: verdrongen wens, gevoelens schoonbroer & verbod hierop
signaalangst conflict tussen structuren, waardoor dit geproduceerd
→ wijst erop dat ‘ego’ afweermechanisme nodig heeft om uitingen
van agressie of seksualiteit te beteugelen omdat die ‘verboden’ zijn
OB als structuurelement 1. a & b
a. psychische niet samenvalt met ons bewustzijn
b. veel van ons mentaal/psychisch functioneren ook onbewust
verloopt
2. mentale/psychische processen resultaat samenspel van krachten die
constant in conflict zijn met elkaar
3. onbewuste slechts door bijzondere inspanningen weer bewust kan
worden gemaakt
4 psychologieën 1. drift-psychologie
2. ego-psychologie
3. objectrelatietheorie / gehechtheid
4. zelfpsychologie
drift-psychologie - driftleven centraal (agressieve & seksuele driften) + intra-psychisch
conflict
- diepste wensen + in welke mate bewust? lukt om te vervullen of
geneigd eraan te verzaken?
ego-psychologie - ook oog adaptieve capaciteiten vh ego + capaciteiten om zich aan te
passen aan eisen vd omgeving & innerlijke veranderingen bv.
ontwikkelingsmodel Erikson
- wekle is overheersende angst & hoe afgeweerd? wat zijn
ontwikkelingstaken & hoe doorlopen?
, - bv. erikson, A. Freud
objectrelatietheorie/ - relaties zijn primair. belang van ontwikkeling in een interpersoonlijke
gehechtheid matrix (ouder-kind)
- patiënt alleen zijn? hoe omgaan verlatinge? object-constantie?
gehechtheid: veilig, dan wel onveilig
- klein, bowlby
zelf-psychologie - ontwikkeling vh zelf en nood aan empathie voor het zich
ontwikkelende zelf staan hier centraal
- voldoende zelfvertrouwen of zoekt versteviging ve kwetsbar zelf bij
anderen? hoe omgaan narcistische krenking? hoe houdt zeflwaarde
gevoel op peil?
- kohut: narcisme
8 ontwikkelingsfasen Erik 1. trust vs mistrust
Erikson 2. autonomy vs shame/doubt
3. initiatief vs guilt
4. industry vs inferiority
5. identity vs rol confusion
6. intimacy vs isolation
7. generativiteit vs stagnation
8. integrity vs despair
→ tante annie is vandaag in indonesie, gewoon inspirerend
1. trust vs mistrust - 0-18 maanden
- wij zijn volledig afhankelijk vd zorgfiguur als infants
2. autonomy vs - 18 maanden - 3 jaar
shame/doubt - we worden meer autonoom & ontwikkelen meer controle over bep.
zaken
3. initiatief vs guilt - 3-5j
- we hebben nood aan dingen ondernemen
4. industry vs inferiority - 6-12j
- we ontwikkelen competenties op school, in sport, in relatie tot
vrienden
5. identity vs rol - 12-18j
confusion - we worden geconfronteerd met lichamelijke, hormonale
veranderingen en zoeken nr eigen idealen, waarden en identiteit
6. intimacy vs isolation - 18-40j
- zijn we in staat stabiele relaties aan te gaan en te onderhouden, we
zijn in staat tot wederkerige en intieme relatie op te bouwen
7. generativiteit vs - 40-65j
stagnation - leiden we leven met activiteiten die ons gevoel geven van betekenis
te zijn & iets door te geven aan de volgende generatie, of hebben we
dit gevoel niet
8. integrity vs despair - 65j
- hebben we een gevoel van voldoening, acceptatie, en trots over het
leven dat we geleid hebben
geheel aan afspraken over 4 - tijd: duur, frequentie en verloop afspraken
dimensies - ruimte: plaats van afspraak, opstelling zitplaatsen
- regels & afspraken
- werkwijze
kader cadre, frame (meer afgebakend) of setting (ruimer concept)
setting kader + institutionele context waarbinnen therapeutische werk zich afspeelt:
privé-praktijk, ambulante setting, residentiële instelling/ziekenhuis
= kader rondom kader, hoe buitendeur zich verhoudt tot binnendeur
conversiehysterie psychische spanningen/innerlijke conflicten die zich uiten in lich. klachten
sofa omschreven door Freud een ceremonieel, opstelling met historische betekenis
sofa object bij uitstek op - gedateerde, door Freud afgeschreven hypnose en suggestie
kruistpunt van: (tegelijkertijd overblijfsel)
- authentieke spreken dat in contact brengt met eigen onbewuste
3 grondregels Freud 1. vrije associatie
2. abstinentie
3. gelijkzwevende aandacht
duty of care professionele verantwoordelijkheid HV om zorgvuldig, ethisch en
verantwoordelijk om te gaan met psychische en emotionele proc v client
place attachment plekken die voor een ander zonder speciale betekenis zijn, blijven voor jou
verbonden met flarden van herinneringen en ervaringen. ze maken deel uit
van je geschiedenis en kregen voor jou een unieke, persoonlijke betekenis
place attachment in therapie concrete plaatsen in therapiekamer/elementen van de inrichting of van het
spelmateriaal
- krijgen affectieve betekenis/lading
- geraken gekoppeld aan significante episodes of ervaringen uit het
therapieproces
- zowel positieve, als pijnlijke/angstige betekenisflarden
materialisatie vh bieden van lade structureert eigen plaats voor kind in de ruimte van de therapeut: a
containment space in a space
transitionele ruimte verwijst nr dimensie vh leven die noch interne realiteit behoort, noch tot de
(Winnicott) externe.
= intermediaire ruimte, derde ruimte, potentiële ruimte, resting space
double statement psychische processen spelen zich af in de interne realiteit of in
interpersoonlijke relaties
triple statement derde aspect vh menselijk leven, m.n. intermediaire ruimte van ervaren, waar
zowel innerlijke realiteit als externe leven toe bijdragen
transitionele ruimte nauw verbonden met spel en creativiteit, met culturele ervaring
- bv. luisteren nr concert, boek lezen, dansen, in PT zijn
,suspension of disbelief in staat zijn om in de alsof-realiteit te stappen, je ongeloof, je nuchtere
kritische blik achterwege te laten, het soort “gespletenheid” dat nodig is om te
kunnen opgaan in een spannend boek of film.
regievoering (zelfmanagement), regie ligt bij cliënt die een ‘spel’ introduceert, een ‘verhaal’
initieert en die de therapeut daarin een rol geeft
achterliggend mensbeeld & basisassumpties
7 basisassumpties 1. belang onbewuste processen
2. ontwikkelingsperspectief
3. oog voor complexiteit
4. overdracht & tegenoverdracht
5. gericht op gehele persoon
6. met oog voor psychische causaliteit & rol intrapsychisch conflict
7. continuïteit normaliteit & psychopathologie
verdringing volgehouden poging om bepaalde voorstellingen te ‘vergeten’ of te
‘verdringen’ door ze uit het bewustzijn te houden; maar deze wensen en
voorstellingen zullen onbewust insisteren en het eigen psychisch
functioneren van binnenuit belagen
→ tot uiting in symptomen, versprekingen en dromen
elisabeth von R zorgen voor vader, kort daarna overlijden zus.
onverenigbaarheid verliefd jongeman & zorgen voor vader
dr vrije associatie: verdrongen wens, gevoelens schoonbroer & verbod hierop
signaalangst conflict tussen structuren, waardoor dit geproduceerd
→ wijst erop dat ‘ego’ afweermechanisme nodig heeft om uitingen
van agressie of seksualiteit te beteugelen omdat die ‘verboden’ zijn
OB als structuurelement 1. a & b
a. psychische niet samenvalt met ons bewustzijn
b. veel van ons mentaal/psychisch functioneren ook onbewust
verloopt
2. mentale/psychische processen resultaat samenspel van krachten die
constant in conflict zijn met elkaar
3. onbewuste slechts door bijzondere inspanningen weer bewust kan
worden gemaakt
4 psychologieën 1. drift-psychologie
2. ego-psychologie
3. objectrelatietheorie / gehechtheid
4. zelfpsychologie
drift-psychologie - driftleven centraal (agressieve & seksuele driften) + intra-psychisch
conflict
- diepste wensen + in welke mate bewust? lukt om te vervullen of
geneigd eraan te verzaken?
ego-psychologie - ook oog adaptieve capaciteiten vh ego + capaciteiten om zich aan te
passen aan eisen vd omgeving & innerlijke veranderingen bv.
ontwikkelingsmodel Erikson
- wekle is overheersende angst & hoe afgeweerd? wat zijn
ontwikkelingstaken & hoe doorlopen?
, - bv. erikson, A. Freud
objectrelatietheorie/ - relaties zijn primair. belang van ontwikkeling in een interpersoonlijke
gehechtheid matrix (ouder-kind)
- patiënt alleen zijn? hoe omgaan verlatinge? object-constantie?
gehechtheid: veilig, dan wel onveilig
- klein, bowlby
zelf-psychologie - ontwikkeling vh zelf en nood aan empathie voor het zich
ontwikkelende zelf staan hier centraal
- voldoende zelfvertrouwen of zoekt versteviging ve kwetsbar zelf bij
anderen? hoe omgaan narcistische krenking? hoe houdt zeflwaarde
gevoel op peil?
- kohut: narcisme
8 ontwikkelingsfasen Erik 1. trust vs mistrust
Erikson 2. autonomy vs shame/doubt
3. initiatief vs guilt
4. industry vs inferiority
5. identity vs rol confusion
6. intimacy vs isolation
7. generativiteit vs stagnation
8. integrity vs despair
→ tante annie is vandaag in indonesie, gewoon inspirerend
1. trust vs mistrust - 0-18 maanden
- wij zijn volledig afhankelijk vd zorgfiguur als infants
2. autonomy vs - 18 maanden - 3 jaar
shame/doubt - we worden meer autonoom & ontwikkelen meer controle over bep.
zaken
3. initiatief vs guilt - 3-5j
- we hebben nood aan dingen ondernemen
4. industry vs inferiority - 6-12j
- we ontwikkelen competenties op school, in sport, in relatie tot
vrienden
5. identity vs rol - 12-18j
confusion - we worden geconfronteerd met lichamelijke, hormonale
veranderingen en zoeken nr eigen idealen, waarden en identiteit
6. intimacy vs isolation - 18-40j
- zijn we in staat stabiele relaties aan te gaan en te onderhouden, we
zijn in staat tot wederkerige en intieme relatie op te bouwen
7. generativiteit vs - 40-65j
stagnation - leiden we leven met activiteiten die ons gevoel geven van betekenis
te zijn & iets door te geven aan de volgende generatie, of hebben we
dit gevoel niet
8. integrity vs despair - 65j
- hebben we een gevoel van voldoening, acceptatie, en trots over het
leven dat we geleid hebben