Naam = _______________________________________
Stof Leerdoel Gehaald Bewijs (som)
VK A Je kent de getallen (aantal nullen) bij de woorden duizend, miljoen, miljard en biljoen.
VK A Je weet hoe je grote getallen met een woord kan omrekenen zodat ze hetzelfde woord hebben.
1A Je kunt informatie uit een artikel halen en tijdens het lezen in een tabel zetten.
1B Je kunt informatie uit een tabel halen.
1 AB Je kunt met informatie uit een artikel of tabel rekenen.
1C Je kunt interpoleren in een tabel.
1C Je kunt extrapoleren in een tabel.
1C Je kent het verschil tussen interpoleren en extrapoleren.
2A Je kent de formule (nieuw – oud)/oud x 100%.
2A Je kunt procentuele verandering uitrekenen.
2A Je kunt procenten uitrekenen met het vergelijken van twee groepen.
2A Je kent de woorden absoluut en relatief.
2A Je kunt een absoluut verschil uitrekenen.
2A Je kunt een relatief verschil uitrekenen.
2B Je kunt de vermenigvuldigingsfactor berekenen bij een toename. Je weet: die is groter dan 1.
2B Je kunt de vermenigvuldigingsfactor berekenen bij een afname. Je weet: die is kleiner dan 1.
2C Je kunt het nieuwe getal berekenen door te vermenigvuldigen met de vermenigvuldigingsfactor.
2C Je kunt het oude getal berekenen door te delen door de vermenigvuldigingsfactor.
VK B Je kunt van een totaal getal een deel uitrekenen door te vermenigvuldigen met de vermenigvuldigingsfactor.
2D Je kunt van een deel getal ook het totaal uitrekenen door te delen door de vermenigvuldigingsfactor.