Naam = _______________________________________
Stof Leerdoel Gehaald Bewijs (som)
VK A Je kunt breuken vermenigvuldigen.
VK B Je weet wanneer je termen bij elkaar mag optellen of aftrekken; wanneer ze gelijksoortig zijn.
VK C Je kunt enkele en dubbele haakjes wegwerken.
P1 AB Je kunt vergelijkingen oplossen door termen over te brengen.
P1 A Je kunt het kleinst gemeenschappelijke veelvoud (KGV) van twee getallen berekenen.
P1 B Je kunt het KGV gebruiken om breuken in een vergelijking weg te werken.
P2 A Je kunt de lijn bij een formule tekenen, ook als die geen y of geen x bevat.
P2 A Je kent de standaardformule y=ax+b en de betekenis van a (richtingscoëfficiënt) en b (snijpunt y-as).
P2 A Je kent de eigenschappen van een constant verband en van een recht evenredig verband.
P2 B Je kunt aanwijzen in formules of en waarom twee lijnen evenwijdig zijn.
P2 B Je kunt een formule opstellen op basis van evenwijdigheid en een gegeven coördinaat.
P2 C Je kunt de formule van een lijn opstellen met behulp van het stappenplan.
P2 D Je kunt de formule van een lijn ook opstellen bij andere assennamen of andere assenindelingen.
P3 B Je kunt met een functievoorschrift werken.
P3 C Je kunt bij een functie dezelfde dingen uitrekenen als bij een formule.
P3 D Je kunt een onbekende in een functie uitrekenen door een coördinaat in te vullen voor x en y en uit te werken.
P4 A Je kunt snijpunten met de x-as en de y-as berekenen.
P4 B Je kunt het snijpunt tussen twee grafieken berekenen.
P5 A Je ziet een getallenpaar als een coördinaat.
P5 B Je kunt ook de lijn tekenen van een grafiek in de vorm px + qy = r.
P5 C Je kunt formules omschrijven naar een andere vorm.
P6 A Je weet wat de oplossing van een stelsel betekent.
P6 B Je kunt een stelsel vergelijkingen oplossen door substitutie.
P6 B Je kunt zelf een stelsel vergelijkingen opstellen bij een praktische situatie.