Non woven IV
Les 1
Nonwoven = Een gefabriceerd blad, net of vlies van geordende of willekeurig georiënteerde
vezels, die bij elkaar gehouden worden door fric=e, en/of cohesie en/of adhesie, en dit met
uitslui=ng van papier en producten die geweven, gebreid, getuA, ges=kt zijn en die garens of
filamenten bevaCen of nat vervilt werden al dan niet vernaald.
Waar komt het in voor:
- Vilt
- Needle vilt
- Papier
- Watjes
- Filter materiaal
- Etc.
Hoeveel is non woven:
- Ca. 62,5% Industrieel
- Ca. 18,7% Medisch
- Ca. 11,4% Geotex=el
- Ca. 3,1% Hygiëne
- Ca. 4,2% Overig
Groei ± 8,4% per jaar
Lessen opbouw
1. Introduc=e Nonwovens, Grondstoffen, Produc=eproces, Drylaid nonwovens (met
kaarden), Drylaid nonwovens (Airlaid) > (NCSU slide 1 t/m 22)
2. Wetlaid nonwovens, Spunbond nonwovens, Meltblown nonwovens > (NCSU slide 23
t/m 35)
3. Vliesbinding > (NCSU slide 36 t/m 70)
• Mechanisch
• Chemisch
• Thermisch
4. Uitloop & oefentoets
1
, Non woven IV
Grondstoffen
- Vezels of polymeer (stapelfilament) = basismateriaal voor
nonwovens.
- Bindmiddelen = substan=e die cohesie bewerkstelligt of
bevordert tussen los samengevoegde materialen.
o Soorten:
§ Mechanische vliesversteviging (met machine)
§ Chemische vliesversteviging (aan elkaar plakken met bijv. lijm)
§ Thermische vliesversteviging (toevoegen van tempratuur waardoor het
aan elkaar smelt) (alleen bij synthe=sche garens)
- Addi=even (chemische vliesversteviging):
o hulpmiddelen die niet vezelvormig zijn en die =jdens de vliesvorming
toegevoegd worden om de eigenschappen te veranderen/verbeteren.
§ Vlamvertragend
§ An=sta=sch
§ Hydrofobe agents
§ Hydrofiele agents
§ UV stabilizers
Eigenschappen
- Bij nonwovens kan de greep, de dikte, de hydrofiliteit (water absorberend), de
treksterktes, de vervormbaarheid, het absorp=evermogen en vele andere
eigenschappen beïnvloed worden
- De eigenschappen van nonwovens hangen af van de gebruikte vezels en het
gebruikte produc=eproces. Bijv. bij luiers en filters, wat betreA de doorlaatbaarheid.
Door de grote varia=e in eigenschappen zijn de toepassingen van nonwoven zeer
divers.
- Nonwoven is vaak onzichtbaar een belangrijk onderdeel van veel eindproducten.
Non woven produc6eproces (worden GEEN garens sponnen)
1. Vezelvoorbereidingsproces
a. Bereidt de vezels voor op het webvormingsproces.
b. Het proces omvat het openen & mengen v/d vezels & het invoeren van de
vezels in de kaardmachine of air-lay machine.
2. Webvormingsproces
a. een proces waarbij de vezels of filamenten worden verspreid, om een vel of
web te vormen en waarbij de vliezen worden gestapeld om meerlaagse
vliezen te vormen, soms baCs genoemd.
3. Webbindingsproces
a. Het bindingsproces verleent het weefsel integriteit en het resulterende
materiaal wordt vaak weefsel genoemd. Het nonwovendoek.
4. Finishing (ook wel ‘afwerkingsproces’ genoemd).
a. De weefsels worden mechanisch of chemisch afgewerkt, of beide, om de
eigenschappen en het uiterlijk te verbeteren.
i. Deze processen bepalen samen met de keuze van de vezels, de
structuren en eigenschappen van het nonwoven eindproduct.
2
, Non woven IV
Nonwoven produc6eproces (webvorming & webbinding)
Naast de selec=e van de grondstoffen zijn de volgende 2 grote stappen in het
produc=eproces:
1. Vlies-/webvorming
2. Vlies-/webbinding (bonding)
Vlies-/webvorming
Er zijn 2 soorten vezelstructuren:
1. Isotroop vlies (vezels willekeurig geschikt)
2. Anisotroop vlies (vezels liggen recht naast elkaar)
Anisotroop Isotroop
MD/CD verhouding
- De rich=ng van een vlies en dus het uiteindelijke nonwoven product voor het kaarden
met een kaardmachine duiden we aan met:
o MD (Machine Direc=on) Vezels
o CD (Cross Direc=on) verhouding.
MD
MD
CD
CD
Basistechnieken om een vlies te vormen
4 soorten:
1. Droogstapelsystemen (Drylaid & Airlaid)
a. 2 soorten:
i. Drylaid met kaarden
ii. Drylaid aerodynamisch (luchtapplica=e) -> Airlaid
2. NaCe applica=e (Wetlaid)
3. Gesponnen binding (Spunbond/Spunlaid)
4. Smeltblazen (Meltblown)
3
Les 1
Nonwoven = Een gefabriceerd blad, net of vlies van geordende of willekeurig georiënteerde
vezels, die bij elkaar gehouden worden door fric=e, en/of cohesie en/of adhesie, en dit met
uitslui=ng van papier en producten die geweven, gebreid, getuA, ges=kt zijn en die garens of
filamenten bevaCen of nat vervilt werden al dan niet vernaald.
Waar komt het in voor:
- Vilt
- Needle vilt
- Papier
- Watjes
- Filter materiaal
- Etc.
Hoeveel is non woven:
- Ca. 62,5% Industrieel
- Ca. 18,7% Medisch
- Ca. 11,4% Geotex=el
- Ca. 3,1% Hygiëne
- Ca. 4,2% Overig
Groei ± 8,4% per jaar
Lessen opbouw
1. Introduc=e Nonwovens, Grondstoffen, Produc=eproces, Drylaid nonwovens (met
kaarden), Drylaid nonwovens (Airlaid) > (NCSU slide 1 t/m 22)
2. Wetlaid nonwovens, Spunbond nonwovens, Meltblown nonwovens > (NCSU slide 23
t/m 35)
3. Vliesbinding > (NCSU slide 36 t/m 70)
• Mechanisch
• Chemisch
• Thermisch
4. Uitloop & oefentoets
1
, Non woven IV
Grondstoffen
- Vezels of polymeer (stapelfilament) = basismateriaal voor
nonwovens.
- Bindmiddelen = substan=e die cohesie bewerkstelligt of
bevordert tussen los samengevoegde materialen.
o Soorten:
§ Mechanische vliesversteviging (met machine)
§ Chemische vliesversteviging (aan elkaar plakken met bijv. lijm)
§ Thermische vliesversteviging (toevoegen van tempratuur waardoor het
aan elkaar smelt) (alleen bij synthe=sche garens)
- Addi=even (chemische vliesversteviging):
o hulpmiddelen die niet vezelvormig zijn en die =jdens de vliesvorming
toegevoegd worden om de eigenschappen te veranderen/verbeteren.
§ Vlamvertragend
§ An=sta=sch
§ Hydrofobe agents
§ Hydrofiele agents
§ UV stabilizers
Eigenschappen
- Bij nonwovens kan de greep, de dikte, de hydrofiliteit (water absorberend), de
treksterktes, de vervormbaarheid, het absorp=evermogen en vele andere
eigenschappen beïnvloed worden
- De eigenschappen van nonwovens hangen af van de gebruikte vezels en het
gebruikte produc=eproces. Bijv. bij luiers en filters, wat betreA de doorlaatbaarheid.
Door de grote varia=e in eigenschappen zijn de toepassingen van nonwoven zeer
divers.
- Nonwoven is vaak onzichtbaar een belangrijk onderdeel van veel eindproducten.
Non woven produc6eproces (worden GEEN garens sponnen)
1. Vezelvoorbereidingsproces
a. Bereidt de vezels voor op het webvormingsproces.
b. Het proces omvat het openen & mengen v/d vezels & het invoeren van de
vezels in de kaardmachine of air-lay machine.
2. Webvormingsproces
a. een proces waarbij de vezels of filamenten worden verspreid, om een vel of
web te vormen en waarbij de vliezen worden gestapeld om meerlaagse
vliezen te vormen, soms baCs genoemd.
3. Webbindingsproces
a. Het bindingsproces verleent het weefsel integriteit en het resulterende
materiaal wordt vaak weefsel genoemd. Het nonwovendoek.
4. Finishing (ook wel ‘afwerkingsproces’ genoemd).
a. De weefsels worden mechanisch of chemisch afgewerkt, of beide, om de
eigenschappen en het uiterlijk te verbeteren.
i. Deze processen bepalen samen met de keuze van de vezels, de
structuren en eigenschappen van het nonwoven eindproduct.
2
, Non woven IV
Nonwoven produc6eproces (webvorming & webbinding)
Naast de selec=e van de grondstoffen zijn de volgende 2 grote stappen in het
produc=eproces:
1. Vlies-/webvorming
2. Vlies-/webbinding (bonding)
Vlies-/webvorming
Er zijn 2 soorten vezelstructuren:
1. Isotroop vlies (vezels willekeurig geschikt)
2. Anisotroop vlies (vezels liggen recht naast elkaar)
Anisotroop Isotroop
MD/CD verhouding
- De rich=ng van een vlies en dus het uiteindelijke nonwoven product voor het kaarden
met een kaardmachine duiden we aan met:
o MD (Machine Direc=on) Vezels
o CD (Cross Direc=on) verhouding.
MD
MD
CD
CD
Basistechnieken om een vlies te vormen
4 soorten:
1. Droogstapelsystemen (Drylaid & Airlaid)
a. 2 soorten:
i. Drylaid met kaarden
ii. Drylaid aerodynamisch (luchtapplica=e) -> Airlaid
2. NaCe applica=e (Wetlaid)
3. Gesponnen binding (Spunbond/Spunlaid)
4. Smeltblazen (Meltblown)
3