‘Kennis en perspectief zijn gebaseerd op
psychologische wetenschap’
Hoorcollege 1: Psychologie als Wetenschap
Er is sprake van een ‘infodemic’ – enorm veel informatie.
Wonderlijke theorieën (denk aan Human Design).
Therapieën (regenisis-healing).
Diagnosticeren via social media.
Soms is het lastig te onderscheiden wat wetenschappelijk onderbouwd is
en wat niet. De (psychologische) wetenschap is niet zo makkelijk.
- Replicatiecrisis: bij replicatie kwam bij veel experimenten niet
dezelfde resultaten (60%).
Polarisatie: men kiest vaak helemaal mee (on)eens. Het is in de
wetenschap van belang om beide perspectieven te vergelijken.
Soms is er weinig vertrouwen in de wetenschap. De hoeveelheid
vaccinaties die wordt genomen is de afgelopen jaren gedaald, met
consequenties.
Psychologie is een beetje van iedereen en is overal
- Veel ‘schemergebieden’ schuren sterk aan tegen de psychologie:
mensen noemen zichzelf al snel een ‘therapeut’, terwijl iemand
hier helemaal niet de volledige studie voor heeft gedaan.
- Psychologische processen spelen een belangrijke rol. Bijvoorbeeld
vertrouwen in de wetenschap.
- Wetenschap is niet zo simpel als we zouden willen.
In de wetenschap zijn de bewijzen niet sluitend. Je kan niet na één
onderzoek een concrete conclusie trekken. Er wordt
kennis opgebouwd. De wetenschap is complex, net als de
mens.
Wetenschap is meer dan alleen kennis.
Kritisch denken is van belang.
Niets is waar, maar alles is waarschijnlijk.
Een aantal pijlers
zijn belangrijk:
1
,Bias
Bias is een systematische vertekening die een objectieve interpretatie van
de realiteit in de weg staat. Het is een vooroordeel of vooringenomenheid
die de perceptie kleurt.
Belangrijke basisaanname: wetenschap betreft waarheidsvinding en
vraagt om objectiviteit. Bias staat de objectiviteit in de weg. Nut van bias:
het zijn mentale shortcuts bij problemen oplossen. Een coherente
werkelijkheid is cognitief minder belastend. Een sneller beslissingssysteem
als gevaar dreigt is het handig, maar het is ongevoelig voor kansen.
Op drie gebieden staat bias ons in de weg.
1. Persoonlijke bias: die ons als mens, psycholoog en onderzoeker in de
weg staan om objectief waar te nemen. Hoe wij zijn bepaald hoe we
naar de wereld kijken. We hebben allemaal een andere emotionele
staat, ervaringen en soms een ander begrip van wat we waarnemen. Er
zijn heel veel cognitieve biases die invloed hebben.
o Confirmation bias: alleen kijken naar informatie die onze
overtuiging bevestigd.
o Hindsight bias: het fenomeen dat je achteraf een ander idee
hebt over wat je eerst dacht. ‘Zie je wel ik dacht al dat…’, terwijl
we eigenlijk alleen maar een klein vermoeden hadden.
o Overconfidence bias: door overmatig veel zelfvertrouwen. Als
mensen veel expertise hebben, twijfelen ze eigenlijk bijna niet
meer aan zichzelf.
o Bias blind spot: onderzoekers denken dat zij niet leiden onder
bias. Juist wanneer je denkt dat je minder gebiased bent dan
andere, ben je vaak meer vertekend.
Een onderzoeker heeft vaak (onbewust) persoonlijk belang bij het
vinden van duidelijke onderzoeksresultaten die ondersteuning
vinden voor een eigen theorie.
Als onderzoekers proberen we zo systematisch mogelijk te werk te
gaan.
o Mertoniaanse normen (zie HC 2).
o Empirische cyclus.
o Heersende onderzoek paradigma’s.
2. Bias in de onderzoeksmethode: die invloed hebben op de methode
en middelen waarmee we iets objectief onderzoeken. In het lezen van
de literatuur, het opzetten van de studie en het verzamelen van data
kan zo’n vertekening zich voordoen. Zet je je onderzoeksvraag en
hypothesen al vast of laat je deze open?
o Selectiebias: door het trekken van een steekproef. Deze is groot
in onderzoek. Er is behoefte aan diversiteit op alle niveaus. Het is
onze taak als wetenschapper om hier bewust van te zijn.
Omdat we willen meten doen we aan operationaliseren. Ook tests en
metingen kennen vertekeningen die vaak invloed hebben op de
betrouwbaarheid en de validiteit van de test. Er zijn heel veel biases
(observer, interviewer, etc.).
2
,3. Systemische bias: die de objectiviteit van het wetenschapssysteem
beïnvloeden. Het hele systeem waarin onderzoekers bezig zijn met de
groei van de wetenschap in een bepaald vakgebied. Bij het analyseren
van resultaten, interpretatie van bevindingen en keuze voor publicatie
kunnen biases voorkomen.
o P-hacking: er wordt net zo lang gezocht naar manieren om de
significantiegrens te halen. De data bepalen de keuzes in het
onderzoek.
Meerdere analyses uitvoeren en alleen significante
resultaten rapporteren.
Gegevens blijven verzamelen tot het resultaat wél
significant wordt.
Dit is waarschijnlijker in kleinere steekproeven.
o Publication bias – studies met significante resultaten worden
vaker gepubliceerd dan studies met niet-significante resultaten.
Het ontbreekt aan kleine studies met weinig effecten (= file
drawer probleem) en aan grote studies met sterke effecten. In
de psychologie laat meer dan 90% van de studies significante
resultaten zien.
o Harking: de hypothese bedenken na het doen van het
onderzoek.
o SPIN: verdraaien van resultaten om ze positiever, belangrijker of
overtuigender te laten lijken. ‘Het resultaat ligt dicht bij de
significantiegrens’
o Outcome switching: het veranderen van uitkomstmaten nadat
de resultaten bekend zijn. Het vergroot de kans op type 1 fouten.
o Selective reporting: alleen de gunstige resultaten worden
gerapporteerd.
o Hindsight bias – hoe bekijken we retrospectief de eerder
gemaakte keuzes m.b.t. statistische analyses.
o Confirmation bias – hoe verklaren we onverwachte resultaten?
En hoe sterk wegen we de resultaten mee in onze conclusies?
o Overconfidence bias – hoe ‘zeker’ communiceren we de
resultaten?
Methoden tegen bias
- Bewust zijn van de biases;
- Pre-registreren: vooraf openbaar maken van het onderzoek.
- Open science;
- Peer-review toepassen en kritische tegenspraak;
- Transparant en systematisch handelen.
We willen meer transparantie, reproduceerbaarheid en replicatie.
3
, Hoorcollege 2: Wetenschapsfilosofie
Pseudowetenschappelijk: als we weten dat een claim niet op waarheid
kan berusten. ‘De aarde is plat, met wel onderbouwing hiervoor’.
Mertoniaanse normen
Communisme: je doet wetenschap met z’n alle en het is voor
iedereen.
Universalisme: het maakt niet uit wie de claim maakt. Elke claim is
even bruikbaar, ongeacht door wie.
Belangeloosheid: wetenschap moet onafhankelijk zijn en niet
worden gestuurd door
Georganiseerd scepticisme: altijd in discussie gaan en kritisch
evalueren wat er gezegd wordt.
Het belangrijkste doel van wetenschap is het vermeerderen van kennis en
het beschrijven en begrijpen van de wereld. Daarnaast is de wetenschap
ook belangrijk voor het welzijn en de maatschappij.
Een wetenschapper wil ware uitspraken doen. Dit kan door het gebruik
van deductieve logica (syllogismen). Het kan fout zijn als een van de
premissen onwaar zijn. Door de premissen te meten en controleren op
waarheid kan je dit voorkomen. Deductie is gebaseerd op logica, maar
leidt niet tot meer kennis.
Hoe beter de observatie, hoe groter de waarheid van de uitspraak.
In de wetenschap wordt de methode van inductie het meest gebruikt. Er
wordt meerdere keren getest onder verschillende omstandigheden.
- Positivisme gaat uit van positieve waarnemingen en die dus de
theorie versterken.
- Metafysisch realisme: er bestaat een externe, van onze geest en
waarneming onafhankelijke wereld. Bv. een boom bestaat ook als
niemand hem ziet.
- Epistemologisch realisme: wij kunnen objectieve (ware) kennis
krijgen van deze externe werkelijkheid. Bv bewijzen dat de boom
bestaat.
Bij inductie kom je vaak voorbeelden tegen die niet overeenkomen met de
algemene regel. Dan geldt de regel niet meer en dit is een probleem met
inductie.
Het psychologieprobleem dat studies niet repliceerbaar zijn is een product
van inductie.
Inductie leidt tot meer kennis, maar logica is niet aan de orde.
Kant zei dat onze geest de realiteit creëert en we eigenlijk niet echt verder
kunnen gaan. Hij verzette zich dus tegen het epistemologisch realisme.
→ Transcendentaal idealisme: de geest creëert hoe de dingen zich
voordoen, we kunnen de dingen niet objectief kennen/waarnemen.
Popper zei dat Kant wel gelijk had betreft inductie, maar we schieten niet
echt op met zijn conclusie. Dit leidde tot falsificatie: als je één geval hebt
waarin een claim niet klopt, is de theorie niet correct. Een waarneming die
in tegenspraak is met de theorie falsifieert de theorie. Alleen een theorie
4