Bs5, Bs6
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Toetsdoel 1:De student legt de anatomie en fysiologie uit van het
zenuwstelsel en verklaart
problemen vanuit de
biologische benadering.
Neuronen en synapsen
Neuronen zijn de zenuwcellen waarmee
de signalen vanuit de hersenen naar de
ledematen worden gevoerd en
andersom. De neuron bestaat uit
verschillende onderdelen, de
dendrieten, het axon, het cellichaam, en om veel axonen heen zit myeline.
Het signaal komt aan via de dendriet en gaat vervolgens altijd in dezelfde
richting naar het axonuiteinde. Om het axon heen zit myeline, dat werkt
isolerend en is vetachtig. Hierdoor kan het signaal overspringen van de knoop
van Ranvier naar de volgende en zo door. De knoop van Ranvier is het stukje dat
tussen de cellen van Schwann inzit. De cellen moet vervolgens ook op elkaar
aansluiten en het signaal kunnen doorgeven. De dendrieten van de volgende cel
sluiten aan op het axon van de vorige. Daar zit een verbinding tussen, dat is de
synaps.
Het signaal, het actiepotentiaal, komt over het axon en komt bij het uiteinde
terecht, wat dus de synaps is. Doordat het membraan veranderd wordt het
doorlaatbaar voor calcium, het calcium zorgt er voor dat de neurotransmitter
die in de blaasjes zit wordt vrijgemaakt. Dat gebeurt door middel van exocytose,
de blaasjes versmelten met het membraan, waardoor de neurotransmitter vrij
kan komen, die bindt vervolgens aan een receptor aan de overkant, doordat die
receptor daaraan bindt, gaan de natriumkanaaltjes open staan en kan natrium
wat in de synaps bevindt de cel in stromen. Dat zorgt ervoor dat het membraan
positief wordt geladen, dit zorgt ervoor dat het signaaltje kan worden
doorgegeven.
Cholinerge synapsen geven de neurotransmitter acetylocholine (Ach) af.
Ach wordt in de synnapsspleet afgebroken door het enzym
acetylcholinesterase (AChE)
,Stimulerende en remmende neurotransmitters
In werkelijkheid zijn het heel veel synapsen die aansluiten op een volgend
neuron. De ene synaps is remmend, de andere zijn stiumulerend. Het evenwicht
tussen die twee die zorgen er uiteindelijk voor dat het signaaltje wel of niet
doorgegeven wordt, of dat het vertraagd wordt doorgegeven.
Stimulerend: acetylcholine, norepinefrine (noradrenaline)
Remmend: dopamine, GABA, serotonine
Een synaps waar neuronen met andere celtypen in verbinding staan is een,
neuro-effector-verbinding.
Neurale communicatie vindt plaats vanaf het presynaptisch neuron naar het
post synaptisch neuron over de synapsspleet.
,De ruwweg twintig miljard schakelcellen zijn georganiseerd tot neuronale
groepen (groepen onderling verbonden neuronen met specifieke functies).
Divergentie is de verspreiding van informatie vanuit een neuron naar
verschillende neuronen of van één neuronale groep naar verschillende groepen.
Bij convergentie zijn verschillende neuronen via synapsen met hetzelfde
postsynaptische neuron verbonden.
Centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg en de hersenen.
De dura mater is het harde hersenvlies en is de buitenste deklaag van het
zenuwstelsel. Het bestaat uit 2 lagen, waarvan
de buitenste laag met het botweefsel van de
schedel is vergroeid. Waardoor de hersenen
als het waren worden opgehangen aan de
schedel. Tussen de 2 lagen zit een ruimte waar
bloedvaten en weefselvloeistoffen doorheen
lopen. Op sommige plekken loopt het
binnenste vlies diep door in het hersenweefsel
dit zijn de durale plooien. Die zorgen ervoor
dat het hersenweefsel op zijn plaats blijft.
Durale sinussen liggen tussen twee lagen van
een durale plooi. Tussen de schedel en de
dura mater zit de epidurale ruimte deze
loopt door tot in het ruggenmerg. In deze ruimte kunnen verdovingen worden
gegeven waardoor de zenuwen in die ruimte uitgeschakeld kunnen worden, dit
noem je een epiduraalblok.
De ruimte die onder de dura mater ligt is de subdurale ruimte. Deze ruimte
scheidt het binnenste oppervlak van
de dura mater van het tweede
hersenvlies en dit is de arachnoïdea
ook wel het spinnenwebvlies. Deze
ruimte bevat een kleine hoeveelheid
lymfevocht waardoor de wrijving van
de tegen elkaar liggende vliezen
wordt verminderd. De arachnoïdea
bestaat uit een laag
plaveiselcelepitheel, onder dit vlies zit de subarachnoïdale ruimte waar collagene
en elastische vezels een soort spinnenweb vormen. De subarachnoïdale ruimte is
gevuld met cerebrospinale vloeistof (liquor) wat als een soort schokbreker
voor het hersenweefsel functioneert. In dit vocht bevinden zich: opgeloste
gassen, voedingsstoffen, chemische signaalstoffen en afvalstoffen. De ruimte
waar het hersenvocht in zit loopt door in het ruggenmerg. Als er een lumbaal
punctie wordt gedaan, wordt er in deze ruimte wat hersenvocht afgenomen.
, De subdurale ruimte scheidt de arachnoïdea van het binnenste hersenvlies, dit is
de pia mater of ook wel het zachte hersenvlies. Dit vlies ligt direct op het
hersenweefsel en het ruggenmerg. De pia mater is sterk doorbloed en de vaten
vertakken zich over de hersenen. Deze vaten voorzien de oppervlakkig gelegen
gebieden van de hersenschors van voedingsstof en zuurstof. De bloedtoevoer
naar deze delen is zeer uitgebreid omdat de hersenen een hoge
stofwisselingssnelheid hebben.
Er kunnen bloedingen buiten het hersenweefsel optreden, dit zijn de
extracerebrale bloedingen. Bij een hoofdtrauma kunnen hersenbloedvaten
beschadigd raken en bloedingen in de hersenholte veroorzaken. Als bloed naar
buiten komt tussen de dura mater en schedel heet dat een epidurale bloeding.
Bij een subdurale bloeding zit de bloeding tussen de arachnoïdea en dura mater.
En als de bloeding tussen de pia mater en arachnoïdea plaatsvind is het een
subarachnoïdale ruimte. De epidurale en subdurale bloedingen kunnen het
zachte hersenweefsel verdrukken met bewustzijnsverlies als gevolg. De
bloedingen kunnen arterieel of veneus van aard zijn. Vooral de arteriële
bloedingen vereisen acuut medisch ingrijpen. De bloedingen in de
subarachnoïdale ruimte ontstaan door een zwakke plek in de wand van de
slagader aan de basis van de hersenen barst.
Liquor = cerebrospinale vloeistof = hersenvocht. Liquor zit niet alleen in de
subarachnoïdale ruimte maar ook in de vier hersenventrikelsf. Het omspoelt
de uitwendige oppervlakken van het centraal zenuwstelsel. De vier ventrikels
staan allemaal met elkaar in verbinding, zodat het hersenvocht kan blijven
stromen. Het aquaductus cerebri is de binding tussen het derde en vierde
ventrikel en via het centrale kanaal loopt de liquor door tot in het ruggenmerg,
via het dak van de vierde ventrikel stroomt het liquor naar de subarachnoïdale
ruimte. Met name voor de functie van het ondersteunen van de circulatie is het
van belang dat de liquor blijft stromen. Het speelt namelijk een rol in het
transport van voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen. Daarnaast heeft liquor
nog twee andere funcites namelijk de bescherming van de hersenen en het
ruggenmerg tegen fysieke trauma’s en het ondersteunen van de hersenen, deze
drijven letterlijk in het liquor waardoor ze minder wegen. Liquor wordt
geproduceerd in de plexus choroideus, dit netwerk van permeabele haarvaten
bevind zich in de wanden van alle ventrikels. Speciale cellen, ependymcellen op
de haarvaten produceren circa 500 ml per dag, totaal stroomt zo’n 150 ml rond,
dit wordt dus continu ververst. Hierdoor wordt de homeostase bewaakt. Het
verwijderen van liquor verloopt via de granulations archnoïdalus,
uitstulpingen van het arachnoïd die uitmonden in de dura synus waar difusie van
het liquor plaatsvind en zo opgenomen kan worden in de veneuze circulatie. Als
de aanmaak en de afvoer van het liquor niet in evenwicht is kunnen klinische
problemen ontstaan zoals een hydrocephalus (waterhoofd).
Het PZS (bestaat uit hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen) verbindt het CZS
met de rest van het lichaam; alle sensorische informatie en motorische impulsen
worden door axonen van het PZS geleid. De sensibele en motorische axonen zijn
samengebundeld in perifere zenuwen, of zenuwen, en groepen cellichamen
liggen bijeen in ganglia.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Toetsdoel 1:De student legt de anatomie en fysiologie uit van het
zenuwstelsel en verklaart
problemen vanuit de
biologische benadering.
Neuronen en synapsen
Neuronen zijn de zenuwcellen waarmee
de signalen vanuit de hersenen naar de
ledematen worden gevoerd en
andersom. De neuron bestaat uit
verschillende onderdelen, de
dendrieten, het axon, het cellichaam, en om veel axonen heen zit myeline.
Het signaal komt aan via de dendriet en gaat vervolgens altijd in dezelfde
richting naar het axonuiteinde. Om het axon heen zit myeline, dat werkt
isolerend en is vetachtig. Hierdoor kan het signaal overspringen van de knoop
van Ranvier naar de volgende en zo door. De knoop van Ranvier is het stukje dat
tussen de cellen van Schwann inzit. De cellen moet vervolgens ook op elkaar
aansluiten en het signaal kunnen doorgeven. De dendrieten van de volgende cel
sluiten aan op het axon van de vorige. Daar zit een verbinding tussen, dat is de
synaps.
Het signaal, het actiepotentiaal, komt over het axon en komt bij het uiteinde
terecht, wat dus de synaps is. Doordat het membraan veranderd wordt het
doorlaatbaar voor calcium, het calcium zorgt er voor dat de neurotransmitter
die in de blaasjes zit wordt vrijgemaakt. Dat gebeurt door middel van exocytose,
de blaasjes versmelten met het membraan, waardoor de neurotransmitter vrij
kan komen, die bindt vervolgens aan een receptor aan de overkant, doordat die
receptor daaraan bindt, gaan de natriumkanaaltjes open staan en kan natrium
wat in de synaps bevindt de cel in stromen. Dat zorgt ervoor dat het membraan
positief wordt geladen, dit zorgt ervoor dat het signaaltje kan worden
doorgegeven.
Cholinerge synapsen geven de neurotransmitter acetylocholine (Ach) af.
Ach wordt in de synnapsspleet afgebroken door het enzym
acetylcholinesterase (AChE)
,Stimulerende en remmende neurotransmitters
In werkelijkheid zijn het heel veel synapsen die aansluiten op een volgend
neuron. De ene synaps is remmend, de andere zijn stiumulerend. Het evenwicht
tussen die twee die zorgen er uiteindelijk voor dat het signaaltje wel of niet
doorgegeven wordt, of dat het vertraagd wordt doorgegeven.
Stimulerend: acetylcholine, norepinefrine (noradrenaline)
Remmend: dopamine, GABA, serotonine
Een synaps waar neuronen met andere celtypen in verbinding staan is een,
neuro-effector-verbinding.
Neurale communicatie vindt plaats vanaf het presynaptisch neuron naar het
post synaptisch neuron over de synapsspleet.
,De ruwweg twintig miljard schakelcellen zijn georganiseerd tot neuronale
groepen (groepen onderling verbonden neuronen met specifieke functies).
Divergentie is de verspreiding van informatie vanuit een neuron naar
verschillende neuronen of van één neuronale groep naar verschillende groepen.
Bij convergentie zijn verschillende neuronen via synapsen met hetzelfde
postsynaptische neuron verbonden.
Centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg en de hersenen.
De dura mater is het harde hersenvlies en is de buitenste deklaag van het
zenuwstelsel. Het bestaat uit 2 lagen, waarvan
de buitenste laag met het botweefsel van de
schedel is vergroeid. Waardoor de hersenen
als het waren worden opgehangen aan de
schedel. Tussen de 2 lagen zit een ruimte waar
bloedvaten en weefselvloeistoffen doorheen
lopen. Op sommige plekken loopt het
binnenste vlies diep door in het hersenweefsel
dit zijn de durale plooien. Die zorgen ervoor
dat het hersenweefsel op zijn plaats blijft.
Durale sinussen liggen tussen twee lagen van
een durale plooi. Tussen de schedel en de
dura mater zit de epidurale ruimte deze
loopt door tot in het ruggenmerg. In deze ruimte kunnen verdovingen worden
gegeven waardoor de zenuwen in die ruimte uitgeschakeld kunnen worden, dit
noem je een epiduraalblok.
De ruimte die onder de dura mater ligt is de subdurale ruimte. Deze ruimte
scheidt het binnenste oppervlak van
de dura mater van het tweede
hersenvlies en dit is de arachnoïdea
ook wel het spinnenwebvlies. Deze
ruimte bevat een kleine hoeveelheid
lymfevocht waardoor de wrijving van
de tegen elkaar liggende vliezen
wordt verminderd. De arachnoïdea
bestaat uit een laag
plaveiselcelepitheel, onder dit vlies zit de subarachnoïdale ruimte waar collagene
en elastische vezels een soort spinnenweb vormen. De subarachnoïdale ruimte is
gevuld met cerebrospinale vloeistof (liquor) wat als een soort schokbreker
voor het hersenweefsel functioneert. In dit vocht bevinden zich: opgeloste
gassen, voedingsstoffen, chemische signaalstoffen en afvalstoffen. De ruimte
waar het hersenvocht in zit loopt door in het ruggenmerg. Als er een lumbaal
punctie wordt gedaan, wordt er in deze ruimte wat hersenvocht afgenomen.
, De subdurale ruimte scheidt de arachnoïdea van het binnenste hersenvlies, dit is
de pia mater of ook wel het zachte hersenvlies. Dit vlies ligt direct op het
hersenweefsel en het ruggenmerg. De pia mater is sterk doorbloed en de vaten
vertakken zich over de hersenen. Deze vaten voorzien de oppervlakkig gelegen
gebieden van de hersenschors van voedingsstof en zuurstof. De bloedtoevoer
naar deze delen is zeer uitgebreid omdat de hersenen een hoge
stofwisselingssnelheid hebben.
Er kunnen bloedingen buiten het hersenweefsel optreden, dit zijn de
extracerebrale bloedingen. Bij een hoofdtrauma kunnen hersenbloedvaten
beschadigd raken en bloedingen in de hersenholte veroorzaken. Als bloed naar
buiten komt tussen de dura mater en schedel heet dat een epidurale bloeding.
Bij een subdurale bloeding zit de bloeding tussen de arachnoïdea en dura mater.
En als de bloeding tussen de pia mater en arachnoïdea plaatsvind is het een
subarachnoïdale ruimte. De epidurale en subdurale bloedingen kunnen het
zachte hersenweefsel verdrukken met bewustzijnsverlies als gevolg. De
bloedingen kunnen arterieel of veneus van aard zijn. Vooral de arteriële
bloedingen vereisen acuut medisch ingrijpen. De bloedingen in de
subarachnoïdale ruimte ontstaan door een zwakke plek in de wand van de
slagader aan de basis van de hersenen barst.
Liquor = cerebrospinale vloeistof = hersenvocht. Liquor zit niet alleen in de
subarachnoïdale ruimte maar ook in de vier hersenventrikelsf. Het omspoelt
de uitwendige oppervlakken van het centraal zenuwstelsel. De vier ventrikels
staan allemaal met elkaar in verbinding, zodat het hersenvocht kan blijven
stromen. Het aquaductus cerebri is de binding tussen het derde en vierde
ventrikel en via het centrale kanaal loopt de liquor door tot in het ruggenmerg,
via het dak van de vierde ventrikel stroomt het liquor naar de subarachnoïdale
ruimte. Met name voor de functie van het ondersteunen van de circulatie is het
van belang dat de liquor blijft stromen. Het speelt namelijk een rol in het
transport van voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen. Daarnaast heeft liquor
nog twee andere funcites namelijk de bescherming van de hersenen en het
ruggenmerg tegen fysieke trauma’s en het ondersteunen van de hersenen, deze
drijven letterlijk in het liquor waardoor ze minder wegen. Liquor wordt
geproduceerd in de plexus choroideus, dit netwerk van permeabele haarvaten
bevind zich in de wanden van alle ventrikels. Speciale cellen, ependymcellen op
de haarvaten produceren circa 500 ml per dag, totaal stroomt zo’n 150 ml rond,
dit wordt dus continu ververst. Hierdoor wordt de homeostase bewaakt. Het
verwijderen van liquor verloopt via de granulations archnoïdalus,
uitstulpingen van het arachnoïd die uitmonden in de dura synus waar difusie van
het liquor plaatsvind en zo opgenomen kan worden in de veneuze circulatie. Als
de aanmaak en de afvoer van het liquor niet in evenwicht is kunnen klinische
problemen ontstaan zoals een hydrocephalus (waterhoofd).
Het PZS (bestaat uit hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen) verbindt het CZS
met de rest van het lichaam; alle sensorische informatie en motorische impulsen
worden door axonen van het PZS geleid. De sensibele en motorische axonen zijn
samengebundeld in perifere zenuwen, of zenuwen, en groepen cellichamen
liggen bijeen in ganglia.