Hoofdstuk 2: de voortalige periode
Inhoudsopgave
2.2 De (klank)vorm van de taaluiting..............................................................................1
2.2.1 Eerste geluidswaarnemingen en schreie 0-6 weken............................................2
2.2.2 Vroege luisterontwikkeling en vocaliseren 6 weken – 4 maanden.......................3
2.2.3 Verdere luisterontwikkeling en vocaal spel 4 – 7 maanden.................................4
2.2.4 Beginnend taalbegrip en brabbelen 7 – 12 maanden..........................................6
2.3 De inhoud en het gebruik van de taaluiting...............................................................7
2.3.1 Woordenschat en zinsbegrip...............................................................................7
2.3.2 Taalgebruik in context: (pragmatiek)...................................................................7
2.4 Tips voor taalaanbod en interactie............................................................................9
2.4.1 Het luisteren stimuleren......................................................................................9
2.4.2 De aandacht voor ‘taal’ en ‘communicatie’ stimuleren......................................10
Prelinguale fase: het eerste levensjaar
-> kind spreekt nog niet
Prelinguaal = voortalig
Waar kunnen we al naar kijken:
Fonetiek/fonologie
Semantiek (kind zal zelf nog geen woorden zeggen, maar wel al woorden
begrijpen)
Pragmatiek (communicatieve ontwikkeling, kan kind al communiceren? En
op welke manier doet hij dat?)
Zowel vanuit algemeen communicatief als vanuit zuiver linguïstisch
oogpunt een druk jaar.
Een groot aantal factoren grijpt op elkaar in
2.2 DE (KLANK)VORM VAN DE TAALUITING
In deze paragraaf bespreken we de klankvorm (fonologie) van de taaluiting. Het
kind hoort vanaf de geboorte allerlei geluiden waaronder gesproken taal.
Voorwaarden om tot taalbegrip te komen?
Het waarnemen van geluiden en luisterontwikkeling
Vanaf de geboorte produceert kind zelf geluiden . Aanvankelijk gaat het alleen
om schreien en vegetatieve geluiden. Al snel evolueren deze geluiden tot
taaluniversele en later tot taalspecifieke klanken.
1
, 2.2.1 EERSTE GELUIDSWAARNEMINGEN EN SCHREIE 0-6
WEKEN
EERSTE GELUIDSWAARNEMINGEN
Het gehoororgaan is al voor de geboorte ontwikkeld
Foetussen van 5 maanden reageren op sterke geluidsprikkels
Baby’s horen vooral hoge geluiden zeer goed.
- Een plots geluid kan een baby doen schrikken.
- Het geluid van een rammelaar maakt een baby aandachtig.
- Zachte geluiden hebben een sussend effect.
Een baby kan vroeg verschillende soorten geluiden onderscheiden. Hij
heeft vanaf de geboorte een voorkeur voor stemmen en vooral voor de
stem van de moeder.
SCHREIEN
Het eerste geluid dat de baby maakt => geboorteschreeuw.
Geboorteschreeuw
=> Kind produceert luide, scherpe en gespannen schreeuw, hierdoor weten we -
> ademhaling- en stemgevingsapparaat functioneren.
Baby schreit wanneer hij geboren wordt -> opluchting voor ouders dat
baby gezond is, ze gaan baby troosten, vastnemen,..
doorlopende stemgeving
=> Luid en krachtig huilen
Tijdens de eerste zes levensweken gaat een baby regelmatig schreien
Oorzaken
Honger, woede als reactie op fysieke pijn en als reactie op het wegnemen van de
fopspeen.
vegetatieve en reflexmatige geluiden
=> hikken, een boer laten na het eten
Interactieve geluidsproductie gaat vanaf nu in zijn werk:
o Intersubjectieve betrokkenheid van ouders en kind op elkaar
o Prespeech-bewegingen
Bewegingen van kaak en onderkaak
Multisensorieel (verschillende zintuigen zijn betrokken)
Terwijl moeder tegen baby praat (bewegingen kaak) gaat
de baby dat imiteren
2