TH3: Eiwitsynthese
1. Eiwitsynthese prokaryoten & eukaryoten
STAPPEN EIWITSYNTHESE
Prokaryoten (kern)
Transcriptie: DNA -> RNA in kern
Translatie: mRNA -> eiwit
Chromosoom: DNA zonder histonen – vrij in cytoplasma => transcriptie & translatie vlotter
Eukaryoten
Splicing extra stap
Transcriptie -> pre(cursor)-
mRNA
-> splicing -> mRNA
Er kunnen verschillende
mRNA’s gevormd
worden uit 1 pre-mRNA
Uit 1 gen verschillende
polypeptiden
Cel op 3 niveaus
Genoom: bevat alle genetische info (ook DNA in mitochondriën & chloroplasten)
Transcriptoom: RNA gevormd door transcriptie (ook tRNA & rRNA)
Proteoom: alle eiwitten in cel
DEFINITIE GEN
Gen = sequentie van DNA-nucleotiden die via transcriptie wordt omgezet naar RNA
2 types:
Genen met code voor eiwit
Genen voor aanmaak andere types RNA OF DNA dat niet via transcriptie wordt omgezet
vb. promotor
Genoom: coderend & niet-coderend DNA
-> promotor: net voor gen – startplaats transcriptie ZELF NIET
OVERGESCHREVEN
Prokaryoten: vooral coderende DNA <-> eukaryoten vooral niet-coderende
DNA
Coderend DNA: enkel 3’-5’-streng = template streng transcriptie
Ontstane RNA is anti-parallel aan template streng
opgebouwd van 5’ naar 3’
complementair aan overgeschreven DNA streng
De 5’ - 3’ streng is complementair & anti-parallel aan template
code 5’-3’ komt overeen met nieuwe RNA
coderende streng = 5’-3’
Sequentie gen = sequentie
coderende streng 5’-3’
,
, GENETISCHE CODE
DNA opbouw: 4 nucleotiden A C T G
DNA-codon = opeenvolging van 3 DNA-nucleotiden op coderende streng die overeenstemt
met een aminozuur
RNA-codon = DNA-codons MAAR U ipv T
3 types codons (lezen van 5’-3’)
61 aminozuurcodons: zorgen ervoor dat de juiste aminozuur wordt ingebouwd
3 stopcodons: translatie stopgezet
Startcodon: AUG
Genetische code is gedegenereerd: er zijn verschillende codons voor hetzelfde aminozuur
mogelijk
Gevolg: mutatie DNA leidt niet altijd tot verandering eiwit
2. Transcriptie & splicing eukaryote cel
TRANSCRIPTIE DNA naar PRE-mRNA
Initiatie, elongatie, terminatie
A. INITIATIE
1ste stap
Transcriptiefactoren = eiwitten binden op promotor
RNA-polymerase bindt
Transcriptiefactoren + RNA-polymerase = startcomplex
B. ELONGATIE
2de stap
ATP hecht fosfaatgroepen aan RNA-polymerase energie
RNA-polymerase komt los van startcomplex beweegt over DNA – weg van promotor
RNA-polymerase breekt H-bruggen af
RNA-polymerase maakt kopie van template = pre-mRNA
RNA-polymerase schuift op steeds meer pre-mRNA
Tijdens aanmaak pre-mRNA pre-mRNA krijt 5’-cap aan 5’-uiteinde => tegen afbraak &
transport
C. TERMINATIE
3de stap
Vorming pre-mRNA stop na de specifieke sequentie AAUAAA
Enzymen herkennen die sequentie
Pre-mRNA komt los
Poly-A-staart wordt toegevoegd (=serie van A-nucleotiden)
SPLICING
In celkern
Na of tijdens transcriptie
Stukken wegknippen
Een complex van eiwitten + snRNA small nuclear RNA = spliceosoom
knipt nutteloze sequenties = introns weg
Exons blijven over
1. Eiwitsynthese prokaryoten & eukaryoten
STAPPEN EIWITSYNTHESE
Prokaryoten (kern)
Transcriptie: DNA -> RNA in kern
Translatie: mRNA -> eiwit
Chromosoom: DNA zonder histonen – vrij in cytoplasma => transcriptie & translatie vlotter
Eukaryoten
Splicing extra stap
Transcriptie -> pre(cursor)-
mRNA
-> splicing -> mRNA
Er kunnen verschillende
mRNA’s gevormd
worden uit 1 pre-mRNA
Uit 1 gen verschillende
polypeptiden
Cel op 3 niveaus
Genoom: bevat alle genetische info (ook DNA in mitochondriën & chloroplasten)
Transcriptoom: RNA gevormd door transcriptie (ook tRNA & rRNA)
Proteoom: alle eiwitten in cel
DEFINITIE GEN
Gen = sequentie van DNA-nucleotiden die via transcriptie wordt omgezet naar RNA
2 types:
Genen met code voor eiwit
Genen voor aanmaak andere types RNA OF DNA dat niet via transcriptie wordt omgezet
vb. promotor
Genoom: coderend & niet-coderend DNA
-> promotor: net voor gen – startplaats transcriptie ZELF NIET
OVERGESCHREVEN
Prokaryoten: vooral coderende DNA <-> eukaryoten vooral niet-coderende
DNA
Coderend DNA: enkel 3’-5’-streng = template streng transcriptie
Ontstane RNA is anti-parallel aan template streng
opgebouwd van 5’ naar 3’
complementair aan overgeschreven DNA streng
De 5’ - 3’ streng is complementair & anti-parallel aan template
code 5’-3’ komt overeen met nieuwe RNA
coderende streng = 5’-3’
Sequentie gen = sequentie
coderende streng 5’-3’
,
, GENETISCHE CODE
DNA opbouw: 4 nucleotiden A C T G
DNA-codon = opeenvolging van 3 DNA-nucleotiden op coderende streng die overeenstemt
met een aminozuur
RNA-codon = DNA-codons MAAR U ipv T
3 types codons (lezen van 5’-3’)
61 aminozuurcodons: zorgen ervoor dat de juiste aminozuur wordt ingebouwd
3 stopcodons: translatie stopgezet
Startcodon: AUG
Genetische code is gedegenereerd: er zijn verschillende codons voor hetzelfde aminozuur
mogelijk
Gevolg: mutatie DNA leidt niet altijd tot verandering eiwit
2. Transcriptie & splicing eukaryote cel
TRANSCRIPTIE DNA naar PRE-mRNA
Initiatie, elongatie, terminatie
A. INITIATIE
1ste stap
Transcriptiefactoren = eiwitten binden op promotor
RNA-polymerase bindt
Transcriptiefactoren + RNA-polymerase = startcomplex
B. ELONGATIE
2de stap
ATP hecht fosfaatgroepen aan RNA-polymerase energie
RNA-polymerase komt los van startcomplex beweegt over DNA – weg van promotor
RNA-polymerase breekt H-bruggen af
RNA-polymerase maakt kopie van template = pre-mRNA
RNA-polymerase schuift op steeds meer pre-mRNA
Tijdens aanmaak pre-mRNA pre-mRNA krijt 5’-cap aan 5’-uiteinde => tegen afbraak &
transport
C. TERMINATIE
3de stap
Vorming pre-mRNA stop na de specifieke sequentie AAUAAA
Enzymen herkennen die sequentie
Pre-mRNA komt los
Poly-A-staart wordt toegevoegd (=serie van A-nucleotiden)
SPLICING
In celkern
Na of tijdens transcriptie
Stukken wegknippen
Een complex van eiwitten + snRNA small nuclear RNA = spliceosoom
knipt nutteloze sequenties = introns weg
Exons blijven over