1.1 dautzenberg
bestuur
na 5e eeuw, einde west romeinse rijk. Werden Germaanse stam ”franken” machtiger.
tijd van Karel (768-814) was Frankische rijk grootste deel van EU. gebied werd bestuurd door
middel van feodale stelsel/leenheer stelsel
feodale stelsel/leenheer stelsel, koning (leenheer) gaf delen van het rijk in leen aan leden
van de adel (leenmannen/vazallen) zijn besturen dit gebied in de naam van de leenheer en
mochten de opbrengsten houden. Als tegenprestatie beloofden ze hem trouw en hielpen ze
hem het rijk te verdedigen
Frankische rijk was dus geen centraal geregeerde staat, maar een verzameling van allemaal
min of meer onafhankelijke staatjes, die slechts door persoonlijk gezag van de koning
bijeengehouden werden
9e viel Frankische rijk uiteen in west en oost. Westelijke deel ontwikkelde zich in de 13e
eeuw tot het het centraal koninklijke Frankrijk. Oostelijke deel bleef tot het einde van de 19e
eeuw versnipperd in kleine vorstendommen, die samen het Duitse rijk vormen
huidige NL en BE bestonden in de middeleeuwen uit diverse graafschappen en
hertogdommen, meeste behoorde tot Duitse rijk. Einde middeleeuwen ging door huwelijken
en erfenissen steeds meer eenheid vormen.
cultuur
vroege middeleeuwen (500-1000) bouwden Germanen op restanten van veel hoger
ontwikkelde romeinse rijk een nieuwe beschaving op.
daarbij speelde hun bekering tot het christendom een grote rol, want dankzij kerken bleef veel
van romeinse cultuur bewaard
priesters waren de enige die konden lezen en schrijven, en hadden daarom onderwijs in hun
handen. Vanwege enorme invloed van geloof worden middeleeuwse cultuur theocentrisch
genoemd (Theo= god)
eerste stand, priesters vormen geestelijke macht
tweede stand adel wereldrijke macht
2e kenmerk middeleeuwen= ridderlijke karakter (onderwijs, kunst, wetgeving alles is
gericht op adel of kerk)
Hoge middeleeuwen (1000-1300) ontstonden de eerste steden, die net als de leenmannen
tegen betaling een zekere mate van zelfstandigheid kregen. In de steden kwam een nieuwe
stand tot ontwikkeling
derde stand, burgerij (hield zich bezig met handel en nijverheid)
bestuur
na 5e eeuw, einde west romeinse rijk. Werden Germaanse stam ”franken” machtiger.
tijd van Karel (768-814) was Frankische rijk grootste deel van EU. gebied werd bestuurd door
middel van feodale stelsel/leenheer stelsel
feodale stelsel/leenheer stelsel, koning (leenheer) gaf delen van het rijk in leen aan leden
van de adel (leenmannen/vazallen) zijn besturen dit gebied in de naam van de leenheer en
mochten de opbrengsten houden. Als tegenprestatie beloofden ze hem trouw en hielpen ze
hem het rijk te verdedigen
Frankische rijk was dus geen centraal geregeerde staat, maar een verzameling van allemaal
min of meer onafhankelijke staatjes, die slechts door persoonlijk gezag van de koning
bijeengehouden werden
9e viel Frankische rijk uiteen in west en oost. Westelijke deel ontwikkelde zich in de 13e
eeuw tot het het centraal koninklijke Frankrijk. Oostelijke deel bleef tot het einde van de 19e
eeuw versnipperd in kleine vorstendommen, die samen het Duitse rijk vormen
huidige NL en BE bestonden in de middeleeuwen uit diverse graafschappen en
hertogdommen, meeste behoorde tot Duitse rijk. Einde middeleeuwen ging door huwelijken
en erfenissen steeds meer eenheid vormen.
cultuur
vroege middeleeuwen (500-1000) bouwden Germanen op restanten van veel hoger
ontwikkelde romeinse rijk een nieuwe beschaving op.
daarbij speelde hun bekering tot het christendom een grote rol, want dankzij kerken bleef veel
van romeinse cultuur bewaard
priesters waren de enige die konden lezen en schrijven, en hadden daarom onderwijs in hun
handen. Vanwege enorme invloed van geloof worden middeleeuwse cultuur theocentrisch
genoemd (Theo= god)
eerste stand, priesters vormen geestelijke macht
tweede stand adel wereldrijke macht
2e kenmerk middeleeuwen= ridderlijke karakter (onderwijs, kunst, wetgeving alles is
gericht op adel of kerk)
Hoge middeleeuwen (1000-1300) ontstonden de eerste steden, die net als de leenmannen
tegen betaling een zekere mate van zelfstandigheid kregen. In de steden kwam een nieuwe
stand tot ontwikkeling
derde stand, burgerij (hield zich bezig met handel en nijverheid)