HC4 Duitsland in Europa (1918-1991)
Duitsland in het najaar van 1918
- In het voorjaar van 1918, toen de Eerste Wereldoorlog al bijna vier jaar bezig was, waren alle
oorlogvoerende landen de uitputting nabij. De overtuiging groeide dat het onmogelijk was de
oorlog nog langer dan een jaar op deze manier voort te zetten. Met een laatste, enorme veldslag
wilde het Duitse leger door het geallieerde westfront breken. Dit leek in eerste instantie te
lukken, maar doordat er steeds meer Amerikaanse soldaten en wapens arriveerden in Europa,
werden de Duitsers teruggeslagen. In september 1918 was het voor de Duitse
opperbevelhebbers, veldmaarschalk Von Hindenburg en generaal Ludendorff, duidelijk dat de
oorlog niet kon worden gewonnen. Maar als de generaals een wapenstilstand zouden sluiten,
zou dat ten koste gaan van de eer van het leger. Daarom wilden de generaals dat het parlement
het initiatief nam. Zo zouden zij later kunnen beweren dat de oorlog niet aan het front, maar in
het parlementsgebouw, de Rijksdag, verloren was.
- De leden van de Rijksdag kregen op 2 oktober het nieuws dat de oorlog in het westen niet kon
worden gewonnen en dat er zelfs een militaire ineenstorting dreigde. Voor de parlementsleden
en voor veel Duitsers kwam het nieuws van de aanstaande nederlaag volkomen onverwacht.
Jarenlang had de pers onder censuur gestaan, waardoor negatieve berichtgeving zoveel mogelijk
uit de kranten was gehouden. Ook had de overheid enorm veel propaganda gemaakt, waardoor
veel Duitsers er nog steeds van overtuigd waren dat Duitsland de oorlog zou winnen. Zowel aan
het front als in de Duitse steden nam de onrust snel toe. De Duitse legercommandanten lieten
op 9 november 1918 weten dat het leger niet meer wilde vechten. Keizer Wilhelm II verbleef op
dat moment in het militair hoofdkwartier in België. Hem werd duidelijk gemaakt dat hij in
Duitsland niet meer welkom was. Daarom vertrok hij naar Nederland om daar politiek asiel aan
te vragen.
Op de rand van een burgeroorlog
- Twee dagen later werd door leden van de sociaaldemocratische regering in het Noord-Franse
Compiègne de wapenstilstand getekend. Op 11 november 1918, om 11 uur's ochtend, kwam er
een einde aan de gevechten van de Eerste Wereldoorlog. De situatie in Duitsland bleef na de
wapenstilstand gespannen. Na ruim vier jaar oorlog hadden miljoenen gezinnen een man, zoon,
of vader verloren aan het front. Ook was er veel honger en waren er grote tekorten aan allerlei
producten. In de winter van 1918-1919 stroomden de steden vol met teruggekeerde, verbitterde
soldaten, die in veel gevallen geen werk en geen onderdak hadden.
- Op politiek gebied was Duitsland enorm verdeeld. In de regering bestond de meerderheid uit
leden van de SPD, een sociaaldemocratische partij. Deze partij kwam op voor de belangen van
de arbeiders. De conservatieve elite verlangden terug naar de tijd van vóór de oorlog, toen de
keizer nog aan het hoofd van een sterk en machtig Duitsland stond. Daarnaast probeerden
allerlei extremistische groeperingen de regering ten val te brengen. Het meest bedreigend was
de opstand van de communisten. Zij wilden naar het voorbeeld van de Russische Revolutie ook
in Duitsland een revolutie beginnen en vervolgens een heel ander soort samenleving opbouwen.
Het ontstaan van de Republiek van Weimar
- Tot in de zomer van 1919 woedde er in Duitsland een burgeroorlog tussen de linkse en rechtse
groeperingen. Toch werden er verkiezingen voor een nieuw parlement gehouden. Er was
algemeen kiesrecht. De drie partijen die in het najaar van 1918 op het sluiten van de
wapenstilstand hadden aangedrongen, kregen meer dan driekwart van de stemmen: de SPD (de
sociaal-democraten), Centrum (de katholieken) en de DDP (de liberalen). Het ontstaan van de
Republiek van Weimar.
, - De eerste taak van het nieuwe parlement was om een nieuwe grondwet te schrijven. Daarbij
ging men uit van drie principes:
1. Parlementaire democratie
2. Gelijkheid van iedereen voor de wet
3. Gegarandeerde rechten en vrijheden voor iedere burger
- In de nieuwe grondwet was geregeld dat het parlement (de Rijksdag) de wetgevende macht had.
Een wet kwam dus pas tot stand als een meerderheid van de Rijksdagleden vóór stemde. De
uitvoerende macht was in handen van de regering. Die bestond uit een aantal ministers en de
rijkskanselier (minister-president). De regering moest verantwoording afleggen aan de Rijksdag.
Behalve regering en Rijksdag was er een rijkspresident. Hij werd door het volk gekozen en had
veel macht. Zo mocht hij regeringen benoemen en ontslaan. Ook mocht hij de noodtoestand
uitroepen. De bedoeling daarvan was dat hij daarmee de democratie kon beschermen, als dat
nodig was.
De Vrede van Versailles
- Wapenstilstand in 1918 maakte nog geen vrede. Daarover moest eerst worden onderhandeld.
De onderhandelingen begonnen in januari 1919 in Versailles.
- De onderhandelaars waren ervan overtuigd dat Duitsland als enige schuld had aan het uitbreken
van de Eerste Wereldoorlog. Daarom moest Duitsland zwaar boeten. De belangrijkste straffen
kunnen in drie groepen worden verdeeld:
1. Gebiedsafspraken -> Duitsland verloor een flink deel van haar grondgebied. Duitsland moest
ook alle koloniale bezittingen afstaan.
2. Militaire afspraken -> met name de Franse onderhandelaars wilden Duitsland zo
verzwakken dat een toekomstige Duitse aanval aan de Franse grens onmogelijk was. Het
Duitse leger mocht uit maximaal 100.000 beroepssoldaten bestaan en Duitsland mocht geen
luchtmacht en oorlogsvloot meer hebben. De wapenindustrie werd stilgelegd en het
Rijnland werd gedemilitariseerd. Dat hield in dat er in het gebied tussen de grens met
Frankrijk en vijftig kilometer ten oosten van de Rijn geen Duitse soldaten, kazernes,
wapenopslagplaatsen of militaire versterkingen mochten zijn.
3. Financiële afspraken -> Duitsland moest alle aangerichte schade in Frankrijk, Engeland en
België vergoeden. Een commissie berekende hoeveel schade er was. Zij stelde vast dat
Duitsland in totaal 132 miljard goudmark aan herstelbetalingen moest voldoen. Dat kwam
overeen met de waarde van 47 miljoen kilo goud.
- Duitsland was bij de onderhandelingen niet uitgenodigd. Pas toen de onderhandelaars het eens
waren over de vredesvoorwaarden, werden Duitse ministers uitgenodigd te komen tekenen.
Kwamen ze niet, dan zou de oorlog hervat worden, zo luidde het dreigement. Volgens veel
Duitsers was het Verdrag van Versailles dan ook geen verdrag, maar een dictaat.
De dolkstootlegende
- Het verlies van de oorlog was voor veel Duitsers een gegeven waarmee zij moeilijk vrede mee
konden vinden. Hoe was het mogelijk dat het trotse, sterke Duitse leger verslagen was? Als
antwoord op deze vraag groeide de populariteit van de dolkstootlegende. Volgens deze legende
was de Duitse nederlaag in de oorlog onvermijdelijk geworden nadat het Duitse leger door de
eigen politici en delen van het eigen volk in de steek was gelaten. Verschillende groeperingen
gebruikten deze dolkstootlegende om het eigen gelijk aan te tonen en andere groepen zwart te
maken.
- Volgens veel Duitsers hadden de democratisch gekozen politici schuld aan de 'schande van
Versailles'. Zij hadden immers het verdrag ondertekend. Behalve met dit wantrouwen hadden de
bestuurders van de Republiek van Weimar te maken met ontzettend ingewikkelde
vraagstukken. Dat dat in de praktijk erg lastig was, blijkt uit het feit dat er in Duitsland tussen
1919 en begin 1933 maar liefst 21 verschillende regeringen waren.
Duitsland in het najaar van 1918
- In het voorjaar van 1918, toen de Eerste Wereldoorlog al bijna vier jaar bezig was, waren alle
oorlogvoerende landen de uitputting nabij. De overtuiging groeide dat het onmogelijk was de
oorlog nog langer dan een jaar op deze manier voort te zetten. Met een laatste, enorme veldslag
wilde het Duitse leger door het geallieerde westfront breken. Dit leek in eerste instantie te
lukken, maar doordat er steeds meer Amerikaanse soldaten en wapens arriveerden in Europa,
werden de Duitsers teruggeslagen. In september 1918 was het voor de Duitse
opperbevelhebbers, veldmaarschalk Von Hindenburg en generaal Ludendorff, duidelijk dat de
oorlog niet kon worden gewonnen. Maar als de generaals een wapenstilstand zouden sluiten,
zou dat ten koste gaan van de eer van het leger. Daarom wilden de generaals dat het parlement
het initiatief nam. Zo zouden zij later kunnen beweren dat de oorlog niet aan het front, maar in
het parlementsgebouw, de Rijksdag, verloren was.
- De leden van de Rijksdag kregen op 2 oktober het nieuws dat de oorlog in het westen niet kon
worden gewonnen en dat er zelfs een militaire ineenstorting dreigde. Voor de parlementsleden
en voor veel Duitsers kwam het nieuws van de aanstaande nederlaag volkomen onverwacht.
Jarenlang had de pers onder censuur gestaan, waardoor negatieve berichtgeving zoveel mogelijk
uit de kranten was gehouden. Ook had de overheid enorm veel propaganda gemaakt, waardoor
veel Duitsers er nog steeds van overtuigd waren dat Duitsland de oorlog zou winnen. Zowel aan
het front als in de Duitse steden nam de onrust snel toe. De Duitse legercommandanten lieten
op 9 november 1918 weten dat het leger niet meer wilde vechten. Keizer Wilhelm II verbleef op
dat moment in het militair hoofdkwartier in België. Hem werd duidelijk gemaakt dat hij in
Duitsland niet meer welkom was. Daarom vertrok hij naar Nederland om daar politiek asiel aan
te vragen.
Op de rand van een burgeroorlog
- Twee dagen later werd door leden van de sociaaldemocratische regering in het Noord-Franse
Compiègne de wapenstilstand getekend. Op 11 november 1918, om 11 uur's ochtend, kwam er
een einde aan de gevechten van de Eerste Wereldoorlog. De situatie in Duitsland bleef na de
wapenstilstand gespannen. Na ruim vier jaar oorlog hadden miljoenen gezinnen een man, zoon,
of vader verloren aan het front. Ook was er veel honger en waren er grote tekorten aan allerlei
producten. In de winter van 1918-1919 stroomden de steden vol met teruggekeerde, verbitterde
soldaten, die in veel gevallen geen werk en geen onderdak hadden.
- Op politiek gebied was Duitsland enorm verdeeld. In de regering bestond de meerderheid uit
leden van de SPD, een sociaaldemocratische partij. Deze partij kwam op voor de belangen van
de arbeiders. De conservatieve elite verlangden terug naar de tijd van vóór de oorlog, toen de
keizer nog aan het hoofd van een sterk en machtig Duitsland stond. Daarnaast probeerden
allerlei extremistische groeperingen de regering ten val te brengen. Het meest bedreigend was
de opstand van de communisten. Zij wilden naar het voorbeeld van de Russische Revolutie ook
in Duitsland een revolutie beginnen en vervolgens een heel ander soort samenleving opbouwen.
Het ontstaan van de Republiek van Weimar
- Tot in de zomer van 1919 woedde er in Duitsland een burgeroorlog tussen de linkse en rechtse
groeperingen. Toch werden er verkiezingen voor een nieuw parlement gehouden. Er was
algemeen kiesrecht. De drie partijen die in het najaar van 1918 op het sluiten van de
wapenstilstand hadden aangedrongen, kregen meer dan driekwart van de stemmen: de SPD (de
sociaal-democraten), Centrum (de katholieken) en de DDP (de liberalen). Het ontstaan van de
Republiek van Weimar.
, - De eerste taak van het nieuwe parlement was om een nieuwe grondwet te schrijven. Daarbij
ging men uit van drie principes:
1. Parlementaire democratie
2. Gelijkheid van iedereen voor de wet
3. Gegarandeerde rechten en vrijheden voor iedere burger
- In de nieuwe grondwet was geregeld dat het parlement (de Rijksdag) de wetgevende macht had.
Een wet kwam dus pas tot stand als een meerderheid van de Rijksdagleden vóór stemde. De
uitvoerende macht was in handen van de regering. Die bestond uit een aantal ministers en de
rijkskanselier (minister-president). De regering moest verantwoording afleggen aan de Rijksdag.
Behalve regering en Rijksdag was er een rijkspresident. Hij werd door het volk gekozen en had
veel macht. Zo mocht hij regeringen benoemen en ontslaan. Ook mocht hij de noodtoestand
uitroepen. De bedoeling daarvan was dat hij daarmee de democratie kon beschermen, als dat
nodig was.
De Vrede van Versailles
- Wapenstilstand in 1918 maakte nog geen vrede. Daarover moest eerst worden onderhandeld.
De onderhandelingen begonnen in januari 1919 in Versailles.
- De onderhandelaars waren ervan overtuigd dat Duitsland als enige schuld had aan het uitbreken
van de Eerste Wereldoorlog. Daarom moest Duitsland zwaar boeten. De belangrijkste straffen
kunnen in drie groepen worden verdeeld:
1. Gebiedsafspraken -> Duitsland verloor een flink deel van haar grondgebied. Duitsland moest
ook alle koloniale bezittingen afstaan.
2. Militaire afspraken -> met name de Franse onderhandelaars wilden Duitsland zo
verzwakken dat een toekomstige Duitse aanval aan de Franse grens onmogelijk was. Het
Duitse leger mocht uit maximaal 100.000 beroepssoldaten bestaan en Duitsland mocht geen
luchtmacht en oorlogsvloot meer hebben. De wapenindustrie werd stilgelegd en het
Rijnland werd gedemilitariseerd. Dat hield in dat er in het gebied tussen de grens met
Frankrijk en vijftig kilometer ten oosten van de Rijn geen Duitse soldaten, kazernes,
wapenopslagplaatsen of militaire versterkingen mochten zijn.
3. Financiële afspraken -> Duitsland moest alle aangerichte schade in Frankrijk, Engeland en
België vergoeden. Een commissie berekende hoeveel schade er was. Zij stelde vast dat
Duitsland in totaal 132 miljard goudmark aan herstelbetalingen moest voldoen. Dat kwam
overeen met de waarde van 47 miljoen kilo goud.
- Duitsland was bij de onderhandelingen niet uitgenodigd. Pas toen de onderhandelaars het eens
waren over de vredesvoorwaarden, werden Duitse ministers uitgenodigd te komen tekenen.
Kwamen ze niet, dan zou de oorlog hervat worden, zo luidde het dreigement. Volgens veel
Duitsers was het Verdrag van Versailles dan ook geen verdrag, maar een dictaat.
De dolkstootlegende
- Het verlies van de oorlog was voor veel Duitsers een gegeven waarmee zij moeilijk vrede mee
konden vinden. Hoe was het mogelijk dat het trotse, sterke Duitse leger verslagen was? Als
antwoord op deze vraag groeide de populariteit van de dolkstootlegende. Volgens deze legende
was de Duitse nederlaag in de oorlog onvermijdelijk geworden nadat het Duitse leger door de
eigen politici en delen van het eigen volk in de steek was gelaten. Verschillende groeperingen
gebruikten deze dolkstootlegende om het eigen gelijk aan te tonen en andere groepen zwart te
maken.
- Volgens veel Duitsers hadden de democratisch gekozen politici schuld aan de 'schande van
Versailles'. Zij hadden immers het verdrag ondertekend. Behalve met dit wantrouwen hadden de
bestuurders van de Republiek van Weimar te maken met ontzettend ingewikkelde
vraagstukken. Dat dat in de praktijk erg lastig was, blijkt uit het feit dat er in Duitsland tussen
1919 en begin 1933 maar liefst 21 verschillende regeringen waren.