H5 Tijd van ontdekkers en hervormers
Kenmerkende aspecten
1. Het begin van de Europese overzeese expansie.
2. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling.
3. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid.
4. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg
had.
5. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Renaissance
- In de Middeleeuwen had de Kerk weinig waardering voor kennis uit de Oudheid. Daardoor was
veel van die kennis voor Europa verloren gegaan. Door de kruistochten en de handel waren
Europeanen in contact gekomen met Arabische wetenschappers. Die hadden veel
wetenschappelijke kennis uit de klassieke Oudheid overgenomen en deze op medisch en
wiskundig gebied zelfs uitgebreid. Aan het einde van de Middeleeuwen nam in Noord-Italië de
interesse in deze kennis toe. Daar was dankzij de handel een welvarende en zelfbewuste burgerij
opgekomen. De Kerk, die benadrukte dat het heden veel minder belangrijk was dan het
hiernamaals, sloot niet goed aan op de mentaliteit en de levensstijl van de rijke burgers. De
Grieken en Romeinen, die de schoonheid en zin van het leven benadrukten, wel. Dit verklaart de
hernieuwde belangstelling voor klassieke kennis. Ook klassiek erfgoed, zoals geschriften uit de
Oudheid die in Italiaanse bibliotheken nog te vinden waren, werden voor het eerst in eeuwen
weer aan structureel onderzoek onderworpen. Deze mentaliteit kreeg een extra impuls toen in
1453 Constantinopel in Turkse handen viel. Veel rijke burgers uit die stad vluchtten naar Italië en
namen de klassieke idealen en denkbeelden mee, waarvoor in het Byzantijnse Rijk meer
waardering was blijven bestaan dan in het Westen.
- De interesse in de Oudheid vertaalde zich ook in het imiteren van Grieks-Romeinse bouw- en
kunststijlen. De klassieke kunst beleefde hierdoor een renaissance -> een wedergeboorte.
Nieuwe gebouwen kregen zuilen en timpanen en beeldhouwwerken leken wel kopieën van
klassieke beelden. Er was ook een verschil -> de gezichten op de kunstwerken waren niet meer
streng en ernstig, zoals in de klassieke Oudheid, maar hadden individuele trekken en lieten
emoties zien.
- Bekende Italiaanse renaissancekunstenaars waren Leonardo da Vinci en Michelangelo. Ze
worden homo universalis genoemd, omdat ze zowel architect, beeldend kunstenaar als
wetenschapper waren.
Humanisme
- In de Middeleeuwen had het christelijke geloof het denken van kunstenaars en wetenschappers
beheerst. Op die tijd keken renaissancekunstenaars en -wetenschappers neer. Zij vonden de
Middeleeuwen een duistere periode waarin de wetenschap en de idealen van de Grieken en
Romeinen verloren waren gegaan. Wetenschappers uit de renaissance wilden met hun verstand
verschijnselen verklaren, net als wetenschappers in de Oudheid deden. Voor hen was het geloof
en de uitleg van de Bijbel door de Kerk niet langer de basis van alle kennis over het leven en de
wereld. Deze nieuwe manier van denken wordt humanisme genoemd, omdat hierin de mens
centraal staat. Humanistische geleerden benadrukten de individualiteit en het verstand van de
mens.
- Ook kerkelijke zaken werden door humanisten bediscussieerd. Dit deed bijvoorbeeld de
Nederlandse humanist Erasmus. De Vulgaat, de Bijbel die door de Kerk werd gebruikt, was een
, Latijnse vertaling van Hebreeuwse en Griekse teksten, die vervolgens talloze malen waren
overgeschreven. Erasmus maakte op basis van de oudst overgeleverde teksten een
wetenschappelijk verantwoorde Bijbelvertaling. Gaandeweg ontdekte hij talloze vertaalfouten in
de Vulgaat. Daarmee bracht hij de Kerk in een lastig parket, aangezien de kerkelijke regels op de
Vulgaat waren gebaseerd.
- Humanistisch onderzoek vernieuwde niet alleen het geestelijke mensbeeld, maar ook het
fysieke mensbeeld. Artsen bestudeerden de bouw en werking van het menselijk lichaam. Ze
gingen daarbij uit van klassieke theorieën, maar volgden deze niet kritiekloos.
Wereldbeeld rond 1450
- In de late Middeleeuwen werd de handel steeds internationaler. Handelaren uit Genua, Florence
en vooral Venetië speelden er een hoofdrol in. Rond 1450 was de topografische kaart van het
Middellandse Zeegebied dankzij alle handelscontacten behoorlijk gedetailleerd en betrouwbaar
ingetekend. Voor de wereldkaart gold dat nog niet. Toscanelli, een wetenschapper uit Florence,
leerde wereldkaarten kennen die waren gemaakt door Griekse cartografen uit de eerste eeuw.
Hij combineerde de gegevens uit hun kaarten met nieuwe Europese en Arabische kennis over
zeeroutes en kustlijnen. Op de kaart van Toscanelli was het gebied rond de Middellandse Zee
correct weergegeven, maar daarbuiten nam de betrouwbaarheid van de kaart snel af.
Desondanks leidde het combineren van oude en nieuwe kennis tot een verbreding van het
wereldbeeld van de Europeanen.
Portugezen gaan voor
- Arabische en Ottomaanse handelaren leverden specerijen, zijde, edelstenen en andere
Aziatische producten aan Noord-Italiaanse handelaren, die de goederen vervolgens
doorverkochten. Doordat zowel de Arabieren als de Noord-Italianen aan deze handel wilden
verdienen, waren Aziatische producten in landen als Portugal en Spanje erg duur. Zelf handelen
met Indië zou goedkoper zijn. Over land was dit onmogelijk. De Arabieren en vooral de
Ottomanen weigerden Europese handelaars toegang tot hun gebieden. Zeker na de verovering
van Constantinopel in 1453 was het voor Europeanen praktisch onmogelijk om ongezien door
het Ottomaanse Rijk te reizen. Daarom organiseerde de Portugese prins Hendrik de Zeevaarder
ontdekkingseizen langs de Noord-Afrikaanse kust. De Portugezen verkenden en bezetten de
Canarische eilanden, Madeira, de Azoren en de Kaapverdische eilanden. De ontdekte
eilandengroepen dienden telkens als basis voor verdere reizen. In 1488 voer Bartolomeus Diaz
als eerste om de zuidpunt van Afrika en in 1498 bereikte Vasco da Gama de westkust van India.
Op de route daarheen bezetten de Portugezen eilanden en kustplaatsen en versterkten die met
forten en soldaten. Vanuit deze factorijen dreven zij handel met de inheemse bevolking. Deze
handel was zeer winstgevend, maar ook erg riskant. Ondanks het gevaar waren er nu twee
handelsroutes waarlangs de kostbare Aziatische producten naar Europa kwamen -> de Arabieren
en Ottomanen beheersten de landroute, de Portugezen de zeeroute.
Spanje volgt Portugal
- De Portugezen hielden de zeeroute naar Azië geheim en zwaarbewaakt. Terwijl Portugal zich op
ontdekkingsreizen richtte en begon met de opbouw van factorijen, had Spanje de handen nog
vol aan de Reconquista. In 1492 kwam hieraan een einde, de laatste islamitische heerser op het
Iberisch Schiereiland werd verslagen. De Genuese handelaar Columbus kende de kaart van
Toscanelli en meende dat hij Indië kon bereiken door naar het westen te varen. Hij had de
Portugese koning om geld gevraagd om dit idee uit te voeren, maar deze wees hem af. De
Spaanse koning en koningin hadden wel interesse en financierden de uitrusting van drie
schepen.
- Na vijf weken kwam Columbus aan in het Caraïbische gebied. Hij noemde de inwoners van
gebieden waar hij aan land ging indianen, omdat hij dacht dat hij Indië had bereikt.
Kenmerkende aspecten
1. Het begin van de Europese overzeese expansie.
2. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling.
3. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid.
4. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg
had.
5. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Renaissance
- In de Middeleeuwen had de Kerk weinig waardering voor kennis uit de Oudheid. Daardoor was
veel van die kennis voor Europa verloren gegaan. Door de kruistochten en de handel waren
Europeanen in contact gekomen met Arabische wetenschappers. Die hadden veel
wetenschappelijke kennis uit de klassieke Oudheid overgenomen en deze op medisch en
wiskundig gebied zelfs uitgebreid. Aan het einde van de Middeleeuwen nam in Noord-Italië de
interesse in deze kennis toe. Daar was dankzij de handel een welvarende en zelfbewuste burgerij
opgekomen. De Kerk, die benadrukte dat het heden veel minder belangrijk was dan het
hiernamaals, sloot niet goed aan op de mentaliteit en de levensstijl van de rijke burgers. De
Grieken en Romeinen, die de schoonheid en zin van het leven benadrukten, wel. Dit verklaart de
hernieuwde belangstelling voor klassieke kennis. Ook klassiek erfgoed, zoals geschriften uit de
Oudheid die in Italiaanse bibliotheken nog te vinden waren, werden voor het eerst in eeuwen
weer aan structureel onderzoek onderworpen. Deze mentaliteit kreeg een extra impuls toen in
1453 Constantinopel in Turkse handen viel. Veel rijke burgers uit die stad vluchtten naar Italië en
namen de klassieke idealen en denkbeelden mee, waarvoor in het Byzantijnse Rijk meer
waardering was blijven bestaan dan in het Westen.
- De interesse in de Oudheid vertaalde zich ook in het imiteren van Grieks-Romeinse bouw- en
kunststijlen. De klassieke kunst beleefde hierdoor een renaissance -> een wedergeboorte.
Nieuwe gebouwen kregen zuilen en timpanen en beeldhouwwerken leken wel kopieën van
klassieke beelden. Er was ook een verschil -> de gezichten op de kunstwerken waren niet meer
streng en ernstig, zoals in de klassieke Oudheid, maar hadden individuele trekken en lieten
emoties zien.
- Bekende Italiaanse renaissancekunstenaars waren Leonardo da Vinci en Michelangelo. Ze
worden homo universalis genoemd, omdat ze zowel architect, beeldend kunstenaar als
wetenschapper waren.
Humanisme
- In de Middeleeuwen had het christelijke geloof het denken van kunstenaars en wetenschappers
beheerst. Op die tijd keken renaissancekunstenaars en -wetenschappers neer. Zij vonden de
Middeleeuwen een duistere periode waarin de wetenschap en de idealen van de Grieken en
Romeinen verloren waren gegaan. Wetenschappers uit de renaissance wilden met hun verstand
verschijnselen verklaren, net als wetenschappers in de Oudheid deden. Voor hen was het geloof
en de uitleg van de Bijbel door de Kerk niet langer de basis van alle kennis over het leven en de
wereld. Deze nieuwe manier van denken wordt humanisme genoemd, omdat hierin de mens
centraal staat. Humanistische geleerden benadrukten de individualiteit en het verstand van de
mens.
- Ook kerkelijke zaken werden door humanisten bediscussieerd. Dit deed bijvoorbeeld de
Nederlandse humanist Erasmus. De Vulgaat, de Bijbel die door de Kerk werd gebruikt, was een
, Latijnse vertaling van Hebreeuwse en Griekse teksten, die vervolgens talloze malen waren
overgeschreven. Erasmus maakte op basis van de oudst overgeleverde teksten een
wetenschappelijk verantwoorde Bijbelvertaling. Gaandeweg ontdekte hij talloze vertaalfouten in
de Vulgaat. Daarmee bracht hij de Kerk in een lastig parket, aangezien de kerkelijke regels op de
Vulgaat waren gebaseerd.
- Humanistisch onderzoek vernieuwde niet alleen het geestelijke mensbeeld, maar ook het
fysieke mensbeeld. Artsen bestudeerden de bouw en werking van het menselijk lichaam. Ze
gingen daarbij uit van klassieke theorieën, maar volgden deze niet kritiekloos.
Wereldbeeld rond 1450
- In de late Middeleeuwen werd de handel steeds internationaler. Handelaren uit Genua, Florence
en vooral Venetië speelden er een hoofdrol in. Rond 1450 was de topografische kaart van het
Middellandse Zeegebied dankzij alle handelscontacten behoorlijk gedetailleerd en betrouwbaar
ingetekend. Voor de wereldkaart gold dat nog niet. Toscanelli, een wetenschapper uit Florence,
leerde wereldkaarten kennen die waren gemaakt door Griekse cartografen uit de eerste eeuw.
Hij combineerde de gegevens uit hun kaarten met nieuwe Europese en Arabische kennis over
zeeroutes en kustlijnen. Op de kaart van Toscanelli was het gebied rond de Middellandse Zee
correct weergegeven, maar daarbuiten nam de betrouwbaarheid van de kaart snel af.
Desondanks leidde het combineren van oude en nieuwe kennis tot een verbreding van het
wereldbeeld van de Europeanen.
Portugezen gaan voor
- Arabische en Ottomaanse handelaren leverden specerijen, zijde, edelstenen en andere
Aziatische producten aan Noord-Italiaanse handelaren, die de goederen vervolgens
doorverkochten. Doordat zowel de Arabieren als de Noord-Italianen aan deze handel wilden
verdienen, waren Aziatische producten in landen als Portugal en Spanje erg duur. Zelf handelen
met Indië zou goedkoper zijn. Over land was dit onmogelijk. De Arabieren en vooral de
Ottomanen weigerden Europese handelaars toegang tot hun gebieden. Zeker na de verovering
van Constantinopel in 1453 was het voor Europeanen praktisch onmogelijk om ongezien door
het Ottomaanse Rijk te reizen. Daarom organiseerde de Portugese prins Hendrik de Zeevaarder
ontdekkingseizen langs de Noord-Afrikaanse kust. De Portugezen verkenden en bezetten de
Canarische eilanden, Madeira, de Azoren en de Kaapverdische eilanden. De ontdekte
eilandengroepen dienden telkens als basis voor verdere reizen. In 1488 voer Bartolomeus Diaz
als eerste om de zuidpunt van Afrika en in 1498 bereikte Vasco da Gama de westkust van India.
Op de route daarheen bezetten de Portugezen eilanden en kustplaatsen en versterkten die met
forten en soldaten. Vanuit deze factorijen dreven zij handel met de inheemse bevolking. Deze
handel was zeer winstgevend, maar ook erg riskant. Ondanks het gevaar waren er nu twee
handelsroutes waarlangs de kostbare Aziatische producten naar Europa kwamen -> de Arabieren
en Ottomanen beheersten de landroute, de Portugezen de zeeroute.
Spanje volgt Portugal
- De Portugezen hielden de zeeroute naar Azië geheim en zwaarbewaakt. Terwijl Portugal zich op
ontdekkingsreizen richtte en begon met de opbouw van factorijen, had Spanje de handen nog
vol aan de Reconquista. In 1492 kwam hieraan een einde, de laatste islamitische heerser op het
Iberisch Schiereiland werd verslagen. De Genuese handelaar Columbus kende de kaart van
Toscanelli en meende dat hij Indië kon bereiken door naar het westen te varen. Hij had de
Portugese koning om geld gevraagd om dit idee uit te voeren, maar deze wees hem af. De
Spaanse koning en koningin hadden wel interesse en financierden de uitrusting van drie
schepen.
- Na vijf weken kwam Columbus aan in het Caraïbische gebied. Hij noemde de inwoners van
gebieden waar hij aan land ging indianen, omdat hij dacht dat hij Indië had bereikt.