H4 Tijd van steden en staten
Kenmerkende aspecten
1. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarische-
urbane samenleving.
2. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
3. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke
macht het primaat behoorde te hebben.
4. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van
kruistochten.
5. Het begin van staatsvorm en centralisatie.
Nieuwe steden, handel en nijverheid
- In de vroege Middeleeuwen was elk dorp, vaak zelfs elk huishouden, vrijwel geheel
zelfvoorzienend. Voedseloverschotten waren er niet, waardoor honger altijd op de loer lag. Toen
Willem de Veroveraar Engeland veroverde, waren er daar nog nauwelijks ontginningen. Daarin
kwam snel verandering. Met het leger van Willem de Veroveraar waren ook enkele Vlaamse
edelen meegekomen naar Engeland. Zij wisten van de ontginningen in Vlaanderen en haalden
Vlaamse boeren over om ook in Engeland ontginningen te beginnen. De boeren uit Vlaanderen
gaven bovendien een sterke impuls aan de schapenteelt, waarmee ze in Vlaanderen vertrouwd
waren. Dankzij de toenemende voedselproductie was het niet langer noodzakelijk dat alle
mensen in de landbouw werkten. Wie daar handig in was, kon zich specialiseren in de productie
van bijvoorbeeld aardewerk of textiel. Deze specialisten in een ambacht gingen wonen op een
plek waar veel mensen kwamen en waren zijzelf en hun voorraden veilig waren. Bestaande
stadjes werden hierdoor groter en bij knooppunten van handelsroutes en bij burchten
ontstonden nieuwe steden. De hoeveelheid handel en nijverheid nam steeds verder toe, net als
de omvang van de steden. De maatschappij veranderde van een landbouwsamenleving in een
landbouw stedelijke samenleving.
- Willem de Veroveraar stichtte nieuwe steden op strategische plaatsen. Daarmee wilde hij handel
en nijverheid bevorderen, maar hij had ook een politiek-militair motief. Vanuit de stad kon hij
het omliggende platteland besturen en er belasting heffen. Dat vooral aan de grenzen met Wales
en Schotland versterkte steden werden gebouwd, toont de militaire functie ervan.
Londen
- Londen had in de elfde eeuw vijftienduizend inwoners en was daarmee veruit de grootste stad
van England. Na de Slag bij Hastings gaf Londen zich onmiddellijk over aan de nieuwe koning. De
burgers van Londen eisten in ruil daarvoor wel dat Willem hun vrijheden in een privilege
vastlegde. Dit privilege bevat de oudste stadsrechten van Londen.
- Londen ontwikkelde zich tot handelscentrum. In Vlaanderen was veel textielnijverheid. Een deel
van de benodigde wol werd ingevoerd vanuit Engeland. Het overgrote deel van deze wolhandel
ging via Londen naar Brugge, de belangrijkste haven van Vlaanderen. Via Londen kwamen ook
luxeproducten Engeland binnen. De bevolkingsgroei van Londen illustreert de bloei van de stad.
Londen telde in de veertiende eeuw 45.000 inwoners, drie keer zoveel dan in de elfde eeuw.
Maar in vergelijking met steden op het vasteland van Europa was Londen toch maar klein.
Constantinopel was met ongeveer 300.000 inwoners de grootste stad. In Noord-Italië hadden de
havensteden Venetië en Genua, en Bologna, Milan en Florence, waar veel nijverheid was, bijna
100.000 inwoners. In de Nederlanden was Gent met 60.000 inwoners de grootste stad, gevolgd
door Brugge.
Interregionale handel
, - Steden handelden eerder vooral met het omringende platteland. Boeren verkochten er voedsel
en grondstoffen en kochten van de opbrengst producten voor hun huishouden. Naast deze
regionale handel was er ook interregionale handel. Handelaren uit Noord-Italië brachten
specerijen en andere Aziatische en Arabische luxeproducten over de Alpen naar Noord-Europa.
Enkele Noord-Franse steden organiseerden jaarlijks gedurende en aantal weken een jaarmarkt.
Deze jaarmarkten vormden in de dertiende eeuw het hoogtepunt van de 'handel van verre'.
Handelaren wisselden daar Vlaams textiel uit tegen de handelswaren uit het Middellandse
Zeegebied.
- In de veertiende eeuw namen de jaarmarkten in betekenis af. Italiaanse handelaren deden nu
ook per schip Brugge aan. Ze hadden grotere schepen gebouwd, zodat het voor hen mogelijk en
lonend was om via de Straat van Gibraltar naar Brugge te varen. Daarnaast maakten
oorlogsgeweld en belastingen de handel over de weg onveilig en verminderde de
winstgevendheid ervan.
- Handelaren organiseerden zich steeds vaker in koopmansgilden en werkten samen om
handelsvoorrechten te krijgen, om elkaar bij te staan op reis en om kapitaal voor verre
handelsreizen bijeen te krijgen. Het instellen van een Hanze was een volgende stap in het
organiseren van de handel. Steden die in een Hanze samenwerkten, gaven elkaars handelaren
allerlei handelsvoorrechten.
Stadsstichtingen
- Steden in de Duitse gebieden speelden een minder belangrijke rol in de interregionale handel
dan de steden met de jaarmarkten in Frankrijk, de Noord-Italiaanse steden, of Brugge. Toch
zagen de koningen, keizers en regionale heersers in Centraal-Europa wel het nut van steden.
Daarom stimuleerden zij de stichting en de groei van steden en gaven de inwoners privileges.
- Zulke vrijheden en voorrechten lokten veel mensen, ook vanaf het platteland. Doordat horigen
van het platteland naar de stad vertrokken, dreigde en tekort aan horigen op de domeinen. De
adel kon dit alleen voorkomen door ook voor de horigen de belastingen te verlagen en de
verplichtingen te verminderen. Zo veroorzaakte de opkomst van de steden meer vrijheid voor de
bevolking, zowel in de steden als op het platteland.
Spanningen in de stad
- Eerder stelde de machthebber in de regio waarin een stad ontstond, een stadsbestuur samen.
De patriciërs, de rijke, grond bezittende burgers, maakten in toenemende mate gebruik van hun
financiële positie. In ruil voor belastingbetalingen eisten en kregen ze invloed in het
stadsbestuur. Ze kregen bijvoorbeeld het recht om als schepen plaats te nemen in de
schepenbank, de rechtbank van de stad. Veel bestuurders behielden hun bestuursfunctie hun
leven lang, ook wanneer ze slecht functioneerden. Er was bovendien sprake van corruptie en van
vriendjespolitiek. Onder het gemeen, de grote meerderheid van de stedelingen die niet rijk was,
bestond veel onvrede over deze situatie.
- Door de ontwikkelingen in de handel en nijverheid beschikten steeds nieuwe groepen in de stad
over kapitaal en ze betaalden mee aan de belastingen. Ook zij eisten dan invloed in het
stadsbestuur. Dat gold voor handelaren, maar ook de handwerkslieden werden een belangrijke
economische macht in de stad. Om voor hun rechten op te komen, organiseerden ze zich in
handwerkersgilden. Zo konden ze een rechtvaardiger loon en acceptabele werktijden afdwingen
ook eisten zij invloed op het stadsbestuur. Hoewel de adel bestuursmacht over de steden
verloor, bleef er meestal nog wel een economische band bestaan tussen de stad en de edelman
in wiens gebied die stad lag. De burgers moesten aan hem belasting betalen en handelaren die
er kwamen, betaalden tol. In Noordwest-Europa was de invloed van de adel op de steden in
Vlaanderen het verste afgenomen. In de grote en rijke steden van Noord-Italië was de
machtpositie van de adel nog verder afgenomen. In feite waren daar stadstaten ontstaan, want
Kenmerkende aspecten
1. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarische-
urbane samenleving.
2. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
3. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke
macht het primaat behoorde te hebben.
4. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van
kruistochten.
5. Het begin van staatsvorm en centralisatie.
Nieuwe steden, handel en nijverheid
- In de vroege Middeleeuwen was elk dorp, vaak zelfs elk huishouden, vrijwel geheel
zelfvoorzienend. Voedseloverschotten waren er niet, waardoor honger altijd op de loer lag. Toen
Willem de Veroveraar Engeland veroverde, waren er daar nog nauwelijks ontginningen. Daarin
kwam snel verandering. Met het leger van Willem de Veroveraar waren ook enkele Vlaamse
edelen meegekomen naar Engeland. Zij wisten van de ontginningen in Vlaanderen en haalden
Vlaamse boeren over om ook in Engeland ontginningen te beginnen. De boeren uit Vlaanderen
gaven bovendien een sterke impuls aan de schapenteelt, waarmee ze in Vlaanderen vertrouwd
waren. Dankzij de toenemende voedselproductie was het niet langer noodzakelijk dat alle
mensen in de landbouw werkten. Wie daar handig in was, kon zich specialiseren in de productie
van bijvoorbeeld aardewerk of textiel. Deze specialisten in een ambacht gingen wonen op een
plek waar veel mensen kwamen en waren zijzelf en hun voorraden veilig waren. Bestaande
stadjes werden hierdoor groter en bij knooppunten van handelsroutes en bij burchten
ontstonden nieuwe steden. De hoeveelheid handel en nijverheid nam steeds verder toe, net als
de omvang van de steden. De maatschappij veranderde van een landbouwsamenleving in een
landbouw stedelijke samenleving.
- Willem de Veroveraar stichtte nieuwe steden op strategische plaatsen. Daarmee wilde hij handel
en nijverheid bevorderen, maar hij had ook een politiek-militair motief. Vanuit de stad kon hij
het omliggende platteland besturen en er belasting heffen. Dat vooral aan de grenzen met Wales
en Schotland versterkte steden werden gebouwd, toont de militaire functie ervan.
Londen
- Londen had in de elfde eeuw vijftienduizend inwoners en was daarmee veruit de grootste stad
van England. Na de Slag bij Hastings gaf Londen zich onmiddellijk over aan de nieuwe koning. De
burgers van Londen eisten in ruil daarvoor wel dat Willem hun vrijheden in een privilege
vastlegde. Dit privilege bevat de oudste stadsrechten van Londen.
- Londen ontwikkelde zich tot handelscentrum. In Vlaanderen was veel textielnijverheid. Een deel
van de benodigde wol werd ingevoerd vanuit Engeland. Het overgrote deel van deze wolhandel
ging via Londen naar Brugge, de belangrijkste haven van Vlaanderen. Via Londen kwamen ook
luxeproducten Engeland binnen. De bevolkingsgroei van Londen illustreert de bloei van de stad.
Londen telde in de veertiende eeuw 45.000 inwoners, drie keer zoveel dan in de elfde eeuw.
Maar in vergelijking met steden op het vasteland van Europa was Londen toch maar klein.
Constantinopel was met ongeveer 300.000 inwoners de grootste stad. In Noord-Italië hadden de
havensteden Venetië en Genua, en Bologna, Milan en Florence, waar veel nijverheid was, bijna
100.000 inwoners. In de Nederlanden was Gent met 60.000 inwoners de grootste stad, gevolgd
door Brugge.
Interregionale handel
, - Steden handelden eerder vooral met het omringende platteland. Boeren verkochten er voedsel
en grondstoffen en kochten van de opbrengst producten voor hun huishouden. Naast deze
regionale handel was er ook interregionale handel. Handelaren uit Noord-Italië brachten
specerijen en andere Aziatische en Arabische luxeproducten over de Alpen naar Noord-Europa.
Enkele Noord-Franse steden organiseerden jaarlijks gedurende en aantal weken een jaarmarkt.
Deze jaarmarkten vormden in de dertiende eeuw het hoogtepunt van de 'handel van verre'.
Handelaren wisselden daar Vlaams textiel uit tegen de handelswaren uit het Middellandse
Zeegebied.
- In de veertiende eeuw namen de jaarmarkten in betekenis af. Italiaanse handelaren deden nu
ook per schip Brugge aan. Ze hadden grotere schepen gebouwd, zodat het voor hen mogelijk en
lonend was om via de Straat van Gibraltar naar Brugge te varen. Daarnaast maakten
oorlogsgeweld en belastingen de handel over de weg onveilig en verminderde de
winstgevendheid ervan.
- Handelaren organiseerden zich steeds vaker in koopmansgilden en werkten samen om
handelsvoorrechten te krijgen, om elkaar bij te staan op reis en om kapitaal voor verre
handelsreizen bijeen te krijgen. Het instellen van een Hanze was een volgende stap in het
organiseren van de handel. Steden die in een Hanze samenwerkten, gaven elkaars handelaren
allerlei handelsvoorrechten.
Stadsstichtingen
- Steden in de Duitse gebieden speelden een minder belangrijke rol in de interregionale handel
dan de steden met de jaarmarkten in Frankrijk, de Noord-Italiaanse steden, of Brugge. Toch
zagen de koningen, keizers en regionale heersers in Centraal-Europa wel het nut van steden.
Daarom stimuleerden zij de stichting en de groei van steden en gaven de inwoners privileges.
- Zulke vrijheden en voorrechten lokten veel mensen, ook vanaf het platteland. Doordat horigen
van het platteland naar de stad vertrokken, dreigde en tekort aan horigen op de domeinen. De
adel kon dit alleen voorkomen door ook voor de horigen de belastingen te verlagen en de
verplichtingen te verminderen. Zo veroorzaakte de opkomst van de steden meer vrijheid voor de
bevolking, zowel in de steden als op het platteland.
Spanningen in de stad
- Eerder stelde de machthebber in de regio waarin een stad ontstond, een stadsbestuur samen.
De patriciërs, de rijke, grond bezittende burgers, maakten in toenemende mate gebruik van hun
financiële positie. In ruil voor belastingbetalingen eisten en kregen ze invloed in het
stadsbestuur. Ze kregen bijvoorbeeld het recht om als schepen plaats te nemen in de
schepenbank, de rechtbank van de stad. Veel bestuurders behielden hun bestuursfunctie hun
leven lang, ook wanneer ze slecht functioneerden. Er was bovendien sprake van corruptie en van
vriendjespolitiek. Onder het gemeen, de grote meerderheid van de stedelingen die niet rijk was,
bestond veel onvrede over deze situatie.
- Door de ontwikkelingen in de handel en nijverheid beschikten steeds nieuwe groepen in de stad
over kapitaal en ze betaalden mee aan de belastingen. Ook zij eisten dan invloed in het
stadsbestuur. Dat gold voor handelaren, maar ook de handwerkslieden werden een belangrijke
economische macht in de stad. Om voor hun rechten op te komen, organiseerden ze zich in
handwerkersgilden. Zo konden ze een rechtvaardiger loon en acceptabele werktijden afdwingen
ook eisten zij invloed op het stadsbestuur. Hoewel de adel bestuursmacht over de steden
verloor, bleef er meestal nog wel een economische band bestaan tussen de stad en de edelman
in wiens gebied die stad lag. De burgers moesten aan hem belasting betalen en handelaren die
er kwamen, betaalden tol. In Noordwest-Europa was de invloed van de adel op de steden in
Vlaanderen het verste afgenomen. In de grote en rijke steden van Noord-Italië was de
machtpositie van de adel nog verder afgenomen. In feite waren daar stadstaten ontstaan, want