Hoofdstuk 10 Bloedsomloop
Verschillende bloedsomlopen
- Open circulatiesysteem (insecten) -> een circulatiesysteem met een groot bloedvat aan de
rugzijde. Dit bloedvat (de hartbuis) heeft een aantal gespierde delen ofwel hartkamers. Die
pompen het bloed, dat geen bloedcellen heeft naar de kop toe. Door het ritmisch bewegen van
de hartkamers ontstaat er een pomp- en zuigbeweging die het bloed via de hartbuis wegpompt
en weer aanzuigt via openingetjes in de hartbuis. Insecten nemen O 2 op via tracheeën
(verstevigde buisjes gevuld met lucht).
- Gesloten bloedsomloop, enkele bloedsomloop (vissen) -> het bloed komt niet buiten de
bloedvaten, maar stroomt rond binnen
een enkele bloedsomloop. Het bloed
neemt in de kieuwen O2 op en stroomt
direct door naar de rest van het lichaam,
waar het O2 afgeeft en CO2 opneemt. Het
O2 -arme bloed stroomt via het hart weer
naar de kieuwen.
- Gesloten bloedsomloop, dubbele bloedsomloop (amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren)
-> de linker- en de rechterharthelft zijn volledig gescheiden door een tussenschot. Het hart is bij
hen een dubbele pomp. De rechterkamer pompt O 2 -arm bloed via de longslagaders naar de
longen, waar het in de longhaarvaten O2 opneemt en
CO2 afgeeft. Het O2 -rijke bloed stroomt via de longaders
naar de linkerboezem van het hart. Dit is de kleine
bloedsomloop.
De extra gespierde linkerkamer pompt het O2 -rijke
bloed via de aorta en de slagaders naar de organen en
de ledematen waar de O2 naar de cellen diffundeert. Het
O2 -arme bloed stroomt vervolgens via aders veder en
komt door een van beide holle aders in de
rechterboezem van het hart. Dit is de grote
bloedsomloop.
- Aorta -> de aorta is de grote lichaamsslagader waardoor
het rijke O2 -rijke bloed vanuit het hart het lichaam
instroomt. De aorta vertakt zich in slagaders. De eerste
vertakking is de kransslagader. Die voert O2 -rijk bloed
aan naar de hartspier zelf.
- Aders -> via aders stroomt het O2 -arme bloed van de
organen naar het hart terug. Het bloed vanuit het hoofd en de armen komt via de bovenste holle
ader in de rechterboezem, vanuit de borst en lagere delen gebeurt dit via de onderste holle
ader. Aders met afwijkende namen zijn holle aders, kransaders en poortader.
- Haarvaten -> in weefsels stroomt het bloed door haarvaten. Hier vindt de uitwisseling van
stoffen plaatst tussen het bloed en de cellen van een weefsel.
, Een leven lang pompen
- Elke harthelft bestaat uit een boezem en een kamer. De boezems ontvangen bloed uit de aders
en de kamers persen het weer het hart uit de
slagaders in.
- Een hartslag kent drie fasen:
1. Het vullen van de kamers
2. Het leegpersen van de kamers
3. Een korte pauze
- Aan het begin van de vul fase zijn zowel de
kamers als de boezems ontspannen ->
diastole. Het bloed stroomt vanuit de aders via de boezems de kamer in. Daarna volgt systole.
Eerste trekken de boezems samen -> de boezemsystole. Daarbij persen de boezems hun bloed
de kamers in. Vlak daarna trekken de beide kamers samen -> de kamersystole.
- Door druk van het bloed tijdens de kamersystole sluiten de hartkleppen tussen kamers en
boezem.
- Tegelijkertijd gaan de
slagaderkleppen
(longslagaderklep en aortaklep)
open en stroomt bloed de
longslagader en de aorta in.
Zodra de kamers weer
ontspannen, daalt de kamerdruk
tot onder de druk in de slagaders
en sluiten de slagaderkleppen.
- Hartslagfrequentie -> het aantal hartslagen per minuut.
Embryonale bloedsomloop
- Voor de geboorte is de dubbele bloedsomloop nog niet functioneel. In de embryonale
bloedsomloop spelen de longen nog geen rol bij de gaswisseling. Longhaarvaten geven
weerstand aan het bloed.
- Een ongeboren baby krijgt O2 en voedingsstoffen van de moeder uit de placenta via de
navelstreng. Het O2 -rijke bloed uit de navelstrengader mengt zich in de lever en in de onderste
holle ader van de ongeboren baby met bloed dat O 2 -arm is. In de rechterharthelft komt
daardoor gemengd bloed met voldoende O2 binnen.
- Slechts een derde van het bloed uit de rechterharthelft stroomt bij een ongeboren naar de
longen. Twee derde gaat via het foramen ovale en de ductus Botalli meteen door naar de grote
bloedsomloop, via de organen en weer via de
navelstrengslagaders terug naar de placenta.
Bij de ongeboren baby is het foramen ovale
een verbinding tussen de rechter- en de
linkerboezem. De ductus Botalli is een
verbinding tussen de longslagader en de
aorta.
- Na de geboorte, als de navelstreng is
afgebonden, scheiden de grote en de kleine
bloedsomloop zich volledig.
1. De bloedvaten tussen de
navelstrengader, de holle ader en de
lever sluiten na het afbinden van de
Verschillende bloedsomlopen
- Open circulatiesysteem (insecten) -> een circulatiesysteem met een groot bloedvat aan de
rugzijde. Dit bloedvat (de hartbuis) heeft een aantal gespierde delen ofwel hartkamers. Die
pompen het bloed, dat geen bloedcellen heeft naar de kop toe. Door het ritmisch bewegen van
de hartkamers ontstaat er een pomp- en zuigbeweging die het bloed via de hartbuis wegpompt
en weer aanzuigt via openingetjes in de hartbuis. Insecten nemen O 2 op via tracheeën
(verstevigde buisjes gevuld met lucht).
- Gesloten bloedsomloop, enkele bloedsomloop (vissen) -> het bloed komt niet buiten de
bloedvaten, maar stroomt rond binnen
een enkele bloedsomloop. Het bloed
neemt in de kieuwen O2 op en stroomt
direct door naar de rest van het lichaam,
waar het O2 afgeeft en CO2 opneemt. Het
O2 -arme bloed stroomt via het hart weer
naar de kieuwen.
- Gesloten bloedsomloop, dubbele bloedsomloop (amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren)
-> de linker- en de rechterharthelft zijn volledig gescheiden door een tussenschot. Het hart is bij
hen een dubbele pomp. De rechterkamer pompt O 2 -arm bloed via de longslagaders naar de
longen, waar het in de longhaarvaten O2 opneemt en
CO2 afgeeft. Het O2 -rijke bloed stroomt via de longaders
naar de linkerboezem van het hart. Dit is de kleine
bloedsomloop.
De extra gespierde linkerkamer pompt het O2 -rijke
bloed via de aorta en de slagaders naar de organen en
de ledematen waar de O2 naar de cellen diffundeert. Het
O2 -arme bloed stroomt vervolgens via aders veder en
komt door een van beide holle aders in de
rechterboezem van het hart. Dit is de grote
bloedsomloop.
- Aorta -> de aorta is de grote lichaamsslagader waardoor
het rijke O2 -rijke bloed vanuit het hart het lichaam
instroomt. De aorta vertakt zich in slagaders. De eerste
vertakking is de kransslagader. Die voert O2 -rijk bloed
aan naar de hartspier zelf.
- Aders -> via aders stroomt het O2 -arme bloed van de
organen naar het hart terug. Het bloed vanuit het hoofd en de armen komt via de bovenste holle
ader in de rechterboezem, vanuit de borst en lagere delen gebeurt dit via de onderste holle
ader. Aders met afwijkende namen zijn holle aders, kransaders en poortader.
- Haarvaten -> in weefsels stroomt het bloed door haarvaten. Hier vindt de uitwisseling van
stoffen plaatst tussen het bloed en de cellen van een weefsel.
, Een leven lang pompen
- Elke harthelft bestaat uit een boezem en een kamer. De boezems ontvangen bloed uit de aders
en de kamers persen het weer het hart uit de
slagaders in.
- Een hartslag kent drie fasen:
1. Het vullen van de kamers
2. Het leegpersen van de kamers
3. Een korte pauze
- Aan het begin van de vul fase zijn zowel de
kamers als de boezems ontspannen ->
diastole. Het bloed stroomt vanuit de aders via de boezems de kamer in. Daarna volgt systole.
Eerste trekken de boezems samen -> de boezemsystole. Daarbij persen de boezems hun bloed
de kamers in. Vlak daarna trekken de beide kamers samen -> de kamersystole.
- Door druk van het bloed tijdens de kamersystole sluiten de hartkleppen tussen kamers en
boezem.
- Tegelijkertijd gaan de
slagaderkleppen
(longslagaderklep en aortaklep)
open en stroomt bloed de
longslagader en de aorta in.
Zodra de kamers weer
ontspannen, daalt de kamerdruk
tot onder de druk in de slagaders
en sluiten de slagaderkleppen.
- Hartslagfrequentie -> het aantal hartslagen per minuut.
Embryonale bloedsomloop
- Voor de geboorte is de dubbele bloedsomloop nog niet functioneel. In de embryonale
bloedsomloop spelen de longen nog geen rol bij de gaswisseling. Longhaarvaten geven
weerstand aan het bloed.
- Een ongeboren baby krijgt O2 en voedingsstoffen van de moeder uit de placenta via de
navelstreng. Het O2 -rijke bloed uit de navelstrengader mengt zich in de lever en in de onderste
holle ader van de ongeboren baby met bloed dat O 2 -arm is. In de rechterharthelft komt
daardoor gemengd bloed met voldoende O2 binnen.
- Slechts een derde van het bloed uit de rechterharthelft stroomt bij een ongeboren naar de
longen. Twee derde gaat via het foramen ovale en de ductus Botalli meteen door naar de grote
bloedsomloop, via de organen en weer via de
navelstrengslagaders terug naar de placenta.
Bij de ongeboren baby is het foramen ovale
een verbinding tussen de rechter- en de
linkerboezem. De ductus Botalli is een
verbinding tussen de longslagader en de
aorta.
- Na de geboorte, als de navelstreng is
afgebonden, scheiden de grote en de kleine
bloedsomloop zich volledig.
1. De bloedvaten tussen de
navelstrengader, de holle ader en de
lever sluiten na het afbinden van de