6 perspectieven van de psychologie:
Biologisch perspectief: Persoonlijkheid, voorkeuren, gedrag en geestelijke processen
worden verklaard aan de hand van onze lichamelijke eigenschappen
(zenuwstelsel, hormoonstelsel, genen, erfelijkheid). Er zijn hier 2 variaties op:
Neurowetenschappen: het vakgebied dat zich richt op het begrijpen van hoe de
hersenen gedachten, gevoelens, motieven, bewustzijn, herinneringen en andere
mentale processen worden gecreëerd. Brain imaging: hersenactiviteit in kaart.
Evolutionaire psychologie: een groot deel van het menselijk gedrag komt voort uit
erfelijke eigenschappen. Gedrag en mentale processen worden beschouwd op basis
van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting. Natuurlijke
selectie: de lichamelijke kenmerken van een soort evolueerden (veranderden) in de
richting van de kenmerken die de best aangepaste organismen een voordeel gaven
in de strijd om het bestaan.
Cognitief perspectief: gedrag en geestelijke processen worden verklaard aan de
hand van de manier waarop je informatie kan verwerken, zoals de manier van leren,
geheugen, perceptie, intelligentie en denken. Denkprocessen. De geest kan
ontmanteld worden in onderdelen, structuralisme. Gestaltpsychologie had kritiek op
structuralisme en vind niet dat mensen bestaan uit stukjes die allemaal een
afzonderlijke taak hebben. Er is iets in het hoofd dat van alle stukjes een geheel
maakt. Functionalisme was weer tegen structuralisme en gestaltpsychologie. Waar is
de praktijk? De toepassing van de vorige theorieën.
- Structuralisme: Historische stroming binnen de psychologie die de
basisstructuren van de geest en de gedachten proberen te ontrafelen.
Structuralisten zochten de ‘elementen’ van de bewuste ervaring.
- Functionalisme: Historische stroming binnen de psychologie waarbij de
psychische processen het beste begrepen kunnen worden in het licht van hun
adaptieve nut en functie. De psychologie zou zich moeten verklaren op welke
manier mensen zich aanpassen (of er niet in slagen zich aan te passen) aan
de werkelijke wereld buiten het laboratorium. Op welke manier zou de
psychologie kunnen worden toegepast om het menselijk leven te verbeteren.
Behavioristisch perspectief: Vanuit de directe, fysieke omgeving gedrag en
geestelijke processen verklaren. Het houdt zich bezig met de fysieke stimuli vanuit
de omgeving en de waarneembare reacties van het organisme daarop. Het
onderzoeken van de mens zou moeten gaan over concreet observeerbaar gedrag.
Klassieke en operante conditionering. Mes is bij de geboorte een onbeschreven blad
(tabula rasa).
- Introspectie: Beschrijving van je eigen, innerlijke bewuste ervaringen.
Whole person perspective: Gedrag en geestelijke processen verklaren aan de hand
van de motivatie/wilskracht van de persoon. De mens moet niet alleen in details,
maar als geheel bestudeerd en beschreven worden. Wordt verdeeld in 3:
- Psychodynamische psychologie: de nadruk wordt gelegd op het begrijpen van het
menselijk functioneren met betrekking tot de onbewuste (‘slechte’) behoeften,
verlangens, herinneringen en conflicten (in je geweten, waardoor je je op rare manier
kan gedragen). Psychoanalyse: psychische klachten worden toegeschreven aan het
onbewuste van de patiënt.
,- Humanistische psychologie: kritiek op psychoanalyse: geen oog voor het positieve
in de mens. Kritiek op behaviorisme: mens is geen speelbal van prikkels uit de
omgeving. De nadruk wordt gelegd op de vrije wil van de mens. Het gedrag wordt
bepaald door onze aangeboren behoefte om te groeien en ons potentieel zo goed
mogelijk te verwezenlijken. Innerlijke behoeften naar persoonlijke groei. Ieder mens
is uniek, geen experimenten en uitspraken over groepen mensen. De omgeving
wordt gezien als ingrediënten en het individu weet zelf hoe het kan groeien.
- Psychologie van karaktertrekken en temperament: het idee dat je mensen kunt
beschrijven aan de hand van (een aantal)
eigenschappen. Gedrag wordt bepaald door
de unieke persoonlijkheidskenmerken die in
de tijd en in alle situaties consistent zijn.
Ontwikkelingsperspectief: Mensen
veranderen als gevolg van een interactie
tussen hun genen en omgeving. Nature en
nurture. Gedrag en geestelijke processen
worden verklaard aan de hand van
opvoeding en (directe: familie, docenten)
omgeving. Het volgt de mens van baby tot
oudere.
Sociocultureel perspectief: Gedrag en geestelijke processen worden verklaard aan
de hand van de cultuur waarin je zit, indirecte omgeving (land, tijd). De sociale
invloed staat centraal. Invloed van mensen op elkaar, hoe mensen zijn in groepen,
culturele verschillen, attitudes & normen en invloed van maatschappij.
Hoofdstuk 6 – denken en intelligentie
Intelligentie
De mentale capaciteit om kennis te verwerven, te redeneren en effectief problemen
op te lossen. Het vermogen om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen en die
toe te passen. Relatief, wordt beïnvloed door met welke groep je het vergelijkt.
Eerste intelligentietest voor schoolkinderen (Binet en Simon). 4 opvallende
kenmerken:
1. De scores op de test werden geïnterpreteerd als een schatting van de huidige
prestaties, niet als een indicatie van aangeboren intelligentie.
2. De testscores dienden te laten zien welke kinderen extra hulp nodig hadden,
niet om kinderen onder te brengen in categorieën als ‘slim’ of ‘dom’.
3. Er werd benadrukt dat door middel van oefening en de mogelijkheden zich te
ontwikkelen, de intelligentie van kinderen beïnvloed kon worden.
4. De test is op basis van prestaties van kinderen ontworpen (empirische wijze)
en niet vanuit het idee dat de test per sé in één of andere theorie over het
intelligenties zou moeten passen.
Mentale leeftijd: de gemiddelde leeftijd waarop normale gemiddelde individuen een
bepaalde score bereiken. Bijvoorbeeld: een kind is 12, maar mentaal gezien 9.
Kalenderleeftijd: het aantal jaren dat is verstreken sinds de geboorte van het individu.
, Na een aanpassing van een
Stanford-docent werd het
intelligentiequotiënt (IQ) gelanceerd.
Mentale leeftijd (in maanden):
kalenderleeftijd (in maanden) x 100 =
IQ.
Dit doet geen recht aan volwassenen
(IQ wordt steeds lager berekend). De
formule werd geschrapt.
Nieuwe methode berekening IQ:
Frequentieverdeling. Intelligentie is
normaal verdeeld. Veel mensen
liggen bij het gemiddelde en weinig
mensen hebben een hoge of lage
score.
Flynn-effect
Het verschijnsel dat recentere generaties beter scoren op IQ-tests dan de vorige
generaties. Mogelijke verklaringen zijn een stijging van het opleidingsniveau, betere
voeding en gezondheidszorg, technologische vooruitgang en een daling van de
gezinsgrootte.
De Wechsler-reeks (de moderne IQ-test)
- Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS), de Wechsler Intelligence Scale for
Children (WISC) & de Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence
(WPPSI).
- Zijn 3 tests die uiteenlopende vaardigheden meten waarvan gedacht wordt
dat ze componenten van intelligentie zijn. Waaronder het opbouwen van
woordenschat, taalvaardigheden, rekenvaardigheden, het verwoorden van
overeenkomsten, het onthouden van cijfers en het maken van een
blokontwerp.
- Alle drie de tests bestaan uit subtests: een deel doet meer beroep op
vaardigheden die met taal te maken hebben en de ander beroep doet op
handelingsgerichte opdrachten.
Selffulfilling prophecy
Gedrag dat wordt veroorzaakt door verwachtingen of observaties die worden
veroorzaakt door verwachtingen. Zelf vervullende voorspelling. Een voorspelling die
direct of indirect leidt tot het uitkomen van de voorspelling.
De meeste psychologen zijn van mening dat intelligentie met nature en nurture te
maken heeft. Uit onderzoek is gebleken dat genetische verwantschap wel degelijk
invloed hebben op de intelligentie, want (correlatie) kinderen en biologische ouders
scoren hoger dan kinderen en adoptieouders. Maar, geen slimheid gen(en) bekend.