Titia sv essentie
2.1 — Neurocognitie — Begrippen
Algemene Inleiding:
Cognitie is een verzamelterm voor mentale processen zoals waarnemen, informatie
verwerken, leren, denken en problemen oplossen.
Psychische functies omvatten bewustzijn, aandacht, geheugen, denken, emoties,
psychomotoriek en gedrag.
Belang van Cognitieve Functies:
Nodig voor kennisopname, -verwerking en hergebruik.
Specifieke functies: bewustzijn, aandacht, oriëntatie, geheugen, denken, etc.
Verstoringen beïnvloeden alle psychiatrische aandoeningen en revalidatie.
Specifieke Cognitieve Domeinen:
1. Aandacht en Bewustzijn:
o Bewustzijn: vermogen om externe stimuli waar te nemen en daarop te reageren
(inclusief zelfbewustzijn). Laat ook toe om te reflecteren. Kwalitatieve (somnolentie,
sopor, coma) & kwantitatieve stoornissen (bewustzijnsvernauwing & -verruiming)
o Aandacht: vermogen om te richten op externe prikkels, innerlijke ervaringen of
activiteit waarmee men bezig is. (Complexe aandacht: selectief, verdeeld,
volgehouden aandacht).
o Zelfherkenning: meer bewust van hoe eigen acties objecten/personen beïnvloeden
o Zelfbewustzijn: basis van empathie
2. Geheugen:
o Sensorisch geheugen: zeer korte opslag van zintuiglijke indrukken. Grote capaciteit.
o Werkgeheugen: kortdurend vasthouden en verwerken van informatie.
o Langetermijngeheugen: zowel impliciet (onbewust, aangeleerd) als expliciet
(bewust). Expliciet kan feitelijk & autobiografisch (ervaringen). Het levenslange
geheugen
3. Executieve Functies: = gecontroleerd gedrag; complexere shit
o Plannen, beslissen, inhibitie en flexibiliteit.
o Gecontroleerd gedrag (= autorijden waar je het niet kent bv) versus automatisch
gedrag.
4. Taal:
o Aspecten zoals objectbenoeming, woordvinding en grammatica.
o Stoornissen: bijvoorbeeld Broca's en Wernicke's afasie.
5. Sociale Cognitie:
o Emotieherkenning, theory of mind, en inzicht.
6. Perceptueel-motorische Functie:
o Coördinatie tussen perceptie en motoriek. Visuele perceptie
Diagnostiek en Behandeling:
1
, Diagnostische methoden zoals de Glasgow Coma Scale en Wechsler Intelligence Scales.
Bij problemen met bewustzijn en oriëntatie moet altijd een lichamelijke of neurologische
oorzaak worden uitgesloten.
2.1 — Neurocognitie — Pathologie — Delier
Definitie en kenmerken
Delier is een verworven aandoening met functievermindering in ≥1 cognitieve domeinen.
Het gaat om een acute verstoring van bewustzijn en aandacht, vaak gepaard met
stoornissen in cognitieve functies zoals geheugen, oriëntatie en waarneming. Ernstig
verstoring ADL
Kenmerkend is de fluctuerende ernst gedurende de dag.
Aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen
Oorzaken (DSM-5)
Een delier is per definitie het directe gevolg van:
1. Somatische aandoeningen.
2. Intoxicatie door medicijnen, drugs of toxines.
3. Onttrekking van middelen.
4. Blootstelling aan giftige stoffen.
5. Meervoudige oorzaken.
6. Ongespecificeerd.
Typen delier:
1. Hypoactief delier: (stil)
o Meest voorkomend, vaak niet onderkend.
o Vermindere psychomotrische activiteit
o Symptomen: lethargie, apathie, traagheid in denken en spreken.
o Komt vaak voor bij ouderen en orgaanfalen.
2. Hyperactief delier:
o Gekenmerkt door verhoogde motorische activiteit, alertheid
o Wanen, hallucinaties, motorische onrust
o Vaak geassocieerd met alcohol- of drugsonttrekking.
3. Gemengd delier:
o Wisseling tussen hypo- en hyperactieve symptomen.
Risicofactoren
Oudere leeftijd en pre-existente cognitieve kwetsbaarheid (bijvoorbeeld dementie).
Ernstige lichamelijke aandoeningen, polyfarmacie, en langdurige ziekenhuisopname.
Intoxicatiedelirium vs onttrekkingsdelirium
Intoxicatiedelirium is meest voorkomend (voorgeschreven, recreatief, vrij verkrijgbaar)
2
, Onttrekkingsdelirium:
o Alcohol: Binnen week, prodromale fase, hyperactief delier (autonoom, visueel),
insulten
o Benzodiazepines: psychische klachten (slapeloosheid...), lichamelijke (nausea,
tremor...) neurologisch (insulten...)
Beloop en prognose
Een delier ontstaat snel (uren tot dagen) en kan weken tot maanden duren.
Ernst, duur & prognose afhankelijk van lichamelijke aandoening, kwetsbaarheid P &
resultaat.
Het is een onafhankelijke voorspeller voor langere opnameduur, hogere mortaliteit en
verhoogd risico op cognitieve achteruitgang.
Bij oudere patiënten kan een delier een 6x hogere kans geven op de diagnose dementie
binnen 3 jaar.
Vaak onbetrouwbare mensen!!
I watch death
Infecties: encefalitis, meningitis, urinair,…
With-drawal: alcohol, benzodiazepines
Acute metabole: acidose, electrolyten, lever- en nierinsufficiëntie
Trauma: postoperatief, zon, brandwonden
Czs-pathologie: epilepsie, tumor, trauma capitis
Hypoxie: hart/long decomp, anemie, hypotensie, CO-intox
Deficiënties: hypovitaminoses
Endocrinopathie: hyper/hypoglycemie,
Acuut vasculair: hypertensieve encefalopathie
Toxines, drugs: medicatie, pesticiden, solventia
Heavy metals: lood, kwik
Diagnostiek
Gebruik van gestandaardiseerde instrumenten zoals de Confusion Assessment Method
(CAM).
Diagnose vereist heteroanamnese en aanvullend onderzoek zoals laboratoriumtests &
beeldvorming
Delirium observatie screening schaal (DOS): 13 observaties, herhaaldelijk opmeten
Delirium Rating Scale-R-98 (DSR-R-98) = Hetero-anamnese, ernstscore, eerste onderzoek
Behandeling
Primaire preventie: voorkomen van een delier
Secundaire preventie: snel herkennen van delier & adequaat behandelen
Primair doel: aanpakken van de onderliggende oorzaak.
o Bevorderen van: oriëntatie, rust, angstreductie, veiligheid
Psycho-educatie, niet-medicamenteuze, medicamenteuze
Medicatie: antipsychotica, alleen indien strikt noodzakelijk, bijvoorbeeld voor ernstige
agitatie.
3
, ECT bij levensbedreigende delier
Epidemiologie
Delier komt vooral voor bij oudere patiënten:
o >85 jaar: prevalentie tot 13,6%.
o Bij ziekenhuisopnames: tot 40% bij ouderen na operaties (bijvoorbeeld
heupfracturen).
Verschillen in symptomen
Cognitieve functies
Gerelateerd aan denken, weten en begrijpen.
Voorbeelden: aandacht, geheugen, taal, waarneming en probleemoplossing.
Affectieve functies
Betreffen emoties en affect.
Voorbeelden: stemmingen, emoties (bijv. angst, blijdschap), en regulatie van affect.
Conatieve functies
Hebben betrekking op psychomotoriek, slaap-waak patroon
Voorbeelden: Onrust, ongerichte agressie, apathie, lethargie, teruggetrokken,
slapeloosheid
Somatische functies
Gerelateerd aan het lichaam en fysieke processen.
Voorbeelden: motorische activiteit, sympathische overactiviteit: tremor, tachycardie, …
2.1 — Neurocognitie — Pathologie — Dementie — Alzheimer
1. Inleiding
Alzheimer is een progressieve neurodegeneratieve ziekte die leidt tot cognitieve
achteruitgang, voornamelijk in het geheugen.
Het onderscheidt zich als de meest voorkomende oorzaak van dementie.
2. Klinisch Beeld
Cognitieve Symptomen:
o Episodisch geheugendeficit: Moeilijkheden om nieuwe informatie in het
langetermijngeheugen op te slaan.
o (Topografische) Desoriëntatie: Problemen met oriëntatie in tijd, ruimte en eigen
persoon.
o Afasie (taalstoornissen), apraxie (motorische stoornissen), agnosie (onvermogen
objecten te herkennen).
4
2.1 — Neurocognitie — Begrippen
Algemene Inleiding:
Cognitie is een verzamelterm voor mentale processen zoals waarnemen, informatie
verwerken, leren, denken en problemen oplossen.
Psychische functies omvatten bewustzijn, aandacht, geheugen, denken, emoties,
psychomotoriek en gedrag.
Belang van Cognitieve Functies:
Nodig voor kennisopname, -verwerking en hergebruik.
Specifieke functies: bewustzijn, aandacht, oriëntatie, geheugen, denken, etc.
Verstoringen beïnvloeden alle psychiatrische aandoeningen en revalidatie.
Specifieke Cognitieve Domeinen:
1. Aandacht en Bewustzijn:
o Bewustzijn: vermogen om externe stimuli waar te nemen en daarop te reageren
(inclusief zelfbewustzijn). Laat ook toe om te reflecteren. Kwalitatieve (somnolentie,
sopor, coma) & kwantitatieve stoornissen (bewustzijnsvernauwing & -verruiming)
o Aandacht: vermogen om te richten op externe prikkels, innerlijke ervaringen of
activiteit waarmee men bezig is. (Complexe aandacht: selectief, verdeeld,
volgehouden aandacht).
o Zelfherkenning: meer bewust van hoe eigen acties objecten/personen beïnvloeden
o Zelfbewustzijn: basis van empathie
2. Geheugen:
o Sensorisch geheugen: zeer korte opslag van zintuiglijke indrukken. Grote capaciteit.
o Werkgeheugen: kortdurend vasthouden en verwerken van informatie.
o Langetermijngeheugen: zowel impliciet (onbewust, aangeleerd) als expliciet
(bewust). Expliciet kan feitelijk & autobiografisch (ervaringen). Het levenslange
geheugen
3. Executieve Functies: = gecontroleerd gedrag; complexere shit
o Plannen, beslissen, inhibitie en flexibiliteit.
o Gecontroleerd gedrag (= autorijden waar je het niet kent bv) versus automatisch
gedrag.
4. Taal:
o Aspecten zoals objectbenoeming, woordvinding en grammatica.
o Stoornissen: bijvoorbeeld Broca's en Wernicke's afasie.
5. Sociale Cognitie:
o Emotieherkenning, theory of mind, en inzicht.
6. Perceptueel-motorische Functie:
o Coördinatie tussen perceptie en motoriek. Visuele perceptie
Diagnostiek en Behandeling:
1
, Diagnostische methoden zoals de Glasgow Coma Scale en Wechsler Intelligence Scales.
Bij problemen met bewustzijn en oriëntatie moet altijd een lichamelijke of neurologische
oorzaak worden uitgesloten.
2.1 — Neurocognitie — Pathologie — Delier
Definitie en kenmerken
Delier is een verworven aandoening met functievermindering in ≥1 cognitieve domeinen.
Het gaat om een acute verstoring van bewustzijn en aandacht, vaak gepaard met
stoornissen in cognitieve functies zoals geheugen, oriëntatie en waarneming. Ernstig
verstoring ADL
Kenmerkend is de fluctuerende ernst gedurende de dag.
Aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen
Oorzaken (DSM-5)
Een delier is per definitie het directe gevolg van:
1. Somatische aandoeningen.
2. Intoxicatie door medicijnen, drugs of toxines.
3. Onttrekking van middelen.
4. Blootstelling aan giftige stoffen.
5. Meervoudige oorzaken.
6. Ongespecificeerd.
Typen delier:
1. Hypoactief delier: (stil)
o Meest voorkomend, vaak niet onderkend.
o Vermindere psychomotrische activiteit
o Symptomen: lethargie, apathie, traagheid in denken en spreken.
o Komt vaak voor bij ouderen en orgaanfalen.
2. Hyperactief delier:
o Gekenmerkt door verhoogde motorische activiteit, alertheid
o Wanen, hallucinaties, motorische onrust
o Vaak geassocieerd met alcohol- of drugsonttrekking.
3. Gemengd delier:
o Wisseling tussen hypo- en hyperactieve symptomen.
Risicofactoren
Oudere leeftijd en pre-existente cognitieve kwetsbaarheid (bijvoorbeeld dementie).
Ernstige lichamelijke aandoeningen, polyfarmacie, en langdurige ziekenhuisopname.
Intoxicatiedelirium vs onttrekkingsdelirium
Intoxicatiedelirium is meest voorkomend (voorgeschreven, recreatief, vrij verkrijgbaar)
2
, Onttrekkingsdelirium:
o Alcohol: Binnen week, prodromale fase, hyperactief delier (autonoom, visueel),
insulten
o Benzodiazepines: psychische klachten (slapeloosheid...), lichamelijke (nausea,
tremor...) neurologisch (insulten...)
Beloop en prognose
Een delier ontstaat snel (uren tot dagen) en kan weken tot maanden duren.
Ernst, duur & prognose afhankelijk van lichamelijke aandoening, kwetsbaarheid P &
resultaat.
Het is een onafhankelijke voorspeller voor langere opnameduur, hogere mortaliteit en
verhoogd risico op cognitieve achteruitgang.
Bij oudere patiënten kan een delier een 6x hogere kans geven op de diagnose dementie
binnen 3 jaar.
Vaak onbetrouwbare mensen!!
I watch death
Infecties: encefalitis, meningitis, urinair,…
With-drawal: alcohol, benzodiazepines
Acute metabole: acidose, electrolyten, lever- en nierinsufficiëntie
Trauma: postoperatief, zon, brandwonden
Czs-pathologie: epilepsie, tumor, trauma capitis
Hypoxie: hart/long decomp, anemie, hypotensie, CO-intox
Deficiënties: hypovitaminoses
Endocrinopathie: hyper/hypoglycemie,
Acuut vasculair: hypertensieve encefalopathie
Toxines, drugs: medicatie, pesticiden, solventia
Heavy metals: lood, kwik
Diagnostiek
Gebruik van gestandaardiseerde instrumenten zoals de Confusion Assessment Method
(CAM).
Diagnose vereist heteroanamnese en aanvullend onderzoek zoals laboratoriumtests &
beeldvorming
Delirium observatie screening schaal (DOS): 13 observaties, herhaaldelijk opmeten
Delirium Rating Scale-R-98 (DSR-R-98) = Hetero-anamnese, ernstscore, eerste onderzoek
Behandeling
Primaire preventie: voorkomen van een delier
Secundaire preventie: snel herkennen van delier & adequaat behandelen
Primair doel: aanpakken van de onderliggende oorzaak.
o Bevorderen van: oriëntatie, rust, angstreductie, veiligheid
Psycho-educatie, niet-medicamenteuze, medicamenteuze
Medicatie: antipsychotica, alleen indien strikt noodzakelijk, bijvoorbeeld voor ernstige
agitatie.
3
, ECT bij levensbedreigende delier
Epidemiologie
Delier komt vooral voor bij oudere patiënten:
o >85 jaar: prevalentie tot 13,6%.
o Bij ziekenhuisopnames: tot 40% bij ouderen na operaties (bijvoorbeeld
heupfracturen).
Verschillen in symptomen
Cognitieve functies
Gerelateerd aan denken, weten en begrijpen.
Voorbeelden: aandacht, geheugen, taal, waarneming en probleemoplossing.
Affectieve functies
Betreffen emoties en affect.
Voorbeelden: stemmingen, emoties (bijv. angst, blijdschap), en regulatie van affect.
Conatieve functies
Hebben betrekking op psychomotoriek, slaap-waak patroon
Voorbeelden: Onrust, ongerichte agressie, apathie, lethargie, teruggetrokken,
slapeloosheid
Somatische functies
Gerelateerd aan het lichaam en fysieke processen.
Voorbeelden: motorische activiteit, sympathische overactiviteit: tremor, tachycardie, …
2.1 — Neurocognitie — Pathologie — Dementie — Alzheimer
1. Inleiding
Alzheimer is een progressieve neurodegeneratieve ziekte die leidt tot cognitieve
achteruitgang, voornamelijk in het geheugen.
Het onderscheidt zich als de meest voorkomende oorzaak van dementie.
2. Klinisch Beeld
Cognitieve Symptomen:
o Episodisch geheugendeficit: Moeilijkheden om nieuwe informatie in het
langetermijngeheugen op te slaan.
o (Topografische) Desoriëntatie: Problemen met oriëntatie in tijd, ruimte en eigen
persoon.
o Afasie (taalstoornissen), apraxie (motorische stoornissen), agnosie (onvermogen
objecten te herkennen).
4