EPB kennistoets blok 1B
Inhoudsopgave
EPB kennistoets blok 1B................................................................................................................................. 1
Opbouw onderzoek..............................................................................................................................................1
Epidemiologische maten......................................................................................................................................1
Onderzoeksopzet..................................................................................................................................................9
Statistiek 1..........................................................................................................................................................12
Statistiek 2..........................................................................................................................................................19
Klinimetrische eigenschappen 1.........................................................................................................................22
HC Responsiviteit................................................................................................................................................25
HC vervolg klinimetrische eigenschappen 2.......................................................................................................28
HC SPSS data analyseren....................................................................................................................................32
Opbouw onderzoek
Inleiding
- Probleemstelling
- Doelstelling
- Vraagstelling
Ook de relevantie van het artikel wordt in de inleiding benoemd.
Relevantie= belang, betekenis, bruikbaarheid. Hier wordt de relevantie van het onderzoek
dus in de context van het maatschappelijke belang of specifieke maatschappelijke
stakeholders geplaats.
Theoretisch construct (theoretisch beredeneerd)= rationale, de rede betreffend. Het gaat
hier om de onderliggende redenering of idee waarom het onderzoek wordt uitgevoerd.
- Theorieën en modellen
- Het vereenvoudigen van de complexiteit van de klinische problematiek
Epidemiologische maten
Epidemiologie=
- De ziekte is de centrale variabele
- Het voorkomen van ziekte in menselijke populaties
- Relateert ziekte aan het voorkomen van andere factoren
Etiologische factoren= factoren die van invloed zijn op het ontstaan van de ziekte
, Diagnostische factoren= factoren die een indicatie geven van de aanwezigheid
van de ziekte
Prognostische factoren= factoren die samenhangen met het beloop van de ziekte
Factoren in relatie tot ziekte;
- Omgevingsfactoren
Biologisch: dieren, bevolkingsdichtheid, voedingstoestand
Chemisch: stoffen in lucht/water/bodem, werkomstandigheden
Beroep: psychische en fysieke belasting
Sociaaleconomisch: inkomen, sanitaire voorzieningen
- Persoonskenmerken
Leeftijd
Gedrag: drugs, voeding, anticonceptie
Genetische factoren
Bestaande aandoening of beperking
Mortaliteit/sterftecijfer;
- Bruto-sterfte= aantal overledenen gedurende een bepaalde periode in een bepaalde
populatie
- Leeftijdsspecifieke sterfte= aantal overledenen gedurende een specifieke periode in
een bepaalde periode
- Oorzaakspecifieke sterfte= aantal overledenen op basis van geregistreerde
doodsoorzaken
- Proportionele sterfte= proportie overledenen ten gevolge van een bepaalde
aandoening ten opzichte van de totale sterfte
- Voorbeeld: CWK klachten (incidentie) en dementie (prevalentie)
Morbiditeit/ziektecijfer;
- Deel van een populatie, in de regel uitgedrukt als aantal per 100.000, dat door een
bepaalde ziekte wordt aangetast
- Frequentie van voorkomen van een bepaalde ziekte in een totale bevolking.
Ziekelijkheid, vatbaarheid voor een ziekte. Mate van invaliditeit die overblijft na het
doormaken van een ziekte.
Frequentie (= mate van voorkomen van) maten
- Prevalentie= de proportie personen met een ziekte binnen een gemeenschap op een
gegeven moment (= ziektelast)
Puntprevalentie= prevalentie van de ziekte op exact hetzelfde tijdstip (interessant
bij aandoeningen met een hogere incidentie)
Life-time prevalentie= prevalentie van minstens 1x de ziekte gedurende een
mensenleven
Periodeprevalentie= prevalentie van minstens 1x de ziekte gedurende een
gegeven periode
,- Incidentie= het aantal nieuwe ziektegevallen binnen een gemeenschap gedurende
een vastgestelde periode (= ziekte risico)
Hoe hoger de incidentie kans groter op een hogere prevalentie (neemt niet
toe bij sterfte of genezing)
Cumulatieve incidentie= voorkomen van nieuwe ziektegevallen over een
bepaalde periode
Life-time incidentie= voorkomen van nieuwe ziektegevallen gedurende een
mensenleven
Incidentiedichtheid= voorkomen van nieuwe ziektegevallen gedeeld door het
aantal persoonsjaren
1/9, omdat de eerste al ziek
was.
, 70% omdat de eerste weer opnieuw ziek kan worden.
Nut van incidentie en prevalentie mbt. wetenschappelijk onderzoek;
- Inzicht geven in het algemene plaatje van het voorkomen van de ziektelast binnen
een populatie waar het onderzoek over gaat.
Relatie prevalentie/incidentie
- Bij een toename van de incidentie en gelijkblijvend overlijden/genezing
prevalentie neemt toe
- Wanneer overlijden/genezen toeneemt en incidentie blijft gelijk prevalentie
neemt af
- Wanneer incidentie gelijk is aan overlijden/genezen gelijk aan prevalentie
Prevalentie= incidentie x tijdsduur tot overlijden of genezing
Het risico is bij de master KFT hoger maar de ziektelast is bij de Master KFT lager.
Conclusie= prevalentie en incidentie cijfers zijn zowel nuttig om inzicht te geven in het ‘ziekte
probleem’ als inzicht te geven in de oplossing van het probleem.
Inhoudsopgave
EPB kennistoets blok 1B................................................................................................................................. 1
Opbouw onderzoek..............................................................................................................................................1
Epidemiologische maten......................................................................................................................................1
Onderzoeksopzet..................................................................................................................................................9
Statistiek 1..........................................................................................................................................................12
Statistiek 2..........................................................................................................................................................19
Klinimetrische eigenschappen 1.........................................................................................................................22
HC Responsiviteit................................................................................................................................................25
HC vervolg klinimetrische eigenschappen 2.......................................................................................................28
HC SPSS data analyseren....................................................................................................................................32
Opbouw onderzoek
Inleiding
- Probleemstelling
- Doelstelling
- Vraagstelling
Ook de relevantie van het artikel wordt in de inleiding benoemd.
Relevantie= belang, betekenis, bruikbaarheid. Hier wordt de relevantie van het onderzoek
dus in de context van het maatschappelijke belang of specifieke maatschappelijke
stakeholders geplaats.
Theoretisch construct (theoretisch beredeneerd)= rationale, de rede betreffend. Het gaat
hier om de onderliggende redenering of idee waarom het onderzoek wordt uitgevoerd.
- Theorieën en modellen
- Het vereenvoudigen van de complexiteit van de klinische problematiek
Epidemiologische maten
Epidemiologie=
- De ziekte is de centrale variabele
- Het voorkomen van ziekte in menselijke populaties
- Relateert ziekte aan het voorkomen van andere factoren
Etiologische factoren= factoren die van invloed zijn op het ontstaan van de ziekte
, Diagnostische factoren= factoren die een indicatie geven van de aanwezigheid
van de ziekte
Prognostische factoren= factoren die samenhangen met het beloop van de ziekte
Factoren in relatie tot ziekte;
- Omgevingsfactoren
Biologisch: dieren, bevolkingsdichtheid, voedingstoestand
Chemisch: stoffen in lucht/water/bodem, werkomstandigheden
Beroep: psychische en fysieke belasting
Sociaaleconomisch: inkomen, sanitaire voorzieningen
- Persoonskenmerken
Leeftijd
Gedrag: drugs, voeding, anticonceptie
Genetische factoren
Bestaande aandoening of beperking
Mortaliteit/sterftecijfer;
- Bruto-sterfte= aantal overledenen gedurende een bepaalde periode in een bepaalde
populatie
- Leeftijdsspecifieke sterfte= aantal overledenen gedurende een specifieke periode in
een bepaalde periode
- Oorzaakspecifieke sterfte= aantal overledenen op basis van geregistreerde
doodsoorzaken
- Proportionele sterfte= proportie overledenen ten gevolge van een bepaalde
aandoening ten opzichte van de totale sterfte
- Voorbeeld: CWK klachten (incidentie) en dementie (prevalentie)
Morbiditeit/ziektecijfer;
- Deel van een populatie, in de regel uitgedrukt als aantal per 100.000, dat door een
bepaalde ziekte wordt aangetast
- Frequentie van voorkomen van een bepaalde ziekte in een totale bevolking.
Ziekelijkheid, vatbaarheid voor een ziekte. Mate van invaliditeit die overblijft na het
doormaken van een ziekte.
Frequentie (= mate van voorkomen van) maten
- Prevalentie= de proportie personen met een ziekte binnen een gemeenschap op een
gegeven moment (= ziektelast)
Puntprevalentie= prevalentie van de ziekte op exact hetzelfde tijdstip (interessant
bij aandoeningen met een hogere incidentie)
Life-time prevalentie= prevalentie van minstens 1x de ziekte gedurende een
mensenleven
Periodeprevalentie= prevalentie van minstens 1x de ziekte gedurende een
gegeven periode
,- Incidentie= het aantal nieuwe ziektegevallen binnen een gemeenschap gedurende
een vastgestelde periode (= ziekte risico)
Hoe hoger de incidentie kans groter op een hogere prevalentie (neemt niet
toe bij sterfte of genezing)
Cumulatieve incidentie= voorkomen van nieuwe ziektegevallen over een
bepaalde periode
Life-time incidentie= voorkomen van nieuwe ziektegevallen gedurende een
mensenleven
Incidentiedichtheid= voorkomen van nieuwe ziektegevallen gedeeld door het
aantal persoonsjaren
1/9, omdat de eerste al ziek
was.
, 70% omdat de eerste weer opnieuw ziek kan worden.
Nut van incidentie en prevalentie mbt. wetenschappelijk onderzoek;
- Inzicht geven in het algemene plaatje van het voorkomen van de ziektelast binnen
een populatie waar het onderzoek over gaat.
Relatie prevalentie/incidentie
- Bij een toename van de incidentie en gelijkblijvend overlijden/genezing
prevalentie neemt toe
- Wanneer overlijden/genezen toeneemt en incidentie blijft gelijk prevalentie
neemt af
- Wanneer incidentie gelijk is aan overlijden/genezen gelijk aan prevalentie
Prevalentie= incidentie x tijdsduur tot overlijden of genezing
Het risico is bij de master KFT hoger maar de ziektelast is bij de Master KFT lager.
Conclusie= prevalentie en incidentie cijfers zijn zowel nuttig om inzicht te geven in het ‘ziekte
probleem’ als inzicht te geven in de oplossing van het probleem.