H5 Straling
5.1 Straling en bronnen
Zonder dat je het merkt ben je voortdurend omgeven door straling. Infrarode straling (ir-straling) is,
net als zichtbaar licht, een vorm van elektromagnetische straling (Binas 19B). Elektromagnetische
straling wordt overgedragen in energiepakketjes: fotonen. De fotonen van röntgenstraling hebben
veel energie en gaan voor een groot gedeelte door je lichaam heen. De energie van röntgen- en
gammastraling is zo hoog dat ze ongewenste veranderingen in je lichaamscellen kan veroorzaken.
Het echtpaar Curie ontdekte dat straling atomen kan ioniseren. Hierbij verliest het atoom een of
meer elektronen. Er zijn stoffen die van nature ioniserende straling uitzenden: radioactieve stoffen.
Ioniserende straling bestaat uit alfa- en bètadeeltjes (α en β). Deze deeltjes hebben massa en zijn
geladen. Rutherford ontdekte dat α-straling veel gemakkelijker te stoppen is dan β-straling. Er is nog
een derde soort straling met ongeladen deeltjes zonder massa: gammastraling (γ). Door de hoge
energie is deze straling nog gevaarlijker dan röntgenstraling. Een Nederlandse ingenieur maakte
gebruik van twee al bestaande apparaten: een geiger-müllerteller (gm-teller), waarmee je straling
kunt meten en een gps om de positie te bepalen.
Bij ioniserende straling geldt: als de afstand tot de bron groter is, is de straling zwakker. Er geldt een
omgekeerd kwadratisch verband: bij een driemaal zo grote afstand is de straling negenmaal zwakker.
De intensiteit van de straling neemt ook af doordat de straling energie kwijtraakt door ionisaties,
totdat de energie te klein is om nog te ioniseren:
- Hoe groter de afstand door een stof, hoe zwakker de straling
- Hoe diep de ioniserende straling door kan dringen hangt af van de soort stof: het
doordringend vermogen
- Het ioniserend vermogen geeft aan hoe goed de straling in staat is atomen te ioniseren
Natuurlijke bronnen zenden straling uit die altijd in onze omgeving aanwezig is:
- Kosmische straling die onder andere bestaat uit snelle deeltjes (protonen en elektronen) en
ook röntgen-, gamma- en uv-straling
- Aardse straling die vooral uit graniet en gesteenten met uranium en radium komt
- Voedsel bevat een heel lage concentratie radioactieve stoffen
Kunstmatige bronnen zijn door mensen gemaakt:
- Bestralingsapparatuur in ziekenhuizen
- Röntgenapparaten
- Rookmelders
- Kerncentrales
- Tracers
- Kernwapens
Alle stralingsbronnen samen veroorzaken in je omgeving een permanente hoeveelheid straling: de
achtergrondstraling. Je kunt zijn blootgesteld aan straling van een externe stralingsbron: besmetting.
Als de bron in of op je lichaam zit, spreek je van besmetting, wat veel gevaarlijker is. Besmetting en
bestraling leiden beide tot ionisatie van atomen in het lichaam.
5.2 Kernreacties
Materie is opgebouwd uit atomen. De kernen van atomen bestaan uit twee soorten deeltjes:
protonen, met een positieve elementaire lading +e (Binas 7A), en neutronen die geen lading hebben.
In de elektronenwolk rond de kern bewegen de elektronen, elk met een negatieve elementaire lading
-e. Het aantal protonen in de kern noem je het atoomnummer en geef je aan met een Z. De
5.1 Straling en bronnen
Zonder dat je het merkt ben je voortdurend omgeven door straling. Infrarode straling (ir-straling) is,
net als zichtbaar licht, een vorm van elektromagnetische straling (Binas 19B). Elektromagnetische
straling wordt overgedragen in energiepakketjes: fotonen. De fotonen van röntgenstraling hebben
veel energie en gaan voor een groot gedeelte door je lichaam heen. De energie van röntgen- en
gammastraling is zo hoog dat ze ongewenste veranderingen in je lichaamscellen kan veroorzaken.
Het echtpaar Curie ontdekte dat straling atomen kan ioniseren. Hierbij verliest het atoom een of
meer elektronen. Er zijn stoffen die van nature ioniserende straling uitzenden: radioactieve stoffen.
Ioniserende straling bestaat uit alfa- en bètadeeltjes (α en β). Deze deeltjes hebben massa en zijn
geladen. Rutherford ontdekte dat α-straling veel gemakkelijker te stoppen is dan β-straling. Er is nog
een derde soort straling met ongeladen deeltjes zonder massa: gammastraling (γ). Door de hoge
energie is deze straling nog gevaarlijker dan röntgenstraling. Een Nederlandse ingenieur maakte
gebruik van twee al bestaande apparaten: een geiger-müllerteller (gm-teller), waarmee je straling
kunt meten en een gps om de positie te bepalen.
Bij ioniserende straling geldt: als de afstand tot de bron groter is, is de straling zwakker. Er geldt een
omgekeerd kwadratisch verband: bij een driemaal zo grote afstand is de straling negenmaal zwakker.
De intensiteit van de straling neemt ook af doordat de straling energie kwijtraakt door ionisaties,
totdat de energie te klein is om nog te ioniseren:
- Hoe groter de afstand door een stof, hoe zwakker de straling
- Hoe diep de ioniserende straling door kan dringen hangt af van de soort stof: het
doordringend vermogen
- Het ioniserend vermogen geeft aan hoe goed de straling in staat is atomen te ioniseren
Natuurlijke bronnen zenden straling uit die altijd in onze omgeving aanwezig is:
- Kosmische straling die onder andere bestaat uit snelle deeltjes (protonen en elektronen) en
ook röntgen-, gamma- en uv-straling
- Aardse straling die vooral uit graniet en gesteenten met uranium en radium komt
- Voedsel bevat een heel lage concentratie radioactieve stoffen
Kunstmatige bronnen zijn door mensen gemaakt:
- Bestralingsapparatuur in ziekenhuizen
- Röntgenapparaten
- Rookmelders
- Kerncentrales
- Tracers
- Kernwapens
Alle stralingsbronnen samen veroorzaken in je omgeving een permanente hoeveelheid straling: de
achtergrondstraling. Je kunt zijn blootgesteld aan straling van een externe stralingsbron: besmetting.
Als de bron in of op je lichaam zit, spreek je van besmetting, wat veel gevaarlijker is. Besmetting en
bestraling leiden beide tot ionisatie van atomen in het lichaam.
5.2 Kernreacties
Materie is opgebouwd uit atomen. De kernen van atomen bestaan uit twee soorten deeltjes:
protonen, met een positieve elementaire lading +e (Binas 7A), en neutronen die geen lading hebben.
In de elektronenwolk rond de kern bewegen de elektronen, elk met een negatieve elementaire lading
-e. Het aantal protonen in de kern noem je het atoomnummer en geef je aan met een Z. De