Forensische psychopathologie
500848-M-6
Hoorcollege 1 - Wat is psychopathologie in de forensische psychiatrie?...............................................2
Hoorcollege 2 – Psychopathologie en de samenhang van stoornissen..................................................8
Hoorcollege 3 – Psychose.....................................................................................................................18
Hoorcollege 4 – Persoonlijkheidsstoornissen.......................................................................................26
Hoorcollege 5 – Ontwikkeling, jeugd en psychopathologie..................................................................32
Hoorcollege 6 – Sociale netwerken als onderdeel van psychopathologie............................................39
Hoorcollege 7 – Sociale informatieverwerking, agressie en fysiologie.................................................44
Hoorcollege 8 – Forensische seksuologie.............................................................................................48
Hoorcollege 9 – Verstandelijke ontwikkelingsstoornis.........................................................................55
1
, 2020-2021 Tilburg University
Hoorcollege 1 - Wat is psychopathologie in de
forensische psychiatrie?
De herhaling van het RNR-model behoort niet tot de stof voor het tentamen.
RNR-model
Wanneer we spreken over forensische psychopathologie, dan gaat het over de needs van het RNR-
model. De needs kunnen opgesplitst worden in criminogene factoren en in niet-criminogene
factoren. Criminogene factoren zijn direct voorspellend voor een hoge kans op recidive, terwijl niet-
criminogene factoren eerder indirect werken op de kans op recidive. Enerzijds zouden deze niet-
criminogene factoren versterkend kunnen werken en anderzijds zouden ze beschermend kunnen
werken. Voorbeelden van niet-criminogene factoren zijn laag zelfbeeld, angst en vijandigheid en
voorbeelden van criminogene factoren zijn antisociale gedragingen/ levenswijze en antisociale
cognities.
Risk
Hierin staan drie vragen centraal, namelijk:
Hoe waarschijnlijk is het dat een persoon in de toekomst opnieuw zal hervallen in criminele
gedragingen (recidive)? Recidive is op te splitsen in algemene recidive, gewelddadige recidive of
seksueel recidive. Het merendeel van seksuele delicten wordt juridisch aangemerkt als gewelddadige
delicten.
Wat is het niveau van risico op recidive? Hierin maak je een onderscheid in laag risico, gemiddeld
risico en hoog risico.
Wat is het gewenste niveau van beveiliging en behandeling? Iemand met een hoog risico op recidive
zal veel sneller geplaatst worden in een klinische voorziening, zoals een forensisch psychiatrische
afdeling, forensisch psychiatrische kliniek (iets hoger qua beveiliging) forensisch psychiatrisch
centrum (of allerhoogste niveau van beveiliging). In een forensisch psychiatrisch centrum zitten
alleen mensen die veroordeeld zijn door de rechter voor een tbs-maatregel (met verplichte
behandeling en gedwongen plaatsing).
Need
Hierbij stel je de vraag wat er aan de hand is met de persoon in kwestie. Wat zijn disfuncties in het
leven van deze persoon die mogelijk gerelateerd zijn aan het delict? De Need is op te splitsen in
criminogene factoren en in niet-criminogene factoren. De criminogene factoren zijn verder ook op te
splitsen in drie pijlen, namelijk;
1. Wat is er aan de hand volgens DSM-5?
2. Wat zijn de risicofactoren en wat zijn de beschermende factoren? Dit is relevant omdat een
interventie hierop inzoomt, waarbij de risicofactoren afnemen en beschermende factoren
toenemen.
3. Wat vertelt het delict? Wat is het delict? Hoe is het delict gepleegd? Wie is het slachtoffer?
Al deze punten geven een eerste indruk van de forensische psychopathologie, wat gelijk staat aan de
needs.
Responsivity
Responsiviteit is gericht op behandeling en stelt de vraag hoe je als behandelaar responsief moet zijn
ten aanzien van je patiënt. Met andere woorden: hoe moet je je positioneren om voldoende sensitief
te zijn voor signalen die patiënten uitzenden? Responsiviteit is belangrijk, omdat patiënt en
behandelaar samen moeten optrekken. Het heeft weinig zin als de affiliatie tussen patiënt en
behandelaar niet goed is wat resulteert in een niet-optimale werkalliantie. Responsiviteit maakt
onderscheid in algemene en specifieke responsiviteit. Algemene responsiviteit heeft betrekking op
2