Katern 1 Hoofdstuk 2 De rol van geld
Paragraaf 2.1 Geld
Geld heeft 3 functies:
1. Ruilmiddel
Aan de kassa: € ↔ goederen/diensten
Ook je werk is ruil: € ↔ arbeid
● Directe ruil(zonder tussenkomst van geld. Goederen voor goederen)
● Indirecte ruil (Geld als betaalmiddel)
2. Rekenmiddel
Je drukt alle prijzen van goederen en diensten in geld uit. Je ziet dan gelijk dat een
product van prijs verschilt per winkel.
Dus als waarde.
3. Spaarmiddel en oppotmiddel
Sparen → met doel(1), voor rente(2) of uit voorzorg(3)
- Je ontvangt rente.
- Het geld blijft in de omloop(bank kan het weer uitlenen)
- Indirect beschikbaar, je kan er niet meteen bij.
Oppotten
- Inactief geld, niet in de omloop → dit wil een land liever niet want nu
is het geld niet beschikbaar om te investeren.
- Direct beschikbaar → onder je matras, in je spaarpot.
- Opofferingskosten: rente. (Hoe hoger de rente, hoe hoger je
opofferingskosten)
Technische eisen aan geld:
- Handzaam en duurzaam(niet snel slijten)
- Deelbaar zijn in verschillende coupures, zowel grote als kleine eenheden.
- Niet eenvoudig na te maken(echtheidskenmerken)
De Euro is in NL het wettige betaalmiddel. In principe overal in Nederland betalen
met de euro dus. Winkeliers moeten duidelijk aangeven als ze bvb €200 briefjes niet
accepteren.
De waarde van het materiaal waarvan geld is gemaakt = de intrinsieke waarde.
Deze moet niet hoger zijn dan de extrinsieke waarde!
Extrinsieke waarde: de waarde die op het geld staat gedrukt. (ofwel de nominale
waarde)
Paragraaf 2.1 Geld
Geld heeft 3 functies:
1. Ruilmiddel
Aan de kassa: € ↔ goederen/diensten
Ook je werk is ruil: € ↔ arbeid
● Directe ruil(zonder tussenkomst van geld. Goederen voor goederen)
● Indirecte ruil (Geld als betaalmiddel)
2. Rekenmiddel
Je drukt alle prijzen van goederen en diensten in geld uit. Je ziet dan gelijk dat een
product van prijs verschilt per winkel.
Dus als waarde.
3. Spaarmiddel en oppotmiddel
Sparen → met doel(1), voor rente(2) of uit voorzorg(3)
- Je ontvangt rente.
- Het geld blijft in de omloop(bank kan het weer uitlenen)
- Indirect beschikbaar, je kan er niet meteen bij.
Oppotten
- Inactief geld, niet in de omloop → dit wil een land liever niet want nu
is het geld niet beschikbaar om te investeren.
- Direct beschikbaar → onder je matras, in je spaarpot.
- Opofferingskosten: rente. (Hoe hoger de rente, hoe hoger je
opofferingskosten)
Technische eisen aan geld:
- Handzaam en duurzaam(niet snel slijten)
- Deelbaar zijn in verschillende coupures, zowel grote als kleine eenheden.
- Niet eenvoudig na te maken(echtheidskenmerken)
De Euro is in NL het wettige betaalmiddel. In principe overal in Nederland betalen
met de euro dus. Winkeliers moeten duidelijk aangeven als ze bvb €200 briefjes niet
accepteren.
De waarde van het materiaal waarvan geld is gemaakt = de intrinsieke waarde.
Deze moet niet hoger zijn dan de extrinsieke waarde!
Extrinsieke waarde: de waarde die op het geld staat gedrukt. (ofwel de nominale
waarde)