De middeleeuwen 1150-1450
Ineenstorting Romeinse Rijk 476 = start middeleeuwen
1. Vroege Middeleeuwen (500-1100)
2. Hoge Middeleeuwen (1100-1300)
3. Late Middeleeuwen (1300-1500)
Christendom
Bekeringsgolf
Kruistochten
Standenmaatschappij
1. Geestelijken bemiddelaar tussen God en mens
2. Adel gezag van de koning, wereldlijke macht in handen, leenstelsel
3. Horigen of lijfeigenen Grootste stand, vrijwel rechteloos, onderdak van leenmannen
Opkomst van de burgerij
Welvaart nam toe in Europa
Burgerij zelfstandige groep mensen die hun geld verdienen met nijverheid en
handel.
Wetenschap en onderwijs
Latijn was de taal voor wetenschap en onderwijzers
7 vrije kunsten grammatica, retorica, dialectica, aritmetica, geometrica,
astrologia en musica
Wetenschap onderschikt door katholieke kerk
Bouwkunst en beeldende kunst
Theocentrisch karakter
Bouw eerste kerken (950-1200) Romaanse kerken met massieve muren
Luchtigere bouwstijl Gotiek (1150 – 1500) spitsbogen, glas in lood
Kunst bevatte vaak symbolische verwijzingen naar christelijke deugden en zonden
vb. = visioenen van de hel (Jeroen Bosch) en De aanbidding van het lam Gods
(gebroeders Van Eyck)
Literatuur
De schrijver zonder naam
Monniken schreven religieuze teksten over
Schrijvers bleven vaak anoniem
, Mondelinge overlevering
Eeuwenoud repertoire kwam constant terug
Rijm
Middelnederlandse literatuur pas vanaf de twaalfde eeuw
Diets oude Nederlandse volkstaal
Geleerden schreven in Latijn
Middelnederlands is niks meer dan een verzameling dialecten
Karelromans (voorhoofse ridderromans)
Elfde eeuw verhalen over helden in Frankrijk
Koning Karel de Grote (768-814) veel verhalen gebaseerd op waarheid en deels
fantasie
Niet meer in het Latijn, maar in het Romaans
Vb. Karel ende Elegast
Kenmerken:
1. (deels) verzonnen verhalen op rijm over Karel de Grote
2. Verhouding tussen leenheer en zijn ridders staat centraal
3. Belangrijke deugden zijn moed, kracht en trouw (aan keizer en aan God)
4. Vrouwen spelen nauwelijks een rol
Arthurromans (hoofse ridderromans)
Twaalfde eeuw kwamen de verhalen over de Keltische vorst, koning Arthur
Moed, kracht, trouw en hoofsheid (= beschaafd gedrag)
Hoofse liefde = zuivere, afstandelijke en nimmer lichamelijke vorm van liefde
vb. De jeeste van Walewein en het schaakbord (begin dertiende eeuw)
Kenmerken:
1. (deels) verzonnen verhalen op rijm over koning Arthur en de ridders van de ronde tafel
2. Meestal maken de ridders een queeste; vaak goede afloop
3. Belangrijk deugd is, naast moed, kracht en trouw, hoofsheid
4. Hoofse liefde en vrouwen spelen een belangrijke rol
Het dierenverhaal en de fabel
Dertiende eeuw dierenverhalen
Parodieën op ridderromans; standenmaatschappij werd bekritiseerd
Vb. Van den vos Reynaerde standenmaatschappij voorgesteld als dieren en de vos
Reynaert is ze steeds te slim af
Fabels = korte verhalende teksten waarin dieren handelend en sprekend optreden,
verteld om mensen een wijze les te leren