GES – H.C. Verlichting
Deelvragen
1. Welke ideeën ontstonden er tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige
samenleving (1650 – 1789)?
2. Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de Verenigde
Staten en Frankrijk in de praktijk gebracht (1776 – 1813)?
3. In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813 –
1900)?
H1 Oriëntatie verlichting
De verlichting wordt vaak als start van de moderne tijd gezien. Zo zijn er veel overeenkomsten tussen
onze tijd en de verlichting. Maar het is belangrijk om te onthouden dat concepten en begrippen door
de tijd heen zijn veranderd. Zo staat gelijkheid nu voor iedereen, maar toen der tijd alleen voor rijke
witte mannen. Over vrouwen waren veel verlichtingsdenkers het niet eens, er waren verschillende
meningen, sommige vonden ze minderwaardig en anderen juist belangrijk. Er waren ook vrouwelijke
filosofen zoals Olympe de Gouche, zij schreef over politieke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Gelijkheid was iets nieuws in de 18e eeuw, maar wie er allemaal gelijk behandeld moesten worden
werden niet alle filosofen her over eens. Zo waren er filosofen die voor de afschaffing van de slavernij
waren, maar vonden dat Joden niet hetzelfde behandeld moesten worden. Een positief gevolg van
gelijkheid is dat mensen tegen het kolonialisme en de slavernij waren, zo kreeg elk individu recht op
basisrechten. Een negatief gevolg van gelijkheid is dat mensen zijn gaan nadenken over rassen,
racisme en stereotypering komt dus voort uit het denken over gelijkheid.
De verlichting is een periode in de 18e eeuw. In deze periode stond het gebruik van het menselijk
verstand centraal om maatschappelijke problemen op te lossen. Men ging anders denken over de
maatschappij, het individu en gelijkheid, ze werden kritischer over de ongelijkheid in de samenleving.
Verlichtingsdenkers:
Adam Smith, economische vrijheid
Voltaire, vrijheid van meningsuiting
Rousseau, natuurlijke rechten
Denis Diderot, encyclopédie
Montesqiueu, trias politica
John Locke, sociaal contract
René Descartes, ik denk dus ik besta
Rousseau, volkssoevereiniteit
Welke ideeën ontstonden er tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving
(1650 – 1789)?
H2 Een verlichte ontwikkeling
Eerder heeft wetenschappelijk denken al een belangrijke rol gespeeld, tijdens de Griekse oudheid,
renaissance/humanisme en de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw.
De Grieken vormen de basis voor de moderne westerse wetenschap. In eerste instantie was er sprake
van mythisch denken, goden de verklaring van natuur en het leven. In de 6e eeuw kwam hier
verandering in, Athene was de basis voor verschillende wetenschappelijke denkers. Socrates stond
voor de waarheid door vraaggesprekken, Plato stond voor het gebruik van het verstand en de
filosofenschool en Aristoteles voor natuuronderzoeken en zintuigelijke waarneming. Er zijn twee
pijlers voor de westerse wetenschap:
1. Gebruik eigen verstand
, GES – H.C. Verlichting
2. Zintuigelijke waarneming voor natuurverschijnselen.
Het doel was maatschappelijke en natuurwetenschappelijke kwesties verklaren en het vergaren van
kennis als doel op zich.
In de Middeleeuwen komt de kerk centraal te staan. Intellectuelen zijn bijna altijd geestelijken, de
kerk gaf namelijk antwoord op de meeste vragen en bood richting in het leven, buiten de kerk om
was er dan ook weinig interesse in wetenschap. Klassieke teksten werden vaak herschreven volgens
christelijke leer. Er was vooral aandacht voor meetkunde en astronomie, zo zien we dit terug bij de
eerste universiteiten in Italië. Het idee was dat God de wereld had geschapen naar geometrische en
harmonische principes, dus je onderzoekt vaak hoe God de wereld heeft bedoeld. Onderzoeken zijn
dus onderdeel van het aanbidden van God.
In de late middeleeuwen treedt er een verandering op. De opkomende handel, rijkdom en meer
burgers in Italië samen met de kruistochten (contact Arabieren) ervoor dat er meer interesse en geld
is voor de wetenschap. Renaissance is een tijd rond 1500 waarbij in de cultuur teruggegrepen wordt
op de klassieke oudheid, gericht op kunst, wetenschap en individu. Een paar voorbeelden van de
mensen uit renaissance zijn Michelangelo Buonarroti, een kunstschilder, Rafaël, kunstschilder en
architect en Leonardo Da Vinci, wetenschapper, architect en kunstenaar.
Humanisme is een denkstroming waarbij het verstand en de vrije wil van de individuele mens en het
opnieuw bestuderen van teksten uit de klassieke oudheid centraal staat. Humanisten lezen en
vertalen klassieke teksten, bestuderen kritisch, veel fouten door de kerk en het geloof moest verdiept
en gezuiverd worden. Het belangrijkste voorbeeld was Desiderius Erasmus (ca. 1466 – 1536), hij deed
mistanden aankaarten en de bijbel vertalen.
Waar in de 16e eeuw de focus ligt op het bronnenonderzoek, verandert dit in de 17e eeuw naar de
wetenschappelijke revolutie. Er is namelijk een grote en snelle verandering in de wetenschap in de
17e eeuw, gebaseerd op eigen onderzoek en experimenten. Proberen het karakter en ontwikkeling
van natuurverschijnselen vast te leggen in algemeen geldende regels, bijvoorbeeld door Isaac
Newton.
Het empirisme ontstaat na 1500 doordat er steeds meer onderzoek over de aarde en het heelal is, zo
worden er ambachtelijke technieken gebruikt. Galilei toont bijvoorbeeld met de telescoop aan dat de
aarde om de zon draaide en worden dus woorden van de kerk teruggenomen.
Natuurwetenschappers nemen niet genoeg met observatie en zintuigelijke waarnemingen. Hierdoor
ontstond het empirisme, experimenten uitvoeren en onderzoekingsmethodes nauwkeurig vastleggen.
Vaak werden er diverse instrumenten gebruikt voor onderzoek. Zo deed ook Antoni van
Leeuwenhoek (1632 – 1723) met behulp van een verbeterde microscoop ontdekking op basis van
bacteriën en micro-organismen onderzoek.
De tweede pijler van het wetenschappelijk denken, het verstand, kreeg ook een nieuwe impuls. Op
gebied van de rechtsgeleerdheid hebben we Hugo De Groot (1583 – 1645), die het Mare Liberum
ontwikkelde. De grondlegger van het rationalisme is René Descartes, een Franse wiskundige en
denker. Niet via tradities, boeken of zintuigen waarnemen, maar via eigen verstand.
Het rationeel optimisme ontwikkelde zich steeds meer en mondde uit in de verlichting. In de
verlichting werden alle sociale, culturele, religieuze, economische en politieke aspecten van de
samenleving onder de loep genomen met een kritische blik, met als doel om de maatschappij te
verbeteren. Zo heb je ook het vooruitgangoptimisme of rationeel optimisme, hierbij is de opvatting
dat de samenleving, door gebruik te maken van het menselijk verstand, zich zou ontdoen van
maatschappelijke problemen.
H3 De verlichte samenleving
Deelvragen
1. Welke ideeën ontstonden er tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige
samenleving (1650 – 1789)?
2. Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de Verenigde
Staten en Frankrijk in de praktijk gebracht (1776 – 1813)?
3. In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813 –
1900)?
H1 Oriëntatie verlichting
De verlichting wordt vaak als start van de moderne tijd gezien. Zo zijn er veel overeenkomsten tussen
onze tijd en de verlichting. Maar het is belangrijk om te onthouden dat concepten en begrippen door
de tijd heen zijn veranderd. Zo staat gelijkheid nu voor iedereen, maar toen der tijd alleen voor rijke
witte mannen. Over vrouwen waren veel verlichtingsdenkers het niet eens, er waren verschillende
meningen, sommige vonden ze minderwaardig en anderen juist belangrijk. Er waren ook vrouwelijke
filosofen zoals Olympe de Gouche, zij schreef over politieke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Gelijkheid was iets nieuws in de 18e eeuw, maar wie er allemaal gelijk behandeld moesten worden
werden niet alle filosofen her over eens. Zo waren er filosofen die voor de afschaffing van de slavernij
waren, maar vonden dat Joden niet hetzelfde behandeld moesten worden. Een positief gevolg van
gelijkheid is dat mensen tegen het kolonialisme en de slavernij waren, zo kreeg elk individu recht op
basisrechten. Een negatief gevolg van gelijkheid is dat mensen zijn gaan nadenken over rassen,
racisme en stereotypering komt dus voort uit het denken over gelijkheid.
De verlichting is een periode in de 18e eeuw. In deze periode stond het gebruik van het menselijk
verstand centraal om maatschappelijke problemen op te lossen. Men ging anders denken over de
maatschappij, het individu en gelijkheid, ze werden kritischer over de ongelijkheid in de samenleving.
Verlichtingsdenkers:
Adam Smith, economische vrijheid
Voltaire, vrijheid van meningsuiting
Rousseau, natuurlijke rechten
Denis Diderot, encyclopédie
Montesqiueu, trias politica
John Locke, sociaal contract
René Descartes, ik denk dus ik besta
Rousseau, volkssoevereiniteit
Welke ideeën ontstonden er tijdens de verlichting over een meer rechtvaardige samenleving
(1650 – 1789)?
H2 Een verlichte ontwikkeling
Eerder heeft wetenschappelijk denken al een belangrijke rol gespeeld, tijdens de Griekse oudheid,
renaissance/humanisme en de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw.
De Grieken vormen de basis voor de moderne westerse wetenschap. In eerste instantie was er sprake
van mythisch denken, goden de verklaring van natuur en het leven. In de 6e eeuw kwam hier
verandering in, Athene was de basis voor verschillende wetenschappelijke denkers. Socrates stond
voor de waarheid door vraaggesprekken, Plato stond voor het gebruik van het verstand en de
filosofenschool en Aristoteles voor natuuronderzoeken en zintuigelijke waarneming. Er zijn twee
pijlers voor de westerse wetenschap:
1. Gebruik eigen verstand
, GES – H.C. Verlichting
2. Zintuigelijke waarneming voor natuurverschijnselen.
Het doel was maatschappelijke en natuurwetenschappelijke kwesties verklaren en het vergaren van
kennis als doel op zich.
In de Middeleeuwen komt de kerk centraal te staan. Intellectuelen zijn bijna altijd geestelijken, de
kerk gaf namelijk antwoord op de meeste vragen en bood richting in het leven, buiten de kerk om
was er dan ook weinig interesse in wetenschap. Klassieke teksten werden vaak herschreven volgens
christelijke leer. Er was vooral aandacht voor meetkunde en astronomie, zo zien we dit terug bij de
eerste universiteiten in Italië. Het idee was dat God de wereld had geschapen naar geometrische en
harmonische principes, dus je onderzoekt vaak hoe God de wereld heeft bedoeld. Onderzoeken zijn
dus onderdeel van het aanbidden van God.
In de late middeleeuwen treedt er een verandering op. De opkomende handel, rijkdom en meer
burgers in Italië samen met de kruistochten (contact Arabieren) ervoor dat er meer interesse en geld
is voor de wetenschap. Renaissance is een tijd rond 1500 waarbij in de cultuur teruggegrepen wordt
op de klassieke oudheid, gericht op kunst, wetenschap en individu. Een paar voorbeelden van de
mensen uit renaissance zijn Michelangelo Buonarroti, een kunstschilder, Rafaël, kunstschilder en
architect en Leonardo Da Vinci, wetenschapper, architect en kunstenaar.
Humanisme is een denkstroming waarbij het verstand en de vrije wil van de individuele mens en het
opnieuw bestuderen van teksten uit de klassieke oudheid centraal staat. Humanisten lezen en
vertalen klassieke teksten, bestuderen kritisch, veel fouten door de kerk en het geloof moest verdiept
en gezuiverd worden. Het belangrijkste voorbeeld was Desiderius Erasmus (ca. 1466 – 1536), hij deed
mistanden aankaarten en de bijbel vertalen.
Waar in de 16e eeuw de focus ligt op het bronnenonderzoek, verandert dit in de 17e eeuw naar de
wetenschappelijke revolutie. Er is namelijk een grote en snelle verandering in de wetenschap in de
17e eeuw, gebaseerd op eigen onderzoek en experimenten. Proberen het karakter en ontwikkeling
van natuurverschijnselen vast te leggen in algemeen geldende regels, bijvoorbeeld door Isaac
Newton.
Het empirisme ontstaat na 1500 doordat er steeds meer onderzoek over de aarde en het heelal is, zo
worden er ambachtelijke technieken gebruikt. Galilei toont bijvoorbeeld met de telescoop aan dat de
aarde om de zon draaide en worden dus woorden van de kerk teruggenomen.
Natuurwetenschappers nemen niet genoeg met observatie en zintuigelijke waarnemingen. Hierdoor
ontstond het empirisme, experimenten uitvoeren en onderzoekingsmethodes nauwkeurig vastleggen.
Vaak werden er diverse instrumenten gebruikt voor onderzoek. Zo deed ook Antoni van
Leeuwenhoek (1632 – 1723) met behulp van een verbeterde microscoop ontdekking op basis van
bacteriën en micro-organismen onderzoek.
De tweede pijler van het wetenschappelijk denken, het verstand, kreeg ook een nieuwe impuls. Op
gebied van de rechtsgeleerdheid hebben we Hugo De Groot (1583 – 1645), die het Mare Liberum
ontwikkelde. De grondlegger van het rationalisme is René Descartes, een Franse wiskundige en
denker. Niet via tradities, boeken of zintuigen waarnemen, maar via eigen verstand.
Het rationeel optimisme ontwikkelde zich steeds meer en mondde uit in de verlichting. In de
verlichting werden alle sociale, culturele, religieuze, economische en politieke aspecten van de
samenleving onder de loep genomen met een kritische blik, met als doel om de maatschappij te
verbeteren. Zo heb je ook het vooruitgangoptimisme of rationeel optimisme, hierbij is de opvatting
dat de samenleving, door gebruik te maken van het menselijk verstand, zich zou ontdoen van
maatschappelijke problemen.
H3 De verlichte samenleving