100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting H1 t/m H10 + Engelse artikelen (vertaald) - OU!

Rating
-
Sold
-
Pages
84
Uploaded on
08-08-2025
Written in
2025/2026

Samenvatting van H1 t/m H10 + engelse artikelen (vertaald) volgens vak Klinische Pyschologie 1A vanuit de Open Universiteit.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Hoofdstuk 1 /tm 10
Uploaded on
August 8, 2025
Number of pages
84
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Klinische psychologie – Theorieën en psychopathologie
(4e druk)
Hoofdstuk 1 t/m 10 + artikelen (volgens vak Klinische Psychologie 1A, Open Universiteit).


Thema 1. Wat is klinische psychologie?


Hoofdstuk 1. Over klinische psychologie en ‘abnormaal’ gedrag.

1.1. Het terrein van de klinische psychologie
Volgens de indeling van de Amsterdamse hoogleraar Duijker (1959), een van de godfathers van de NL’se
psychologie, dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen basisdisciplines en toepassingsgerichte
disciplines. Er zijn 5 basisdisciplines:
- De psychologische functieleer (tegenwoordig; cognitieve psychologie)
- De ontwikkelingspsychologie
- De gedragsleer (lees: sociale psychologie)
- De persoonlijkheidspsychologie
- De methodenleer.
Tot de toepassingsgerichte disciplines behoren de (zie tabel 1.1., pagina 16):
- Klinische psychologie (al dan niet in combinatie met klinisch neuropsychologie en
gezondheidspsychologie)
- Arbeids- en organisatiepsychologie
- Onderwijspsychologie
Vraagstukken voor een klinische psycholoog zijn o.a.: Hoe ontstaan psychische stoornissen? Hoe komt
het dat ze vaak zo hardnekkig zijn? Welke verschillende stoornissen zijn er te onderscheiden? En de
belangrijke vraag: Valt er ook iets aan die psychische problemen te doen? Er zijn verschillende definities,
sommige zijn zeer breed, andere hanteren een beperkte definitie (zie pagina 16 en 17).
De kern van de klinische psychologie wordt nog steeds gevormd door de psychiatrische stoornissen. In de
Angelsaksische literatuur spreekt men behalve van clinical psychology ook wel van abnormal psychology.
Het vakgebied houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm. Het gaat daarbij
met name om afwijkingen die lastig zijn voor de persoon zelf of voor zijn omgeving.
Persoonlijkheidspsychologen bestuderen de verschillen tussen mensen op het gebied van capaciteiten
en eigenschappen in het algemeen. Wanneer die enorme prestaties echter problemen met zich
meebrengen, bijvoorbeeld omdat hoogbegaafde jongeren veelvuldig worden gepest en daardoor in
sociaal isolement raken, dan is het weer een aandachtsgebied voor de klinische psychologie.
Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten.
- Aspecten van de individuele persoon: bijvoorbeeld afwijkend gedrag (bijv. excessief drinken),
afwijkende gedachten (bijv. dwanggedachtes), afwijkende beleving (bijv. extreme angsten). Kan
afzonderlijk optreden, maar vaak is er sprake van een combinatie op deze drie gebieden. Gedrag,
gedachten en gevoelens hangen namelijk dikwijls met elkaar samen. Zo kan veelvuldige
dwanggedachtes leiden tot angst, terwijl die angst weer kan leiden tot excessief drankgebruik,
waarmee de gevoelens van angst gereduceerd worden.
- Aspecten van de relaties met andere mensen: ouders kunnen overbezorgd zijn om hun kinderen,
echtgenoten kunnen extreem agressief zijn tegen hun partner, een student kan zich onttrekken
van contacten met medestudenten. Deze afwijkingen van wat normaal is binnen sociale relaties,
hebben vaak weer invloed op het gedrag, de gedachten en belevingen binnen het individu.
Dit vormen onderwerpen binnen de klinische psychologie. Essentieel daarbij is dat ‘abnormale’
gedragingen, gedachten en gevoelens alleen kunnen worden verklaard tegen de achtergrond van normale
processen. Van belang hierin zijn de basisdisciplines van de psychologie: kennis van de normale
psychologische functies (zoals waarnemen, denken en geheugen), van de normale ontwikkeling, van de
sociale psychologie en de persoonlijkheidspsychologie is nodig om afwijkingen van de norm te kunnen
vaststellen en begrijpen. Vaak is het onderscheid tussen ‘normaal’ en ‘abnormaal’ minder duidelijk.

, è BOX 1.1. De klinische psycholoog versus de psychiater
Het verschil zit voornamelijk in de opleiding. De klinisch psycholoog heeft een academische opleiding in
de psychologie voltooid, terwijl de psychiater een academische opleiding geneeskunde heeft gevolgd.
Een postmasterscholing is vereist om voldoende voorbereid te zijn om als klinisch psycholoog aan het
werk te gaan. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de wet BIG), die sinds 1998
van kracht is, wordt het gebruik van specifieke beroepstitels wettelijk beschermd. De wet maakt
onderscheid tussen de gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog), de klinisch psycholoog en de
klinisch neuropsycholoog. Door hun algemene psychologische vorming, waarin veel aandacht is voor de
verwerving van vaardigheid in het verrichten van empirisch onderzoek, zijn klinisch psychologen in
methodologisch opzicht vaak beter onderlegd dan psychiaters. Daar staat tegenover dat psychiaters,
door hun medische scholing, doorgaans meer kennis hebben van de biologische aspecten van mentale
psychiatrische stoornissen. Aan hen is ook het recht voorbehouden om psychofarmaca voor te schrijven.

1.2. Aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
Seligman et al (2001) onderscheiden zeven factoren om te bepalen of gedrag als abnormaal of
pathologisch wordt beschouwd. Hoe meer van deze factoren aanwezig zijn en hoe duidelijker ze op de
voorgrond treden, hoe eensgezinder mensen zullen zijn over hun beoordeling dat dat gedrag abnormaal
is. Slechts zelden zullen de zeven aspecten allemaal aanwezig zijn. Ten minste één van die aspecten
moet zich voordoen om van abnormaliteit te kunnen spreken. Wanneer men een bepaalde gedraging als
abnormaal beschouwt, wil dat niet zeggen dat er sprake is van een psychische stoornis.

1.2.1. Persoonlijk lijden
Persoonlijk lijden is geen voldoende voorwaarde om van psychopathologie te kunnen spreken. Mensen
maken in hun leven immers tal van gebeurtenissen mee die voor kortere of langere tijd leed veroorzaken.
Andersom hoeft een psychiatrische stoornis niet noodzakelijkerwijs met persoonlijk lijden gepaard te
gaan (bijv. overtuigd zijn dat je Napoleon bent en je daar -tijdelijk- heel prettig bij voelen).

1.2.2. De (dis)functionaliteit van het gedrag
De mate waarin gedrag het dagelijks functioneren en het welbevinden van het individu ondermijnt,
bepaalt in sterke mate de beoordeling van (ab-)normaliteit. Gaat vooral om de vraag of iemand in staat is
beroepsmatig te functioneren en bevredigende relaties met anderen te onderhouden. Sommige
gedragingen zijn disfunctioneel: zij belemmeren het individuele functioneren op deze gebieden aanzienlijk
en verhinderen dat een individu zijn doelen bereikt (angst bijv. zo hevig dat je je huis niet meer verlaat).
Gedrag kan ook disfunctioneel zijn omdat het het welbevinden en functioneren van anderen verstoort
(alcoholist). Maar niet elk gedrag dat het functioneren van anderen ontregelt, is een symptoom van een
psychiatrische stoornis (inbreker – geen psychische stoornis).

1.2.3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
Het gedrag van een patiënt met boulimia nervosa, die zichzelf vol eet om vervolgens alles weer uit te
braken, zal veel mensen volkomen zinloos en onbegrijpelijk voorkomen.

1.2.4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
In een onvoorspelbare omgeving zullen velen zich kwetsbaar en bedreigd voelen. Met name als
onvoorspelbaar gedrag van een ander het gevolg lijkt van controleverlies, kunnen gevoelens van
bedreiging ontstaan. Of degene in de omgeving dit gedrag als abnormaal zullen beoordelen, hangt mede
af van de situatie waarin het zich voordoet. Seligman et al. (2001) onderscheiden twee typen situaties,
waarin gedrag dikwijls als controleverlies of verlies van zelfbeheersing (en daardoor vaak als abnormaal)
zal worden geïnterpreteerd:
- 1. Situaties waarin de sociale regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen plotseling
niet meer werkzaam zijn. Gedrag is ontremd; altijd vriendelijke, rustige man die ineens kennis
aanvliegt en huis vernield. Gedrag is zo in strijd.
- 2. Situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of aanleiding van het gedrag niet kent en op dat
moment ook niet kan achterhalen. Bijv. schreeuwende en vloekende vrouw zonder jas bij -10. Als
je weet dat zij een dief achterna zit die haar portemonnee heeft, terwijl ze in een pashokje stond,
zou een ander oordeel vellen. Onvoorspelbaarheid en controleverlies zijn geen voldoende
redenen om psychiatrische stoornis te veronderstellen.

,1.2.5. Opvallend en onconventioneel gedrag
Bij de beoordeling van het handelen van anderen kiezen mensen vaak hun eigen (potentiële) gedrag als
maatstaf. Of gedrag opvalt, is in belangrijke mate afhankelijk van hoe vaak dat gedrag voorkomt (of
verondersteld wordt voor te komen). Groene haarkleur wekt minder bevreemding op in Amsterdam dan in
een klein dorp. Opvallend of onconventioneel gedrag mag dan afwijkend of zeldzaam zijn, het wordt dan
door anderen meestal nog niet als ‘problematisch’ beoordeeld. Alleen als mensen opvallend of non-
conformistisch gedrag ook sociaal onwenselijk achten, zijn zij geneigd dat gedrag als pathologisch te zien.

1.2.6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
Als iemand gedrag vertoont waarmee de ongeschreven regels in een bepaalde cultuur worden
overschreden, kan dat bij anderen een gevoel van ongemak (observer discomfort) teweegbrengen. Dit
gevoel leidt ertoe dat die anderen geneigd zijn dat gedrag abnormaal te vinden. Het gaat hier om
impliciete sociale verwachtingen. Van deze impliciete regels – restregels – wordt men zich vaak pas
bewust als iemand ze overschrijdt (bijv. in een wachtruimte niet direct naast iemand gaan zitten).

1.2.7. Het overtreden van morele normen
Mensen vellen dikwijls ook een moreel oordeel over het gedrag op basis van hun opvattingen over hoe
mensen zich zouden moeten gedragen, vaak in termen van ‘goed en kwaad’ waarbij slechte gedragingen
abnormaal worden gevonden. Daarnaast hebben mensen opvattingen over hoe men idealiter in een
moderne samenleving functioneert. Naarmate het gedrag minder overeenkomt met hun eigen ideeën,
neemt de kans toe dat zij het gedrag abnormaal vinden.

1.2.8. Een definitie van psychische stoornissen
Een van bovenstaande zeven aspecten is ook terug te vinden in de definitie van psychische stoornissen
van de American Psychiatric Association (APA):
‘ Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinische significante symptomen op het
gebied van cognitieve functies, de affectieve functies of de conatieve functies van een persoon, dat een
uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten
grondslag liggen aan het psychisch functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met
significante lijdensdruk of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere
belangrijke bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies (bijv. overlijden van
dierbare) die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen psychische stoornis. Sociaal
deviant gedrag (bijv. op politiek, religieus of seksueel gebied) en conflicten die zich vooral afspelen tussen
een individu en de maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict het
gevolg is van disfunctioneren van de persoon in kwestie, zoals in het voorgaande wordt beschreven’.

1.3. Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?
Van de drie modellen (statische model, medische of ziektemodel en het leer-of onderwijsmodel) heeft het
statische model vooral betrekking op de afgrenzingskwestie tussen normaal en abnormaal gedrag. De
twee anderen hebben een breder bereik; daarin wordt ook de relatie tussen therapeut en cliënt bijv.
meegewogen. Elk model heeft voor- en nadelen.

1.3.1. Het statische model
Veelgebruikt model om vraagstuk over de grens tussen normaal en abnormaal gedrag te beantwoorden.
Uitgangspunt is dat menselijke eigenschappen (zoals IQ of geneigdheid angstig te reageren) min of meer
verdeeld zijn in de algemene bevolking. Van abnormaliteit wordt dan gesproken bij extreem lage of hoge
scores op schalen waarmee deze eigenschappen betrouwbaar en valide worden gemeten. Abnormaal
heeft hierin een statische betekenis.

, Een paar problemen:
- 1. Waar precies ligt de grens tussen normaal en abnormaal? Ligt die grens bijv. tussen IQ van 90
en 80? Meestal krijgen bij testen de scores een betekenis in termen van zeer laag tot zeer hoog en
niet van normaal en abnormaal.
- 2. Volgens Oltmanns en Emery specificeert dit model niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om het
abnormaal te kunnen noemen: sommige vormen van psychopathologie zijn zeer uitzonderlijk.
Bijv. bij genderidentiteitstoornis/genderdysforie; komt bij minder dan 1 op de 30.000 mensen
voor, gezien de desbetreffende eigenschap (de mate waarin iemand zich in het eigen lichaam
thuisvoelt) absoluut niet normaal verdeeld is, is het statische model hiervoor niet toereikend. Bij
sommige stoornissen is er geen sprake van een normaalverdeling.
- 3. Het maakt geen onderscheid tussen statische afwijkingen die gepaard gaan met individueel
lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt. Vele, statische uitzonderlijke, gedragingen of
eigenschappen zijn helemaal niet pathologisch (bijv. lengte). Een man van 2 meter 10, hoeft daar
niet onder te lijden. Echter kunnen er wel psychische problemen ontstaan door de reacties van
anderen (bijv. sociale angst). Maar dit is afhankelijk van reacties van omgeving en anderzijds
draagkracht van de persoon in kwestie.

1.3.2. Het medische of ziektemodel
Volgens aanhangers van het medisch model zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische
ziekten en dus het beste te verhelpen door de onderliggende mechanismen te beschrijden. Ze gaan ervan
uit dat de drie mechanismen somatogeen zijn; dat er een lichamelijke aandoening aan de psychische
stoornis ten grondslag ligt. Een bekend voorbeeld is dementia paralytica, general parasis (algemene
verlamming) of neurosyfilis; opvallende veranderingen in de persoonlijkehid, grootheidswanen en
depressie en later verlammingsverschijnselen. Eind 19e eeuw ontdekten onderzoekers dat deze psychose
veroorzaakt wordt door syfilisinfectie; met antibiotica kan dit genezen of voorkomen worden.
$9.84
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
simone2002 Open Universiteit
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
53
Member since
12 year
Number of followers
19
Documents
3
Last sold
8 year ago

3.3

3 reviews

5
0
4
1
3
2
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions