Ann Peeters Krachtig onderwijzen lessen ontwerpen
1. Backward design ontwerpmodel
Stap 1:
- Verken het lesonderwerp en baken de leerinhoud af. Wat moeten de
leerlingen kennen/kunnen? Wat is de kernleerinhoud?
- Onderzoek de beginsituatie: wat kennen/willen/hebben de leerlingen
nodig?
- Bepaal de leerdoelen.
Stap 2:
- Bepaal de evaluatiewerkwijze
Stap 3:
- Selecteer bijpassende leer- en onderwijsactiviteiten met voldoende
betrokkenheidskansen: kies een lesopbouw en lesfasen, kies een
bijpassende werk- en groepsvorming met aandacht voor timing.
- Concretiseer de lesfasen in aanpak en leeractiviteiten
constructive alignement: van
doelstellingen naar de
evaluatie en dan naar de
onderwijscontext.
Lesonderwerp: kringloop van water identificeren van gewenste
resultaten: doelen en leerinhouden bepalen van ‘bewijzen’:
evaluatiewijzen van de doelen en leerinhouden selecteren van leer- en
onderwijsactiviteiten. Zoeken van geschikte leermiddelen.
2. Lesopbouw: deductief of inductief?
Eenmaal je een goed zicht hebt op de beginsituatie, de leerinhoud, de te
bereiken doelen en de evaluatiewijze kan je het verloop, de opbouw van
een les, uitwerken.
, Ann Peeters Krachtig onderwijzen lessen ontwerpen
2.1 Deductieve lesopbouw: van regel naar toepassing
Instap
- Motiveren: leerlingen motiveren over een bepaald onderwerp door
het te laten aansluiten bij de leefwereld of door boeiend materiaal.
- Oriënteren op lesdoel: de leerlingen vertellen wat het lesdoel is.
- Activeren van relevante voorkennis (BS 1): je moet relevante
voorkennis activeren zodat je nieuwe leerstof makkelijker kan linken.
- Betrokkenheidsfactor: WERKELIJKHEIDSNABIJ
instructiefase
- Theorie wordt uitgelegd (klassikaal of zelfstandig)
- Theorie wordt geschematiseerd op het bord
- Theorie wordt geïllustreerd met voorbeelden (afbeeldingen, filmpjes,
schema’s,…)
- Begeleid oefenen (klassikaal een oefening maken)
- Samenvatten door de lln. (evaluatie)
- Betrokkenheidsfactor: WERKELIJKHEIDSNABIJ & LEERACTIVITEITEN
Verwerkingsfase: de leerlingen passen de theorie zelfstandig toe in
oefeningen
- Eerst per 2 (delen-denken-uitwisselen)
- Alleen oefeningen maken
- Betrokkenheidsfactor: WERKELIJKHEIDSNABIJ, LEERACTIVITEITEN,
AANPASSINGEN AAN IND. NODEN EN MOGELIJKHEDEN
Slot
- Het leerproces/ leerproduct wordt geëvalueerd en er wordt over
gereflecteerd.
Vaak lijkt een deductieve lesopbouw passiviteit van de leerlingen in zich te
dragen. De leerlingen letten op, luisteren en denken na over de
voorbeelden. De deductieve lesopbouw kan echter ook de leerlingen
activeren en hun betrokkenheid ten volle uitlokken.
De leerkracht kan tijdens de instructiefase de leerlingen bewust activeren
door vragen te stellen en antwoorden te laten geven op een schrijflei,
toverbordje of kladschrift. Zo kunnen alle leerlingen tegelijk antwoorden
en gaan ze actief aan de slag met de leerstof, ook tijdens de
instructiefase.
1. Backward design ontwerpmodel
Stap 1:
- Verken het lesonderwerp en baken de leerinhoud af. Wat moeten de
leerlingen kennen/kunnen? Wat is de kernleerinhoud?
- Onderzoek de beginsituatie: wat kennen/willen/hebben de leerlingen
nodig?
- Bepaal de leerdoelen.
Stap 2:
- Bepaal de evaluatiewerkwijze
Stap 3:
- Selecteer bijpassende leer- en onderwijsactiviteiten met voldoende
betrokkenheidskansen: kies een lesopbouw en lesfasen, kies een
bijpassende werk- en groepsvorming met aandacht voor timing.
- Concretiseer de lesfasen in aanpak en leeractiviteiten
constructive alignement: van
doelstellingen naar de
evaluatie en dan naar de
onderwijscontext.
Lesonderwerp: kringloop van water identificeren van gewenste
resultaten: doelen en leerinhouden bepalen van ‘bewijzen’:
evaluatiewijzen van de doelen en leerinhouden selecteren van leer- en
onderwijsactiviteiten. Zoeken van geschikte leermiddelen.
2. Lesopbouw: deductief of inductief?
Eenmaal je een goed zicht hebt op de beginsituatie, de leerinhoud, de te
bereiken doelen en de evaluatiewijze kan je het verloop, de opbouw van
een les, uitwerken.
, Ann Peeters Krachtig onderwijzen lessen ontwerpen
2.1 Deductieve lesopbouw: van regel naar toepassing
Instap
- Motiveren: leerlingen motiveren over een bepaald onderwerp door
het te laten aansluiten bij de leefwereld of door boeiend materiaal.
- Oriënteren op lesdoel: de leerlingen vertellen wat het lesdoel is.
- Activeren van relevante voorkennis (BS 1): je moet relevante
voorkennis activeren zodat je nieuwe leerstof makkelijker kan linken.
- Betrokkenheidsfactor: WERKELIJKHEIDSNABIJ
instructiefase
- Theorie wordt uitgelegd (klassikaal of zelfstandig)
- Theorie wordt geschematiseerd op het bord
- Theorie wordt geïllustreerd met voorbeelden (afbeeldingen, filmpjes,
schema’s,…)
- Begeleid oefenen (klassikaal een oefening maken)
- Samenvatten door de lln. (evaluatie)
- Betrokkenheidsfactor: WERKELIJKHEIDSNABIJ & LEERACTIVITEITEN
Verwerkingsfase: de leerlingen passen de theorie zelfstandig toe in
oefeningen
- Eerst per 2 (delen-denken-uitwisselen)
- Alleen oefeningen maken
- Betrokkenheidsfactor: WERKELIJKHEIDSNABIJ, LEERACTIVITEITEN,
AANPASSINGEN AAN IND. NODEN EN MOGELIJKHEDEN
Slot
- Het leerproces/ leerproduct wordt geëvalueerd en er wordt over
gereflecteerd.
Vaak lijkt een deductieve lesopbouw passiviteit van de leerlingen in zich te
dragen. De leerlingen letten op, luisteren en denken na over de
voorbeelden. De deductieve lesopbouw kan echter ook de leerlingen
activeren en hun betrokkenheid ten volle uitlokken.
De leerkracht kan tijdens de instructiefase de leerlingen bewust activeren
door vragen te stellen en antwoorden te laten geven op een schrijflei,
toverbordje of kladschrift. Zo kunnen alle leerlingen tegelijk antwoorden
en gaan ze actief aan de slag met de leerstof, ook tijdens de
instructiefase.