HOOFDSTUK 5: ONTWIKKELING
VAN HET VETWEEFSEL
VETCEL = COMPLEXE STRUCTUUR
Functie vetcel:
- Vroeger = opslag van vrije vetzuren en mogelijke vrijzetting indien nodig (als
brandstof)
- Nu = vetcel als complex orgaan
o Endocriene functies
o Autocriene functies
o Paracriene functies
Vetcellen (adipocyten) zitten samen met een ondersteunend netwerk van collageen,
verzameld in ‘fat depots’. Het is goed doorbloed en bezenuwd.
Secretie van vetcel, stoffen die door vetcellen worden uitgescheiden:
- LPL (lipoproteïne lipase): opname van vrije vetzuren uit bloedbaan naar vetcel
- Leptine: vooral door subcutane vetcellen geproduceerd. Leptine bindt aan
receptor in hypothalamus stuurt hele cascade van processen aan: regulatie
voedselopname, energieverbruik, glucose en vetmetabolisme, pubertijd,
reproductieve functies, angiogenese (=aanmaak bloedvaten)
- IGF-1 (=insuline grow factor 1): werkt samen met GH in preadiposieten
(=voorloper vetcellen)
- PAI-1 (=plasminogen activator inhibitor 1): verhoogt de bloedklontering en
verhoogt daarmee het risico op trombose. Is actief in omentaal vet (buikvlies)
- Angiotensinogeen: is een precursor van angiotensine II, een stof die de
bloeddruk reguleert. Er is een verband tussen obesitas en hypertensie.
- Adipsin-ASP: zijn onderdeel van de alternatieve complementroute en gerelateerd
aan immuniteit. ASP stimuleert triglyceride synthese in vetcellen, wat een rol kan
spelen in adipogenese (vorming van vetcellen) en de grootte van vetcellen.
- TNF-alpha (=tumor necrosis factor-alpha): heeft een mogelijke connectie met
de ontwikkeling van type 2 diabetes.
ADIPOGENESE
4 types vetcellen:
1. Adipoblasten = voorlopercellen die zich ontwikkelen vanuit multipotente
mesenchymcellen tijdens de embryonale fase.
2. Pre-adipocieten = ontstaan uit adipoblasten en zijn een tussenstadium voordat
ze volledig ontwikkelde vetcellen worden.
3. Kleine vetcellen = Pre-adipocyten differentiëren verder en worden kleine
vetcellen
, 4. Volwassen vetcellen = Kleine vetcellen vullen zich met vet en worden
volwassen vetcellen.
Onderzoeken proberen te begrijpen hoe adipoblasten differentiëren naar pre-adipocyten.
Dit proces is nog niet volledig bekend.
Vetweefsel hyperplasie = toename van het aantal vetcellen door de aanwezigheid van
adipoblasten en pre-adipocyten, niet door de deling van volwassen vetcellen.
Hormonen in lichaam beïnvloeden het aantal en grootte van vetcellen.
VETWEEFSELTYPES
WIT VETWEEFSEL (WVW)
= 1 grote vetdruppel, kleine mitochondriën, celkern en cytoplasma tegen celwand
Witte vetcellen zijn georganiseerd in lobules (kleine kwabjes) omgeven door
bindweefsel.
Goede doorbloeding via capillairen en bezenuwd.
Functie = energie opslag, actief metabolisme, (orgaan) bescherming, isolatie
Plaats: intern (viscera, nieren, lever, andere organen) en onderhuids
BRUIN VETWEEFSEL (BVW)
VAN HET VETWEEFSEL
VETCEL = COMPLEXE STRUCTUUR
Functie vetcel:
- Vroeger = opslag van vrije vetzuren en mogelijke vrijzetting indien nodig (als
brandstof)
- Nu = vetcel als complex orgaan
o Endocriene functies
o Autocriene functies
o Paracriene functies
Vetcellen (adipocyten) zitten samen met een ondersteunend netwerk van collageen,
verzameld in ‘fat depots’. Het is goed doorbloed en bezenuwd.
Secretie van vetcel, stoffen die door vetcellen worden uitgescheiden:
- LPL (lipoproteïne lipase): opname van vrije vetzuren uit bloedbaan naar vetcel
- Leptine: vooral door subcutane vetcellen geproduceerd. Leptine bindt aan
receptor in hypothalamus stuurt hele cascade van processen aan: regulatie
voedselopname, energieverbruik, glucose en vetmetabolisme, pubertijd,
reproductieve functies, angiogenese (=aanmaak bloedvaten)
- IGF-1 (=insuline grow factor 1): werkt samen met GH in preadiposieten
(=voorloper vetcellen)
- PAI-1 (=plasminogen activator inhibitor 1): verhoogt de bloedklontering en
verhoogt daarmee het risico op trombose. Is actief in omentaal vet (buikvlies)
- Angiotensinogeen: is een precursor van angiotensine II, een stof die de
bloeddruk reguleert. Er is een verband tussen obesitas en hypertensie.
- Adipsin-ASP: zijn onderdeel van de alternatieve complementroute en gerelateerd
aan immuniteit. ASP stimuleert triglyceride synthese in vetcellen, wat een rol kan
spelen in adipogenese (vorming van vetcellen) en de grootte van vetcellen.
- TNF-alpha (=tumor necrosis factor-alpha): heeft een mogelijke connectie met
de ontwikkeling van type 2 diabetes.
ADIPOGENESE
4 types vetcellen:
1. Adipoblasten = voorlopercellen die zich ontwikkelen vanuit multipotente
mesenchymcellen tijdens de embryonale fase.
2. Pre-adipocieten = ontstaan uit adipoblasten en zijn een tussenstadium voordat
ze volledig ontwikkelde vetcellen worden.
3. Kleine vetcellen = Pre-adipocyten differentiëren verder en worden kleine
vetcellen
, 4. Volwassen vetcellen = Kleine vetcellen vullen zich met vet en worden
volwassen vetcellen.
Onderzoeken proberen te begrijpen hoe adipoblasten differentiëren naar pre-adipocyten.
Dit proces is nog niet volledig bekend.
Vetweefsel hyperplasie = toename van het aantal vetcellen door de aanwezigheid van
adipoblasten en pre-adipocyten, niet door de deling van volwassen vetcellen.
Hormonen in lichaam beïnvloeden het aantal en grootte van vetcellen.
VETWEEFSELTYPES
WIT VETWEEFSEL (WVW)
= 1 grote vetdruppel, kleine mitochondriën, celkern en cytoplasma tegen celwand
Witte vetcellen zijn georganiseerd in lobules (kleine kwabjes) omgeven door
bindweefsel.
Goede doorbloeding via capillairen en bezenuwd.
Functie = energie opslag, actief metabolisme, (orgaan) bescherming, isolatie
Plaats: intern (viscera, nieren, lever, andere organen) en onderhuids
BRUIN VETWEEFSEL (BVW)