PUBLIEKRECHT II 2024-2025
Internationaal recht - Oefensessie I
25 oktober 2025
Behandelde leerstof:
- HS2: Bronnen van het internationaal recht: verdragsrecht
- HS 3: Andere bronnen van het internationaal recht – onderlinge verhouding
- HS 4: Verhouding internationaal – nationaal recht
- HS 5-6: Subjecten van internationaal recht – Staten & Niet-statelijke actoren
- HS 7: Jurisdictie
- HS 8: Gebieden buiten de nationale jurisdictie (zeerecht)
Enkele aandachtspunten voor bij het studeren
- Studeer je cursus steeds met je VRG-Codex bij de hand zodat je vertrouwd geraakt met het
rechtstreekse gebruik van bronnen en specifieke verdragsbepalingen (bv. VN-Handvest,
Weens Verdragenverdrag, Verdrag Diplomatiek Verkeer, Articles on State Responsibility,
…);
- Zorg dat je begrijpt wat je studeert. Indien je vragen hebt, aarzel niet om professor
Wouters of Karen De Vos te contacteren tijdens de colleges of via e-mail
();
- Volg de actualiteit en probeer gebeurtenissen aan de cursus te linken. Examenvragen zijn
vaak gebaseerd op recente gebeurtenissen en ontwikkelingen.
Enkele aandachtspunten bij het maken van je examen
- Lees de vragen steeds grondig;
- Organiseer je tijd evenwichtig: besteed geen disproportionele aandacht aan bepaalde
vragen waardoor je in tijdnood zou komen voor andere vragen;
- Situeer de vraag in het juiste onderdeel van je cursus en vind de relevante bronnen in je
VRG-Codex. Dit is een schriftelijk open-boekexamen, en het is heel belangrijk dat je goed
en vlot met het cursusmateriaal kan omgaan. Voor alle duidelijkheid: je dient de cursus
grondig te studeren, want de vragen zullen vnl. bestaan uit case-studies;
- Als de vraag een ja/nee antwoord vereist, zeg dan of het antwoord ja of nee is, en
onderbouw dit met een motivatie;
- Koppel in je antwoord steeds terug naar de casus (in casu…) – louter theorie (of stukken
uit de cursus) opschrijven zonder terug te koppelen zal je geen punten opleveren. Wij
willen jouw redenering en motivering kennen. Vandaar ook het belang van accurate
verwijzingen naar verdragsbepalingen en andere bronnen (bv. rechtspraak van het IGH);
- Schrijf je antwoord goed gestructureerd uit en in bondige zinnen. Zorg steeds dat het
antwoord volledig is. Een loutere verwijzing naar een verdragsartikel volstaat niet. Pas
dit steeds toe op de casus.
1
, Informatie: Hoe los ik een casus op?
De rechtswetenschap is geen exacte wetenschap. Een antwoord op een casus is zelden
‘juist’ of ‘fout’. Zo scherp afgelijnd is het haast nooit. Vandaar dat je in de beantwoording
van een casus nooit mag ‘springen’ naar de oplossing. Dat zal ook later niet het geval zijn.
Stel dat je advocaat wordt: je voornaamste taak zal er dan in bestaan de rechter te
overtuigen van je gelijk. Om dat te bewerkstelligen, zal je de rechter een inzicht moeten
verschaffen in je denkmethode. Waarom kom ik tot die conclusie? Welke redenering steekt
erachter? Enkel op basis van die redenering zal een rechter je (later) gelijk kunnen geven,
en zal een examinator je (straks) punten kunnen toekennen.
Bij de opbouw van die redenering kan (in de meeste gevallen) volgende
indeling/stappenplan gevolgd worden: IRAC structuur (issue,
1. Situering/context: Van welk leerstuk is deze casus een toepassing? In welk
onderdeel van de leerstof situeert de casus zich?
2. Toepasselijk recht: Welk(e) regel, verdrag, verdragsbepaling,… is op deze casus
van toepassing? Van toepassing als verdrag of als gewoonterecht?
3. Principe: Hoe luidt de theorie die van toepassing is op de casus?
a. Geef een begripsomschrijving/definitie van het toepasselijke leerstuk;
b. Lijst de voorwaarden op van de rechtsfiguur die je aanhaalt;
c. Wat zijn de rechtsgevolgen?
d. Vermeld hierbij telkens precies welke rechtsbron (verdragsartikel,…) van
toepassing is.
4. Uitzondering(en): bestaan er uitzonderingen op het principe dat van toepassing is
op de casus? Werk hiervoor dezelfde elementen uit als voor 3. Principe.
5. Toepassing: Pas de voorwaarden (van zowel het principe als de uitzondering) toe
op de feiten van de casus. Kan ik bv. uit mijn casus elementen halen om aan te tonen
dat de toepassingsvoorwaarden wel/niet vervuld zijn?
! Werk hierbij zo nodig met verschillende hypotheses.
! Durf zelf te argumenteren waarom één of geen principe en/of hypothese al dan niet
van toepassing is op de casus.
6. Conclusie: Formuleer een besluit.
Opgelet: Je hebt op het examen niet de tijd of de ruimte om dit hele proces uit te schrijven.
Op het examen wordt een witte ruimte voorzien waarbinnen je je antwoord dient te noteren.
Dit schema dient enkel als hulpmiddel bij het oplossen van de oefeningen in de oefensessie.
2
Internationaal recht - Oefensessie I
25 oktober 2025
Behandelde leerstof:
- HS2: Bronnen van het internationaal recht: verdragsrecht
- HS 3: Andere bronnen van het internationaal recht – onderlinge verhouding
- HS 4: Verhouding internationaal – nationaal recht
- HS 5-6: Subjecten van internationaal recht – Staten & Niet-statelijke actoren
- HS 7: Jurisdictie
- HS 8: Gebieden buiten de nationale jurisdictie (zeerecht)
Enkele aandachtspunten voor bij het studeren
- Studeer je cursus steeds met je VRG-Codex bij de hand zodat je vertrouwd geraakt met het
rechtstreekse gebruik van bronnen en specifieke verdragsbepalingen (bv. VN-Handvest,
Weens Verdragenverdrag, Verdrag Diplomatiek Verkeer, Articles on State Responsibility,
…);
- Zorg dat je begrijpt wat je studeert. Indien je vragen hebt, aarzel niet om professor
Wouters of Karen De Vos te contacteren tijdens de colleges of via e-mail
();
- Volg de actualiteit en probeer gebeurtenissen aan de cursus te linken. Examenvragen zijn
vaak gebaseerd op recente gebeurtenissen en ontwikkelingen.
Enkele aandachtspunten bij het maken van je examen
- Lees de vragen steeds grondig;
- Organiseer je tijd evenwichtig: besteed geen disproportionele aandacht aan bepaalde
vragen waardoor je in tijdnood zou komen voor andere vragen;
- Situeer de vraag in het juiste onderdeel van je cursus en vind de relevante bronnen in je
VRG-Codex. Dit is een schriftelijk open-boekexamen, en het is heel belangrijk dat je goed
en vlot met het cursusmateriaal kan omgaan. Voor alle duidelijkheid: je dient de cursus
grondig te studeren, want de vragen zullen vnl. bestaan uit case-studies;
- Als de vraag een ja/nee antwoord vereist, zeg dan of het antwoord ja of nee is, en
onderbouw dit met een motivatie;
- Koppel in je antwoord steeds terug naar de casus (in casu…) – louter theorie (of stukken
uit de cursus) opschrijven zonder terug te koppelen zal je geen punten opleveren. Wij
willen jouw redenering en motivering kennen. Vandaar ook het belang van accurate
verwijzingen naar verdragsbepalingen en andere bronnen (bv. rechtspraak van het IGH);
- Schrijf je antwoord goed gestructureerd uit en in bondige zinnen. Zorg steeds dat het
antwoord volledig is. Een loutere verwijzing naar een verdragsartikel volstaat niet. Pas
dit steeds toe op de casus.
1
, Informatie: Hoe los ik een casus op?
De rechtswetenschap is geen exacte wetenschap. Een antwoord op een casus is zelden
‘juist’ of ‘fout’. Zo scherp afgelijnd is het haast nooit. Vandaar dat je in de beantwoording
van een casus nooit mag ‘springen’ naar de oplossing. Dat zal ook later niet het geval zijn.
Stel dat je advocaat wordt: je voornaamste taak zal er dan in bestaan de rechter te
overtuigen van je gelijk. Om dat te bewerkstelligen, zal je de rechter een inzicht moeten
verschaffen in je denkmethode. Waarom kom ik tot die conclusie? Welke redenering steekt
erachter? Enkel op basis van die redenering zal een rechter je (later) gelijk kunnen geven,
en zal een examinator je (straks) punten kunnen toekennen.
Bij de opbouw van die redenering kan (in de meeste gevallen) volgende
indeling/stappenplan gevolgd worden: IRAC structuur (issue,
1. Situering/context: Van welk leerstuk is deze casus een toepassing? In welk
onderdeel van de leerstof situeert de casus zich?
2. Toepasselijk recht: Welk(e) regel, verdrag, verdragsbepaling,… is op deze casus
van toepassing? Van toepassing als verdrag of als gewoonterecht?
3. Principe: Hoe luidt de theorie die van toepassing is op de casus?
a. Geef een begripsomschrijving/definitie van het toepasselijke leerstuk;
b. Lijst de voorwaarden op van de rechtsfiguur die je aanhaalt;
c. Wat zijn de rechtsgevolgen?
d. Vermeld hierbij telkens precies welke rechtsbron (verdragsartikel,…) van
toepassing is.
4. Uitzondering(en): bestaan er uitzonderingen op het principe dat van toepassing is
op de casus? Werk hiervoor dezelfde elementen uit als voor 3. Principe.
5. Toepassing: Pas de voorwaarden (van zowel het principe als de uitzondering) toe
op de feiten van de casus. Kan ik bv. uit mijn casus elementen halen om aan te tonen
dat de toepassingsvoorwaarden wel/niet vervuld zijn?
! Werk hierbij zo nodig met verschillende hypotheses.
! Durf zelf te argumenteren waarom één of geen principe en/of hypothese al dan niet
van toepassing is op de casus.
6. Conclusie: Formuleer een besluit.
Opgelet: Je hebt op het examen niet de tijd of de ruimte om dit hele proces uit te schrijven.
Op het examen wordt een witte ruimte voorzien waarbinnen je je antwoord dient te noteren.
Dit schema dient enkel als hulpmiddel bij het oplossen van de oefeningen in de oefensessie.
2