Passer blok 1.3 en 2.2
, Hoofdstuk 1: Wetenschap en Psychologie
Verschillende methodes voor het verkrijgen van data:
- Tenacity → je gelooft iets omdat dat is wat je zo lang geloofd hebt.
➢ Je kijkt niet verder dan je eigen overtuigingen.
- Authority → je gebruikt andere mensen als bronnen van je kennis en overtuigingen.
➢ Hierbij zijn er twee voorwaarden waaraan die persoon moet voldoen:
1. De persoon moet volgens ons een expertise hebben over een onderwerp
2. De persoon moet gezien worden als betrouwbaar
- Reason → is gebaseerd op het gebruik van kennis en rationele argumenten om tot een conclusie te
komen over hoe dingen zouden moeten zijn.
- Empiricism → het proces van het verkrijgen van kennis direct via observatie en ervaring.
Empirical knowledge → kennis gebaseerd op onze zintuigen en de ervaringen met de wereld.
➢ Dit heeft twee extra termen:
1. Confirmation bias → de neiging om selectief informatie te verzamelen of te
interpreteren op een manier waardoor het klopt met onze overtuigingen.
2. Plausible alternative explanations → reden waarom iets is voorgekomen dat anders is
dan onze eigen overtuiging of conclusie.
➢ Dit heeft een aantal valkuilen:
1. We kunnen nooit alles meemaken in het leven, dus hier kan je ook geen kennis over
krijgen.
2. Onze ervaring hoeft niet per se representatief te zijn voor de ervaringen van andere
mensen of de algemene verklaringen in de wereld.
3. Zelfs wanneer onze ervaringen representatief zijn, hebben we zo alsnog op een
bevooroordeelde manier geïnterpreteerd.
- Science → een proces van het systematisch verzamelen en evalueren van empirisch bewijs om
vragen te beantwoorden en ideeën te testen, dat wordt ook wel systematic empiricism genoemd.
➢ Dit heeft drie belangrijke aspecten:
1. Science vertrouwd op empirisch bewijs.
2. Bewijs is vaak niet lukraak verzamelt en geïnterpreteerd.
3. Het verzamelen van bewijs zonder evalueren en het trekken van een conclusie daaruit,
brengt je niet ver. Je hebt redeneren nodig.
Doelen van wetenschap:
- Description → dit is het identificeren en beschrijven van bepaalde fenomenen.
- Explanation → dit komt voor in de vorm van een hypothese (een voorstel over de oorzaken of
uitkomsten van een gebeurtenis of hoe variabelen aan elkaar gerelateerd zijn). Hierdoor kunnen ze
een theorie opbouwen (een overzicht van formele statements die specifiek zijn en laten zien
waarom variabelen en gebeurtenissen aan elkaar gerelateerd zijn).
➢ Ze hebben hierin twee verschillende oorzaken:
1. Distal causes → dit zijn externe oorzaken
2. Proximal/proximate causes → dit zijn de directe oorzaken
➢ Causal inference → concluderen dat de ene variabele effect heeft op de andere
variabele. Dit moet voldoen aan de volgende drie dingen:
1. Covariation → als X verandert, dan Y ook.
2. Temporal order → de verandering in X komt voor de verandering in Y.
3. The absence of plausible alternative explanations → andere verklaringen die de
verandering kunnen hebben veroorzaakt worden uitgesloten.
- Prediction → dit speelt twee rollen: hypothese en theorie testen en toegepaste voorspelling. Vaak
kunnen ze een voorspelling in een if…then statement zetten.
- Control → het hebben van invloed op de setting van het onderzoek en de procedures en over het
gebruiken van de wetenschappelijke kennis. Hierbij veroorzaken ze bepaalde effecten waarbij ze
mogelijke andere verklaringen uitsluiten.
,Karakteristieken van wetenschap:
- Er zijn drie basis wetenschappelijke veronderstellingen over de natuurlijke wereld:
1. Gebeurtenissen zijn niet random, maar ze zijn een patroon.
2. Die patronen hebben onderliggende oorzaken.
3. Het is mogelijk om die oorzaken te ontdekken.
- Wetenschap is systematisch en empirisch.
- Wetenschap focust of testbare vragen.
➢ Dit bevat een empirical question/claim → het kan empirisch worden getest, dus via
observatie.
➢ Falsifiability → een bewering kan getest worden als het er empirisch, dus
geobserveerd, bewijs is dat het bewering klopt.
- Wetenschap streeft naar nauwkeurigheid en objectiviteit.
- Wetenschap heeft duidelijke definities nodig.
➢ Operational definition → beschrijft een variabele in termen van procedures die
gebruikt worden om iets te meten of de manipuleren.
- Wetenschap houdt zich bezig met openbare rapportage.
➢ Peer-reviewed journal → een professioneel tijdschrift waarin reports worden
ingezonden voor publicatie en dan eerst door een screeningsproces heen gaan die
geleid wordt door experts.
- Wetenschappelijke kennis is voorlopig en niet absoluut.
- Wetenschap is zelfcorrigerend.
➢ Replication → een proces van het herhalen van een studie om te bepalen of de
originele bevindingen weer worden gevonden.
- Wetenschap heeft limieten.
Basic research → onderzoekt de fundamentele natuur van fenomenen.
Applied research → focust direct op het helpen van het oplossen of evalueren van specifieke
wereldproblemen.
Voordelen van het leren over onderzoeksmethodes:
1. Vergroten van het kritisch denken.
2. Lezen over, evalueren en het houden van onderzoek in andere werkgebieden.
3. Lezen over en evalueren van onderzoek in een niet onderzoekende carrière.
4. Voorbereiden voor een carrière die onderzoek vereist.
5. Voorbereiden voor en het vergroten van je kansen voor een universiteit.
6. Meer leren over de subvelden van psychologie.
Bij het evalueren van bepaalde claims, kan je jezelf een aantal vragen stellen:
1. Wat voor claim wordt er gemaakt?
2. Wat is de bron van de claim?
3. Kan ik informatie over de geloofwaardigheid van de bron vinden?
4. Wat voor bewijs wordt er getoond om de claim te onderbouwen?
5. Wat is de kwaliteit van het bewijs?
6. Zijn er plausibele alternatieve verklaringen voor de oorzaak van de claim?
7. Zijn de interpretaties van de bevindingen redelijk?
8. Wat voor aanvullend bewijs is er nodig voor een duidelijkere conclusie?
9. Gezien de huidige situatie van het bewijs, welke conclusie is het meest redelijk?
Skepticism → dit is een visie waarbij de geldigheid van claims in twijfel wordt getrokken voordat wordt
besloten of ze worden aanvaard. In combinatie met de skills om kritisch te denken, kan skeptisch denken
helpen om te voorkomen dat je misleid wordt door anekdotisch bewijs en foutieve claims.
Anecdotal evidence → hierin zijn er anekdotes voorgesteld die dienen als ondersteuning van een claim.
, Hoofdstuk 2: uitvoeren van psychologisch onderzoek
Verloop van het onderzoeksproces:
- Eerst observeren we iets wat onze interesse wekt. Dit kan komen door:
o Persoonlijke ervaringen
o Dagelijkse gebeurtenissen
o Eerder onderzoek → een studie kan vaak nieuwe vragen oproepen
o Real-world problemen
▪ Psychologen moeten evidence-based behandelingen (ook wel empirisch
ondersteunde behandelingen) gebruiken → interventies waarvan wetenschappelijk
gecontroleerde studies hebben laten zien dat het effectief is in het behandelen van
bepaalde condities.
o Serendipity → de toevallige ontdekking van iets belangrijks.
- Hierna gaan we achtergrondinformatie verzamelen, hierbij moet je rekening houden met:
o De tijd die erin gaat zitten, goed onderzoek doen kost veel tijd.
o Het vinden van wetenschappelijke artikelen en niet artikelen die aantrekkelijk en
geloofwaardig lijken (zoals nieuwartikelen). Om dit te vinden kan je bij een aantal
wetenschappelijke databases kijken:
▪ PsycINFO
▪ PsycARTICALS
o Het kiezen van een database
▪ Versmal of vergroot je onderzoeksvraag om zo bij de juiste informatie te komen.
- Het lezen en reviewen van artikelen:
o Kwalitatieve review → hierin identificeren auteurs de belangrijke artikelen van een
onderwerk en integreren de bevindingen op een niet statistische manier (vanuit de theorieën
en conclusies).
o Kwantitatieve review → in sommige gevallen verzamelen experts empirische reports over
een onderwerp en mogelijk hen categoriseren op basis van hun methodologische kwaliteit.
▪ Meta-analyse → vorm van kwantitatieve review, dit is een statistische procedure
voor het combineren van resultaten van verschillende studies die hetzelfde
onderwerp hebben onderzocht.
• Voor elke vergelijking onderzoeken ze een statistiek genaamd effect size →
een statistische meting van kracht van een relatie tussen twee variabelen.
- Het vormen van een hypothese
o Hypothese → een propositie over de oorzaken van een uitkomst van een gebeurtenis, of
algemener, van twee variabelen die gerelateerd zijn.
▪ Inductive reasoning → het gebruik van specifieke feiten om een algemene
conclusie of een algemeen principe te vormen.
▪ Deductive reasoning → het gebruik van een algemeen principe om een
specifiekere conclusie te bereiken.
▪ Theory → een manier van het vormen van een hypothese, dit is een set van formele
statements die specificeert hoe en waarom variabelen of gebeurtenissen gerelateerd
zijn.
o Karakteristieken van een goede hypothese:
▪ Testability → falsifiability, voor een hypothese om getest te kunnen worden moet
er bewijs gevonden kunnen worden om het tegen te spreken. Ook mag de hypothese
niet vaag zijn en het moet specifieke voorspellingen kunnen genereren.
▪ Het is ondersteund door data.
• Exploratory research → dit wordt gebruikt als er geen of weinig informatie is
om een hypothese op te baseren.
Ontwerpen van een studie:
, Hoofdstuk 1: Wetenschap en Psychologie
Verschillende methodes voor het verkrijgen van data:
- Tenacity → je gelooft iets omdat dat is wat je zo lang geloofd hebt.
➢ Je kijkt niet verder dan je eigen overtuigingen.
- Authority → je gebruikt andere mensen als bronnen van je kennis en overtuigingen.
➢ Hierbij zijn er twee voorwaarden waaraan die persoon moet voldoen:
1. De persoon moet volgens ons een expertise hebben over een onderwerp
2. De persoon moet gezien worden als betrouwbaar
- Reason → is gebaseerd op het gebruik van kennis en rationele argumenten om tot een conclusie te
komen over hoe dingen zouden moeten zijn.
- Empiricism → het proces van het verkrijgen van kennis direct via observatie en ervaring.
Empirical knowledge → kennis gebaseerd op onze zintuigen en de ervaringen met de wereld.
➢ Dit heeft twee extra termen:
1. Confirmation bias → de neiging om selectief informatie te verzamelen of te
interpreteren op een manier waardoor het klopt met onze overtuigingen.
2. Plausible alternative explanations → reden waarom iets is voorgekomen dat anders is
dan onze eigen overtuiging of conclusie.
➢ Dit heeft een aantal valkuilen:
1. We kunnen nooit alles meemaken in het leven, dus hier kan je ook geen kennis over
krijgen.
2. Onze ervaring hoeft niet per se representatief te zijn voor de ervaringen van andere
mensen of de algemene verklaringen in de wereld.
3. Zelfs wanneer onze ervaringen representatief zijn, hebben we zo alsnog op een
bevooroordeelde manier geïnterpreteerd.
- Science → een proces van het systematisch verzamelen en evalueren van empirisch bewijs om
vragen te beantwoorden en ideeën te testen, dat wordt ook wel systematic empiricism genoemd.
➢ Dit heeft drie belangrijke aspecten:
1. Science vertrouwd op empirisch bewijs.
2. Bewijs is vaak niet lukraak verzamelt en geïnterpreteerd.
3. Het verzamelen van bewijs zonder evalueren en het trekken van een conclusie daaruit,
brengt je niet ver. Je hebt redeneren nodig.
Doelen van wetenschap:
- Description → dit is het identificeren en beschrijven van bepaalde fenomenen.
- Explanation → dit komt voor in de vorm van een hypothese (een voorstel over de oorzaken of
uitkomsten van een gebeurtenis of hoe variabelen aan elkaar gerelateerd zijn). Hierdoor kunnen ze
een theorie opbouwen (een overzicht van formele statements die specifiek zijn en laten zien
waarom variabelen en gebeurtenissen aan elkaar gerelateerd zijn).
➢ Ze hebben hierin twee verschillende oorzaken:
1. Distal causes → dit zijn externe oorzaken
2. Proximal/proximate causes → dit zijn de directe oorzaken
➢ Causal inference → concluderen dat de ene variabele effect heeft op de andere
variabele. Dit moet voldoen aan de volgende drie dingen:
1. Covariation → als X verandert, dan Y ook.
2. Temporal order → de verandering in X komt voor de verandering in Y.
3. The absence of plausible alternative explanations → andere verklaringen die de
verandering kunnen hebben veroorzaakt worden uitgesloten.
- Prediction → dit speelt twee rollen: hypothese en theorie testen en toegepaste voorspelling. Vaak
kunnen ze een voorspelling in een if…then statement zetten.
- Control → het hebben van invloed op de setting van het onderzoek en de procedures en over het
gebruiken van de wetenschappelijke kennis. Hierbij veroorzaken ze bepaalde effecten waarbij ze
mogelijke andere verklaringen uitsluiten.
,Karakteristieken van wetenschap:
- Er zijn drie basis wetenschappelijke veronderstellingen over de natuurlijke wereld:
1. Gebeurtenissen zijn niet random, maar ze zijn een patroon.
2. Die patronen hebben onderliggende oorzaken.
3. Het is mogelijk om die oorzaken te ontdekken.
- Wetenschap is systematisch en empirisch.
- Wetenschap focust of testbare vragen.
➢ Dit bevat een empirical question/claim → het kan empirisch worden getest, dus via
observatie.
➢ Falsifiability → een bewering kan getest worden als het er empirisch, dus
geobserveerd, bewijs is dat het bewering klopt.
- Wetenschap streeft naar nauwkeurigheid en objectiviteit.
- Wetenschap heeft duidelijke definities nodig.
➢ Operational definition → beschrijft een variabele in termen van procedures die
gebruikt worden om iets te meten of de manipuleren.
- Wetenschap houdt zich bezig met openbare rapportage.
➢ Peer-reviewed journal → een professioneel tijdschrift waarin reports worden
ingezonden voor publicatie en dan eerst door een screeningsproces heen gaan die
geleid wordt door experts.
- Wetenschappelijke kennis is voorlopig en niet absoluut.
- Wetenschap is zelfcorrigerend.
➢ Replication → een proces van het herhalen van een studie om te bepalen of de
originele bevindingen weer worden gevonden.
- Wetenschap heeft limieten.
Basic research → onderzoekt de fundamentele natuur van fenomenen.
Applied research → focust direct op het helpen van het oplossen of evalueren van specifieke
wereldproblemen.
Voordelen van het leren over onderzoeksmethodes:
1. Vergroten van het kritisch denken.
2. Lezen over, evalueren en het houden van onderzoek in andere werkgebieden.
3. Lezen over en evalueren van onderzoek in een niet onderzoekende carrière.
4. Voorbereiden voor een carrière die onderzoek vereist.
5. Voorbereiden voor en het vergroten van je kansen voor een universiteit.
6. Meer leren over de subvelden van psychologie.
Bij het evalueren van bepaalde claims, kan je jezelf een aantal vragen stellen:
1. Wat voor claim wordt er gemaakt?
2. Wat is de bron van de claim?
3. Kan ik informatie over de geloofwaardigheid van de bron vinden?
4. Wat voor bewijs wordt er getoond om de claim te onderbouwen?
5. Wat is de kwaliteit van het bewijs?
6. Zijn er plausibele alternatieve verklaringen voor de oorzaak van de claim?
7. Zijn de interpretaties van de bevindingen redelijk?
8. Wat voor aanvullend bewijs is er nodig voor een duidelijkere conclusie?
9. Gezien de huidige situatie van het bewijs, welke conclusie is het meest redelijk?
Skepticism → dit is een visie waarbij de geldigheid van claims in twijfel wordt getrokken voordat wordt
besloten of ze worden aanvaard. In combinatie met de skills om kritisch te denken, kan skeptisch denken
helpen om te voorkomen dat je misleid wordt door anekdotisch bewijs en foutieve claims.
Anecdotal evidence → hierin zijn er anekdotes voorgesteld die dienen als ondersteuning van een claim.
, Hoofdstuk 2: uitvoeren van psychologisch onderzoek
Verloop van het onderzoeksproces:
- Eerst observeren we iets wat onze interesse wekt. Dit kan komen door:
o Persoonlijke ervaringen
o Dagelijkse gebeurtenissen
o Eerder onderzoek → een studie kan vaak nieuwe vragen oproepen
o Real-world problemen
▪ Psychologen moeten evidence-based behandelingen (ook wel empirisch
ondersteunde behandelingen) gebruiken → interventies waarvan wetenschappelijk
gecontroleerde studies hebben laten zien dat het effectief is in het behandelen van
bepaalde condities.
o Serendipity → de toevallige ontdekking van iets belangrijks.
- Hierna gaan we achtergrondinformatie verzamelen, hierbij moet je rekening houden met:
o De tijd die erin gaat zitten, goed onderzoek doen kost veel tijd.
o Het vinden van wetenschappelijke artikelen en niet artikelen die aantrekkelijk en
geloofwaardig lijken (zoals nieuwartikelen). Om dit te vinden kan je bij een aantal
wetenschappelijke databases kijken:
▪ PsycINFO
▪ PsycARTICALS
o Het kiezen van een database
▪ Versmal of vergroot je onderzoeksvraag om zo bij de juiste informatie te komen.
- Het lezen en reviewen van artikelen:
o Kwalitatieve review → hierin identificeren auteurs de belangrijke artikelen van een
onderwerk en integreren de bevindingen op een niet statistische manier (vanuit de theorieën
en conclusies).
o Kwantitatieve review → in sommige gevallen verzamelen experts empirische reports over
een onderwerp en mogelijk hen categoriseren op basis van hun methodologische kwaliteit.
▪ Meta-analyse → vorm van kwantitatieve review, dit is een statistische procedure
voor het combineren van resultaten van verschillende studies die hetzelfde
onderwerp hebben onderzocht.
• Voor elke vergelijking onderzoeken ze een statistiek genaamd effect size →
een statistische meting van kracht van een relatie tussen twee variabelen.
- Het vormen van een hypothese
o Hypothese → een propositie over de oorzaken van een uitkomst van een gebeurtenis, of
algemener, van twee variabelen die gerelateerd zijn.
▪ Inductive reasoning → het gebruik van specifieke feiten om een algemene
conclusie of een algemeen principe te vormen.
▪ Deductive reasoning → het gebruik van een algemeen principe om een
specifiekere conclusie te bereiken.
▪ Theory → een manier van het vormen van een hypothese, dit is een set van formele
statements die specificeert hoe en waarom variabelen of gebeurtenissen gerelateerd
zijn.
o Karakteristieken van een goede hypothese:
▪ Testability → falsifiability, voor een hypothese om getest te kunnen worden moet
er bewijs gevonden kunnen worden om het tegen te spreken. Ook mag de hypothese
niet vaag zijn en het moet specifieke voorspellingen kunnen genereren.
▪ Het is ondersteund door data.
• Exploratory research → dit wordt gebruikt als er geen of weinig informatie is
om een hypothese op te baseren.
Ontwerpen van een studie:
