1. Wat onderzoekt organisatiepsychologie voornamelijk?
A) Technische systemen binnen bedrijven
B) Het gedrag en de ervaringen van mensen in organisaties
C) Marketingstrategieën
D) Financiële analyses
Antwoord: B
2. Welke term beschrijft het best het gedrag van medewerkers binnen een
bedrijf?
A) Organisatie-architectuur
B) Organisatiegedrag
C) Bedrijfscultuur
D) Human resource management
Antwoord: B
3. Wat heeft doorgaans het minste invloed op hoe een medewerker zich
gedraagt?
A) Persoonlijke waarden
B) Bedrijfscultuur
C) Het marktaandeel van het bedrijf
D) Managementstijl
Antwoord: C
4. Waar gaat motivatie in een organisatie over?
A) Het belang van salaris
B) De drijfveren achter het werkgedrag van medewerkers
C) De indeling van werkroosters
D) De fysieke werkomgeving
Antwoord: B
5. Welke theorie stelt dat mensen gemotiveerd worden door een opeenvolging
van behoeften?
A) Herzbergs motivatie-hygiënetheorie
B) Maslow’s behoefte piramide
C) McClelland’s behoefte theorie
D) Equatie theorie
Antwoord: B
6. Wat is het belangrijkste kenmerk van een organisatiecultuur?
A) De hiërarchische structuur
B) Gezamenlijke overtuigingen, normen en waarden
C) De financiële resultaten
, D) Het kantoorinterieur
Antwoord: B
7. Wat houdt leiderschapsstijl in?
A) De formele titel van een leidinggevende
B) De manier waarop een leider zijn team aanstuurt en beïnvloedt
C) Het aantal ondergeschikten
D) De arbeidsvoorwaarden van een leidinggevende
Antwoord: B
8. Welke leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door strakke controle en weinig
inspraak van medewerkers?
A) Democratisch
B) Autoritair
C) Transformationeel
D) Participatief
Antwoord: B
9. Wat betekent ‘tevredenheid op het werk’?
A) Hoeveel uren iemand werkt
B) De mate waarin iemand plezier en voldoening uit zijn werk haalt
C) Het aantal promoties dat iemand krijgt
D) Het salarisniveau
Antwoord: B
10. Wat is het primaire doel van het geven van feedback in een werkomgeving?
A) Straffen van medewerkers
B) Het verbeteren van prestaties en gedrag
C) Formeel verslagleggen
D) Salarisverhogingen rechtvaardigen
Antwoord: B
11. Wat houdt ‘groepsdenken’ in?
A) Dat iedereen zijn eigen mening vrijelijk uitspreekt
B) Het negeren van kritiek om consensus te bewaren
C) Het leiden van een groep door één persoon
D) De efficiëntie van teams verhogen
Antwoord: B
12. Een informele leider in een team is iemand die:
A) Officieel leidinggevende taken uitvoert
B) Onzichtbaar en zonder invloed blijft
C) Zonder formele titel toch invloed uitoefent op de groep