Flashcards Hoorcollege 1 – Onderzoeksvragen & Probleemstelling
1. Een maatschappelijk probleem is altijd objectief vast te stellen.
Onjuist
(Probleemdefinitie is subjectief en afhankelijk van de actor.)
2. Wetenschappelijke relevantie betekent dat het onderzoek bijdraagt
aan beleid.
Onjuist
(Dat is praktische relevantie.)
3. “Hoe kunnen we files verminderen?” is een correcte
onderzoeksvraag.
Onjuist
(Beleidsvraag, geen kennisvraag.)
4. Een goede onderzoeksvraag formuleer je bijvoorbeeld als: “Wat is de
invloed van X op Y?”
Juist
5. Een frequentievraag is een vraag naar het gemiddelde of percentage
van een variabele.
Juist
6. Het doel van een onderzoek mag zijn: ‘het oplossen van het
probleem’.
Onjuist
(Onderzoek geeft inzicht, maar lost het probleem niet zelf op.)
7. De probleemeigenaar en de onderzoeker hebben altijd hetzelfde
doel.
Onjuist
8. De inleiding van een onderzoeksverslag bevat ook al de resultaten
van de analyses.
Onjuist
(Resultaten komen pas later in het verslag.)
9. De onderzoeksvraag moet logisch voortkomen uit het probleem en
de kennisleemte.
Juist
10. Een normatieve vraag is geschikt als onderzoeksvraag.
Onjuist
Flashcards Hoorcollege 2 – Causaliteit & Conceptualisatie
11. Causaliteit betekent dat X leidt tot Y.
Juist
, 12. Correlatie en causaliteit betekenen hetzelfde.
Onjuist
13. Als X en Y samenhangen, is er automatisch sprake van
causaliteit.
Onjuist
14. Een derde variabele kan een schijnverband verklaren.
Juist
15. De vier voorwaarden voor causaliteit zijn: 1) samenhang, 2)
controle voor derde variabelen, 3) tijdvolgorde, 4) theoretisch
mechanisme.
Juist
16. In een conceptueel model teken je alle relevante verbanden
tussen verklarende en afhankelijke variabelen.
Juist
17. Een conceptueel model is optioneel in een wetenschappelijk
onderzoek.
Onjuist
18. Volgens de cognitieve dissonantietheorie veranderen mensen
liever hun attitude dan hun gedrag.
Juist
19. Een Q-sorteringstaak wordt gebruikt om causale relaties te
meten.
Onjuist
(Q-methode is inductief en beschrijvend.)
20. Vragenlijstonderzoek biedt altijd hoge interne validiteit.
Onjuist
(Het heeft meestal juist een lage interne validiteit.)
Flashcards Hoorcollege 3 – Operationalisatie & Analyse
21. Bij operationalisatie maak je abstracte begrippen meetbaar.
Juist
22. Je moet altijd alle variabelen omzetten naar dummies.
Onjuist
(Alleen bij nominale variabelen met >2 categorieën.)
23. Voor een dummyvariabele met 4 categorieën heb je 3
dummies nodig.
Juist
24. Het aantal trips is betrouwbaarder dan de afgelegde afstand.
Juist
25. Afgelegde afstand is een directere meting van
verplaatsingsgedrag dan het aantal trips.
Juist