Samenvatting Systeem Aarde H3:
Landschappen en hun gebruikers
3.1: Natuurlijke landschappen op aarde
Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de verschillende ecosystemen op aarde, de
geofactoren: gesteente en reliëf(lithosfeer), klimaat en lucht(atmosfeer), bodem, water(hydrosfeer),
vegetatie( biosfeer), mens en dier(biosfeer) en tijd.
Bodem: Bovenste 1 á 2 meter van de grond waaruit planten het grootste deel van hun
voedingstoffen halen.
Een bodemprofiel bestaat uit drie lagen:
1. A laag -> uitspoelingslaag
- A0: geen onderdeel bodem, humus
- A1: inspoeling van humus
- A2: uitspoelingslaag als de neerslag groter is dan verdamping. Kan humus meenemen en
daarom arm aan voedingstoffen
2. B laag -> inspoelingslaag
- Stoffen uit A laag worden ingespoelt in deze laag en kan een roodbruine kleur leveren
3. C laag -> moedermateriaal
Er zijn verschillende factoren van invloed op de bodemvorming:
Klimaat: hoe hoger de temperatuur dus hoe meer plantengroei en hoe meer humus en
snellere afbraak hiervan
Natuurlijke plantengroei: loofbos -> niet zure humus, naaldbos -> zure humus. Uitspoeling
kleiner in loofbos dan in naaldbos.
Bodemleven: zorgen voor beluchting van de bodem
Moedermateriaal: hoe grover de korrel hoe meer uitspoelen en hoe minder capillaire
opstijging.
Landschapzone’s:
Tropische zone: Tropische bodem: latosol. Veel uitspoeling, weinig humus en rode, niet erg
vruchtbare bodems.
Subtropische zone: minder uitspoeling
Gematigde zone: veel humus, weinig uitspoeling zouten, vruchtbaar.
Boreale zone: overgangsgebied tussen de gematigde en de polaire zone op de continenten,
dus op het noordelijk halfrond. podzelbodem. Zure humuslaag. Veel uitspoeling.
Polaire zone: toendrabodems, weinig horizonten
Aride zone: droog tot zeer droog.
o Woestijnbodem: weinig humus. Geen uitspoeling of inspoeling.
o Steppe: humus, vruchtbare zwarte bodems.
Landschappen en hun gebruikers
3.1: Natuurlijke landschappen op aarde
Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de verschillende ecosystemen op aarde, de
geofactoren: gesteente en reliëf(lithosfeer), klimaat en lucht(atmosfeer), bodem, water(hydrosfeer),
vegetatie( biosfeer), mens en dier(biosfeer) en tijd.
Bodem: Bovenste 1 á 2 meter van de grond waaruit planten het grootste deel van hun
voedingstoffen halen.
Een bodemprofiel bestaat uit drie lagen:
1. A laag -> uitspoelingslaag
- A0: geen onderdeel bodem, humus
- A1: inspoeling van humus
- A2: uitspoelingslaag als de neerslag groter is dan verdamping. Kan humus meenemen en
daarom arm aan voedingstoffen
2. B laag -> inspoelingslaag
- Stoffen uit A laag worden ingespoelt in deze laag en kan een roodbruine kleur leveren
3. C laag -> moedermateriaal
Er zijn verschillende factoren van invloed op de bodemvorming:
Klimaat: hoe hoger de temperatuur dus hoe meer plantengroei en hoe meer humus en
snellere afbraak hiervan
Natuurlijke plantengroei: loofbos -> niet zure humus, naaldbos -> zure humus. Uitspoeling
kleiner in loofbos dan in naaldbos.
Bodemleven: zorgen voor beluchting van de bodem
Moedermateriaal: hoe grover de korrel hoe meer uitspoelen en hoe minder capillaire
opstijging.
Landschapzone’s:
Tropische zone: Tropische bodem: latosol. Veel uitspoeling, weinig humus en rode, niet erg
vruchtbare bodems.
Subtropische zone: minder uitspoeling
Gematigde zone: veel humus, weinig uitspoeling zouten, vruchtbaar.
Boreale zone: overgangsgebied tussen de gematigde en de polaire zone op de continenten,
dus op het noordelijk halfrond. podzelbodem. Zure humuslaag. Veel uitspoeling.
Polaire zone: toendrabodems, weinig horizonten
Aride zone: droog tot zeer droog.
o Woestijnbodem: weinig humus. Geen uitspoeling of inspoeling.
o Steppe: humus, vruchtbare zwarte bodems.