BEVORDEREN VAN
LEERPROCESSEN
COMPONENTEN IN DE ONDERWIJSLEEROMGEVING
BOUWSTENEN VAN ONDERWIJZEN (ELAND ET AL., 2020)
Bouwstenen om adequate beslissingen over het wat en hoe van het onderwijzen of met andere
woorden over het ontwerpen van onderwijs mogelijk te maken.
Het bereiken van leerresultaten is primair in het resultaat van de leeractiviteit van de lerenden.
Onderwijzen: het geheel aan maatregelen en interventies die in een leeromgeving worden genomen
om het leerproces van lerenden doelgericht te ondersteunen
Niet noodzakelijk gebonden aan een persoon, het is eerder een functie(s) die kan worden
opgenomen door verschillende personen/instanties of materiële hulpmiddelen.
Niet enkel leraren/docenten, ook ouders, leerlingen en de school onderwijzen. Ook
handboeken, taakkaarten of een tablet onderwijzen.
Doelgerichte/intentionele karakter staat centraal in het onderwijs maar leren gebeurt ook
incidenteel, zonder de expliciete bedoeling iets te leren.
Voorbeelden: leren spreken, voedselvoorkeuren leren kennen, mensen leren kennen,
…
Unintended curriculum: subtiele wijze waarop leerlingen op school leren wat wel en
niet kan bij een bepaalde leerkracht, zonder dat dit expliciet door de leerkracht wordt
gezegd
Leeromgeving: fysieke of virtuele omgeving waarbinnen het leren plaatsvindt
Focus op microniveau: aandacht naar concrete interacties tussen onderwijsgevenden en lerenden
Staat niet los van andere niveaus, als lesgevende moet je functioneren binnen de grenzen
van de andere niveaus
Componenten om over na te denken bij vormgeven en ontwikkelen van onderwijs.
Afstemming tussen componenten is belangrijk (bouwt verder op kader van constructive
alignment).
3 groepen bouwstenen:
1. Doelen & evaluatie
Doelgerichtheid & de mate
waarin en op welke wijze de
doelen gerealiseerd worden
Onlosmakend met elkaar
verbonden
2. Leertaken & leerinhouden
Leertaken richten de activiteiten
op de doelen.
, Leerinhouden bepalen het voorwerp van de leertaak.
3. Werkvormen & media/technologie
Werkvormen zijn manieren om leertaken (met leerinhouden) aan lerenden aan te
bieden.
Media/technologie betreffen het middel waarmee dit gebeurt.
Voorbeeld: een hoorcollege geeft lerenden als leertaak om de aandacht gericht te houden en de
aangeboden informatie te verwerken, het medium is de docent die hierbij ook allerhande media
(geprojecteerde presentatie) gebruikt
Onderlinge afstemming tussen bouwstenen is van groot belang: (Biggs, 2003)
Beslissingen over het medium beïnvloeden bijvoorbeeld de selectie van leertaken door
onderwijsgevenden en de aanpak ervan door lerenden.
Onderwijzen is een context gebonden fenomeen.
Een analyse van die context en meer in het bijzonder van de beginsituatie is
essentieel.
Beginsituatie: de stand van zaken voor het onderwijs van start gaat
Materiële infrastructuur
Schoolbeleid
Pedagogische visie
Kenmerken van de groep van lerenden
Kenmerken van de leerkracht
BOUWSTEEN 1: DOELEN & EVALUATIE
DOELEN
Sturen het onderwijs: bepalen wat er dient te worden geëvalueerd
Soorten doelen:
Onderwijsdoelen & leerdoelen
Onderwijsdoelen: doelen waarop het onderwijs zich richt, ze preciseren wat het
onderwijs nastreeft
Leerdoelen: doelen waarop het leren zich richt, ze preciseren wat de lerende
nastreeft
Algemene & operationele doelen
Algemene doelen: doelen die veel ruimte laten voor de manier waarop ze kunnen
worden nagestreefd
Voorbeeld: het onderwijs beoogt een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling
van een bredere interesse of het stimuleren van kritisch denken
Operationele doelen: expliciete en specifieke doelen
Voorbeeld: lerenden verwerven domein specifieke kenniselementen
(woordenschat Frans) of welbepaalde vaardigheden (machine besturen) of
welomschreven competenties (brief schrijven)
Eindtermen & ontwikkelingsdoelen & leerplandoelen & lesdoelen
Eindtermen: door de overheid vastgestelde doelen die door het onderwijs dienen te
worden nagestreefd en op populatieniveau dienen te worden gerealiseerd
Vakgebonden eindtermen: specifiek & preciseren welke kennis en
vaardigheden er nodig zijn aan het einde van een bepaalde periode voor een
bepaald vak
, Transversale eindtermen: doelen die minder aan een specifiek vak
gebonden zijn, wordt doorheen of in samenwerking tussen verschillende
vakken nagestreefd
Voorbeeld: digitale geletterdheid
Ontwikkelingsdoelen: door de overheid vastgestelde doelen waarbij een
inspanningsverbintenis geldt (geen resultaatsverbintenis)
Leerplannen: vertaling van eindtermen en ontwikkelingsdoelen door
onderwijskoepels
Lesdoelen: vakwerkgroepen en/of leerkracht bepaalt dit op basis van leerplandoelen
en door inspiratie uit eventuele handboeken, ze geven aan wat in een les
(lessenreeks) wordt nagestreefd
Formele & feitelijke doelen
Vaak komt wat er werd gezegd na te streven, niet overeen met de feitelijke evaluatie.
Doelen en evaluatie zijn vaak wel gekoppeld maar niet noodzakelijk altijd netjes
gealigneerd. Feitelijke doelen zijn ook vaak niet expliciet gemaakt. Ze vormen dan
hidden curriculum.
Voorbeeld: meisjes en jongens dragen hetzelfde uniform met als doel
verschillen tussen jongens en meisjes uit te wissen
Doelen bepalen welke leeractiviteiten functioneel zijn en dus ook richtinggevend voor het
onderwijs dat zal worden gegeven. Een ander soort doel zal een ander soort leeractiviteit vereisen en
dus ook een andere manier om die uit te lokken en te ondersteunen.
Pogingen om soorten doelen te onderscheiden:
Cognitieve doelen: weten & denken
Voorbeeld: problemen kunnen oplossen
Psychomotorische doelen: handelen
Voorbeeld: kunnen zwemmen
Affectieve doelen: gevoelsleven
Voorbeeld: voorkeuren en drijfveren
Klassieke indeling van doelen (Gagné, 1984):
Kunnen reproduceren van geleerd materiaal zoals feiten, begrippen, principes en
procedures.
Beschikken over intellectuele vaardigheden, waaronder het kunnen:
Maken van onderscheidingen (discrimineren tussen rood & groen)
Hanteren van concrete begrippen (identificeren van een clownvis in een aquarium)
Hanteren van gedefinieerde begrippen (classificeren van een walvis als zoogdier)
Hanteren van regels om een probleem op te lossen (maken van optelling)
Hanteren van hogere-orderegels om complexe problemen op te lossen (schrijven van
een functioneel computerprogramma)
Beschikken over cognitieve strategieën waardoor allerhande leertaken,
probleemoplossingstaken of uitvoeringstaken op een eigen manier kunnen worden aangepakt
(maken van een tekening als heuristiek)
Beschikken over attitudes, die blijken uit zelfgekozen acties gebaseerd op een goed begrip
en aanvoelen (elke dag fruit eten om gezond te blijven)
Beschikken over motorische vaardigheden (vanop de penaltystip een penalty trappen)
Bloom (1956): veel gebruikt maar heftig bediscussieerd classificatiesysteem met behavioristische
achtergrond
Samen met opkomst van een meer cognitief perspectief op leren, groeide de nood aan een
aangepast systeem = Anderson en Krathwohl (2001)
, Werd gebruikt om eindtermen in Vlaamse onderwijs te omschrijven
Anderson en Krathwohl (2001):
Systeem scheidt processen en soorten kennis
Welk proces een lerende op welk soort kennis
dient te kunnen uitvoeren.
Procesdimensie
Lagere-ordedoelen: onthouden,
begrijpen en toepassen (eenvoudiger te
bereiken)
Hogere-ordedoelen: analyseren,
evalueren en creëren
Bedenkingen:
Is het wenselijk doelen steeds operationeel te
formuleren?
Leidden verregaande analytische benaderingen
niet tot gefragmenteerd onderwijs?
Het hiërarchische karakter van de taxonomie
van Bloom is niet altijd even vanzelfsprekend en wordt vanuit het competentiebegrip een
klemtoon gelegd op het geïntegreerde karakter van cognities.
Kwaliteitsvolle doelen:
De inhoud
Bepaalt wat wordt nagestreefd en geeft dus aan waaraan onderwijs prioritair belang
hecht
De vorm
Revised taxonomy van Bloom zegt Anderson (2005) dat een doel bestaat uit:
Een onderwerp (veelal de lerende)
Een werkwoord (dat verwijst naar 1 van de cognitieve processen)
Een voorwerp (wat dient geleerd te worden, verwijzend naar 1 van de soorten
kennis)
Condities (waaronder het proces dient te worden uitgevoerd, materiaal & tijd)
Minimumprestaties (die moeten worden geleverd)
EVALUATIE
Alle inspanningen die erop gericht zijn na te gaan of (delen van) de doelen gerealiseerd worden
Alle inspanningen met betrekking tot de opvolging, rapportering en bespreking van de mate
waarin leeractiviteiten resulteren in het realiseren van doelen
Alle inspanningen met betrekking tot de opvolging, rapportering en bespreking van de mate
waarin onderwijs het realiseren van doelen ondersteunt
Soms kan alleen uit de evaluatie worden achterhaald wat de doelen zijn, de evaluatie bepaalt dan wat
er wordt nagestreefd.
Veel lerenden focussen zich in de leeractiviteit op de evaluatie (eerder dan op de doelen).
Soms doen onderwijsgevenden dat ook, als de evaluatie ingrijpende gevolgen heeft.
Het geven van terugkoppeling of feedback maakt deel uit van de evaluatie.
Soorten evaluaties:
Het doel van de evaluatie
LEERPROCESSEN
COMPONENTEN IN DE ONDERWIJSLEEROMGEVING
BOUWSTENEN VAN ONDERWIJZEN (ELAND ET AL., 2020)
Bouwstenen om adequate beslissingen over het wat en hoe van het onderwijzen of met andere
woorden over het ontwerpen van onderwijs mogelijk te maken.
Het bereiken van leerresultaten is primair in het resultaat van de leeractiviteit van de lerenden.
Onderwijzen: het geheel aan maatregelen en interventies die in een leeromgeving worden genomen
om het leerproces van lerenden doelgericht te ondersteunen
Niet noodzakelijk gebonden aan een persoon, het is eerder een functie(s) die kan worden
opgenomen door verschillende personen/instanties of materiële hulpmiddelen.
Niet enkel leraren/docenten, ook ouders, leerlingen en de school onderwijzen. Ook
handboeken, taakkaarten of een tablet onderwijzen.
Doelgerichte/intentionele karakter staat centraal in het onderwijs maar leren gebeurt ook
incidenteel, zonder de expliciete bedoeling iets te leren.
Voorbeelden: leren spreken, voedselvoorkeuren leren kennen, mensen leren kennen,
…
Unintended curriculum: subtiele wijze waarop leerlingen op school leren wat wel en
niet kan bij een bepaalde leerkracht, zonder dat dit expliciet door de leerkracht wordt
gezegd
Leeromgeving: fysieke of virtuele omgeving waarbinnen het leren plaatsvindt
Focus op microniveau: aandacht naar concrete interacties tussen onderwijsgevenden en lerenden
Staat niet los van andere niveaus, als lesgevende moet je functioneren binnen de grenzen
van de andere niveaus
Componenten om over na te denken bij vormgeven en ontwikkelen van onderwijs.
Afstemming tussen componenten is belangrijk (bouwt verder op kader van constructive
alignment).
3 groepen bouwstenen:
1. Doelen & evaluatie
Doelgerichtheid & de mate
waarin en op welke wijze de
doelen gerealiseerd worden
Onlosmakend met elkaar
verbonden
2. Leertaken & leerinhouden
Leertaken richten de activiteiten
op de doelen.
, Leerinhouden bepalen het voorwerp van de leertaak.
3. Werkvormen & media/technologie
Werkvormen zijn manieren om leertaken (met leerinhouden) aan lerenden aan te
bieden.
Media/technologie betreffen het middel waarmee dit gebeurt.
Voorbeeld: een hoorcollege geeft lerenden als leertaak om de aandacht gericht te houden en de
aangeboden informatie te verwerken, het medium is de docent die hierbij ook allerhande media
(geprojecteerde presentatie) gebruikt
Onderlinge afstemming tussen bouwstenen is van groot belang: (Biggs, 2003)
Beslissingen over het medium beïnvloeden bijvoorbeeld de selectie van leertaken door
onderwijsgevenden en de aanpak ervan door lerenden.
Onderwijzen is een context gebonden fenomeen.
Een analyse van die context en meer in het bijzonder van de beginsituatie is
essentieel.
Beginsituatie: de stand van zaken voor het onderwijs van start gaat
Materiële infrastructuur
Schoolbeleid
Pedagogische visie
Kenmerken van de groep van lerenden
Kenmerken van de leerkracht
BOUWSTEEN 1: DOELEN & EVALUATIE
DOELEN
Sturen het onderwijs: bepalen wat er dient te worden geëvalueerd
Soorten doelen:
Onderwijsdoelen & leerdoelen
Onderwijsdoelen: doelen waarop het onderwijs zich richt, ze preciseren wat het
onderwijs nastreeft
Leerdoelen: doelen waarop het leren zich richt, ze preciseren wat de lerende
nastreeft
Algemene & operationele doelen
Algemene doelen: doelen die veel ruimte laten voor de manier waarop ze kunnen
worden nagestreefd
Voorbeeld: het onderwijs beoogt een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling
van een bredere interesse of het stimuleren van kritisch denken
Operationele doelen: expliciete en specifieke doelen
Voorbeeld: lerenden verwerven domein specifieke kenniselementen
(woordenschat Frans) of welbepaalde vaardigheden (machine besturen) of
welomschreven competenties (brief schrijven)
Eindtermen & ontwikkelingsdoelen & leerplandoelen & lesdoelen
Eindtermen: door de overheid vastgestelde doelen die door het onderwijs dienen te
worden nagestreefd en op populatieniveau dienen te worden gerealiseerd
Vakgebonden eindtermen: specifiek & preciseren welke kennis en
vaardigheden er nodig zijn aan het einde van een bepaalde periode voor een
bepaald vak
, Transversale eindtermen: doelen die minder aan een specifiek vak
gebonden zijn, wordt doorheen of in samenwerking tussen verschillende
vakken nagestreefd
Voorbeeld: digitale geletterdheid
Ontwikkelingsdoelen: door de overheid vastgestelde doelen waarbij een
inspanningsverbintenis geldt (geen resultaatsverbintenis)
Leerplannen: vertaling van eindtermen en ontwikkelingsdoelen door
onderwijskoepels
Lesdoelen: vakwerkgroepen en/of leerkracht bepaalt dit op basis van leerplandoelen
en door inspiratie uit eventuele handboeken, ze geven aan wat in een les
(lessenreeks) wordt nagestreefd
Formele & feitelijke doelen
Vaak komt wat er werd gezegd na te streven, niet overeen met de feitelijke evaluatie.
Doelen en evaluatie zijn vaak wel gekoppeld maar niet noodzakelijk altijd netjes
gealigneerd. Feitelijke doelen zijn ook vaak niet expliciet gemaakt. Ze vormen dan
hidden curriculum.
Voorbeeld: meisjes en jongens dragen hetzelfde uniform met als doel
verschillen tussen jongens en meisjes uit te wissen
Doelen bepalen welke leeractiviteiten functioneel zijn en dus ook richtinggevend voor het
onderwijs dat zal worden gegeven. Een ander soort doel zal een ander soort leeractiviteit vereisen en
dus ook een andere manier om die uit te lokken en te ondersteunen.
Pogingen om soorten doelen te onderscheiden:
Cognitieve doelen: weten & denken
Voorbeeld: problemen kunnen oplossen
Psychomotorische doelen: handelen
Voorbeeld: kunnen zwemmen
Affectieve doelen: gevoelsleven
Voorbeeld: voorkeuren en drijfveren
Klassieke indeling van doelen (Gagné, 1984):
Kunnen reproduceren van geleerd materiaal zoals feiten, begrippen, principes en
procedures.
Beschikken over intellectuele vaardigheden, waaronder het kunnen:
Maken van onderscheidingen (discrimineren tussen rood & groen)
Hanteren van concrete begrippen (identificeren van een clownvis in een aquarium)
Hanteren van gedefinieerde begrippen (classificeren van een walvis als zoogdier)
Hanteren van regels om een probleem op te lossen (maken van optelling)
Hanteren van hogere-orderegels om complexe problemen op te lossen (schrijven van
een functioneel computerprogramma)
Beschikken over cognitieve strategieën waardoor allerhande leertaken,
probleemoplossingstaken of uitvoeringstaken op een eigen manier kunnen worden aangepakt
(maken van een tekening als heuristiek)
Beschikken over attitudes, die blijken uit zelfgekozen acties gebaseerd op een goed begrip
en aanvoelen (elke dag fruit eten om gezond te blijven)
Beschikken over motorische vaardigheden (vanop de penaltystip een penalty trappen)
Bloom (1956): veel gebruikt maar heftig bediscussieerd classificatiesysteem met behavioristische
achtergrond
Samen met opkomst van een meer cognitief perspectief op leren, groeide de nood aan een
aangepast systeem = Anderson en Krathwohl (2001)
, Werd gebruikt om eindtermen in Vlaamse onderwijs te omschrijven
Anderson en Krathwohl (2001):
Systeem scheidt processen en soorten kennis
Welk proces een lerende op welk soort kennis
dient te kunnen uitvoeren.
Procesdimensie
Lagere-ordedoelen: onthouden,
begrijpen en toepassen (eenvoudiger te
bereiken)
Hogere-ordedoelen: analyseren,
evalueren en creëren
Bedenkingen:
Is het wenselijk doelen steeds operationeel te
formuleren?
Leidden verregaande analytische benaderingen
niet tot gefragmenteerd onderwijs?
Het hiërarchische karakter van de taxonomie
van Bloom is niet altijd even vanzelfsprekend en wordt vanuit het competentiebegrip een
klemtoon gelegd op het geïntegreerde karakter van cognities.
Kwaliteitsvolle doelen:
De inhoud
Bepaalt wat wordt nagestreefd en geeft dus aan waaraan onderwijs prioritair belang
hecht
De vorm
Revised taxonomy van Bloom zegt Anderson (2005) dat een doel bestaat uit:
Een onderwerp (veelal de lerende)
Een werkwoord (dat verwijst naar 1 van de cognitieve processen)
Een voorwerp (wat dient geleerd te worden, verwijzend naar 1 van de soorten
kennis)
Condities (waaronder het proces dient te worden uitgevoerd, materiaal & tijd)
Minimumprestaties (die moeten worden geleverd)
EVALUATIE
Alle inspanningen die erop gericht zijn na te gaan of (delen van) de doelen gerealiseerd worden
Alle inspanningen met betrekking tot de opvolging, rapportering en bespreking van de mate
waarin leeractiviteiten resulteren in het realiseren van doelen
Alle inspanningen met betrekking tot de opvolging, rapportering en bespreking van de mate
waarin onderwijs het realiseren van doelen ondersteunt
Soms kan alleen uit de evaluatie worden achterhaald wat de doelen zijn, de evaluatie bepaalt dan wat
er wordt nagestreefd.
Veel lerenden focussen zich in de leeractiviteit op de evaluatie (eerder dan op de doelen).
Soms doen onderwijsgevenden dat ook, als de evaluatie ingrijpende gevolgen heeft.
Het geven van terugkoppeling of feedback maakt deel uit van de evaluatie.
Soorten evaluaties:
Het doel van de evaluatie