100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting wetenschapsfilosofie

Rating
-
Sold
4
Pages
37
Uploaded on
15-10-2020
Written in
2019/2020

Gestructureerde en overzichtelijke samenvatting van wetenschapsfilosofie van het 2e jaar bestuur- en organisatie wetenschap. Bevat alle hoorcolleges, antwoorden op de leesvragen een samenvatting van de voorgeschreven hoofdstukken van het boek Philosophy of Social Science. Hs 1,2,3,4,6,8,9

Show more Read less
Institution
Course













Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Hs 1,2,3,4,6,8,9
Uploaded on
October 15, 2020
Number of pages
37
Written in
2019/2020
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting wetenschapsfilosofie


Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 – Introductie Week 8 – 17/02/20............................................................................................. 2
Hs 1: Introduction Risjord.....................................................................................................................................3

Hoorcollege 2 – Naturalisme vs Interpretativisme Week 9 – 24/02/20............................................................4
Hs 3: theories, interpretation and concepts.........................................................................................................7
Hs 4: Interpretive methodology...........................................................................................................................9

Hoorcollege 3 – Redeneren vs Waarnemen Week 10 – 02/03/20..................................................................10

Hoorcollege 4 – Structuur vs Agent Week 11 – 09/03/20..............................................................................14
Hs 8: Rosenberg – European philosophy of social science.................................................................................15
Hs 1: Durkheim: Social fact - Structuurdenker...................................................................................................17
Hs 4: interpretitive methodology Risjord...........................................................................................................18
Hs 6: Reductionism Risjord.................................................................................................................................19

Hoorcollege 5 – Waardevrijheid vs Nomativiteit Week 12 – 10/03/20...........................................................21
Hs 2: objectivity, values and the possibility of a social science Risjord..............................................................25
Hs 8: Critical theory – Rosenberg.......................................................................................................................26

Hoorcollege 6 – Consequentialisme vs Deontologie Week 13 – 23/03/20......................................................28

Hoorcollege 7 – implicaties van wetenschapsfilosofie voor wetenschappelijk onderzoek Week 14................33

,Hoorcollege 1 – Introductie
Week 8 – 17/02/20

1. Wat is wetenschapsfilosofie?
- Antwoorden op vragen achter het onderzoek
o Wat is kennis en wanneer is dat bewezen?
o Op grond waarvan ben je bereid te accepteren dat bepaalde kennis klopt?
o Wat is kenbaar? Waar kunnen we iets over zeggen?
o Waarin verschilt wetenschappelijke kennis van andere kennis? Wat maakt kennis
wetenschappelijk?

2. Waarom doen we wetenschapsfilosofie?
- Antwoorden op wetenschapsfilosofische vragen hebben grote invloed op de wetenschap.
o Kennisclaims inschatten/beoordelen
o Consistent, ‘goed’ onderzoek doen
o Rol kennis/wetenschap in samenleving

Vb. Schilderswijk: etnisch profileren
Visie 1: etnisch profileren is een feit en is vast te stellen (tellen)
Visie 2: etnisch profileren is lastig vast te stellen, want je refereert vanuit je eigen oogpunt. Het is een concept
dat al plaats vindt binnen de sociale ruimte.

3. Rol in alle onderzoeksfases
- Keuze onderwerp
- Hoe formuleer je je onderzoeksvraag?
- Rol van theorie in je onderzoek?  Ga je van tevoren op basis van theorie al bedenken wat er
allemaal mogelijk is?
- Onderzoeksmethode(n)  ga je experimenten doen, ga je enquêtes afnemen?
o Wat en hoe?
o Verzamelen en verwerken
o Conclusies

Vijf dilemma’s:
1. Bestaat er een objectieve sociale werkelijkheid?  Naturalisme vs. Interpretativisme
2. Wat is de rol van waarneming en theorie in wetenschap?  Redeneren vs. Waarnemen
3. Wat bepaalt menselijk handelen?  Agent vs. Structuur
4. Moet goed onderzoek waardevrij zijn?  Waardevrijheid vs. Normativiteit
5. Aan welke ethische eisen moet onderzoek voldoen?  Consequentialisme vs. Deontologie

Laatste thema: onderzoeksethiek
- Hoe behoort een onderzoeker te handelen?
- Waar liggen de grenzen van wat een onderzoeker mag doen?

Normatieve keuze
- Niet definitief beantwoord baar
Fundamentele keuze
- Maar kan bewegen
Los te beantwoorden
Positie beïnvloedt onderzoek
- Consistent in onderzoek




2

,Hs 1: Introduction Risjord
Normativiteit: dit heeft alles te maken met waarden en normen die aan een bepaald fenomeen worden
toegekend of die spelen in een bepaalde groepering of samenleving. Het gaat om de normen en waarden die
onderzoekers zelf moeten hanteren in hun onderzoek, maar ook normen en waarden die in de samenleving
spelen.

Naturalisme: het terugbrengen van sociale wetenschap naar de basis van de natuurwetten. Sociale
wetenschappen en natuurwetenschappen zouden op dezelfde manier bekeken en geanalyseerd moeten
worden.

Reductionisme: dit gaat over het idee dat je maatschappelijke verschijnselen kunt reduceren tot individuen, of
individuen tot molecuulniveau, etc. Het kan ook inhouden dat je bepaalde vormen van wetenschap
terugbrengt naar een alomvattende vorm van wetenschap.

Vormen van kennis:
Epistemologie: de leer van ‘episteme’, de kennisleer
‘Wat is kennis, welke rol speelt kennis, hoe kom je tot kennis?’

Metafyisch (ontologie): stelt vragen over de fundamentele kenbaarheid van de wereld.
‘is er iets, hoe is iets, hoe zit de werkelijkheid in elkaar?’

Wetenschapsfilosofie is volgens Risjord normatief, omdat het niet ingaat op de vraag hoe iets feitelijk is, maar
juist ingaat op hoe iets zou moeten zijn. Het gaat uitgebreid in op de verschillende aspecten die onderzoek
beïnvloeden en onderzoek vormgeven.




3

,Hoorcollege 2 – Naturalisme vs Interpretativisme
Week 9 – 24/02/20

Vraag: ‘Bestaat er een objectieve sociale werkelijkheid?’
 Ontologische/metafysische vraag. Een vraag die je beantwoordt voordat je aan onderzoek toekomt.

Twee uitgangspunten:
1. Naturalisme: kijken naar het verschijnsel zelf, dingen verklaren.
- Sociale wetenschap modelleert op natuurwetenschap
o De soort kennis die je in de sociale wetenschappen wilt verkrijgen is vergelijkbaar met de
natuurwetenschappen. Er is dus geen belangrijk verschil tussen sociale wetenschap en
natuurwetenschap.
- Veronderstelt het bestaan van een sociale werkelijkheid los van de waarnemer.
o De wereld is gegeven, deze is er zonder de interpretatie van de mens.
o De werkelijkheid bestaat uit feiten (die we wel of niet kunnen waarnemen). Het is NIET
afhankelijk van hoe je ergens naar kijkt, het is gewoon zo.
o Vb. Criminaliteit: is er gewoon zonder dat we het hebben onderzocht of dat we weten dat het
bestaat.
- Kernvraag: hoe kunnen we de sociale werkelijkheid zo objectief mogelijk kennen?
- Ambitie: het formuleren van (causale) wetmatigheden.
o Causale wetmatigheden: iets doet zich voor doordat iets anders gebeurt.

2. Interpretativisme: dingen begrijpen
- Stelt de sociale wetenschap fundamenteel anders is dan natuurwetenschap.
- Gaat er van uit dat de sociale werkelijkheid wordt geconstrueerd door mensen.
o Vb. Criminaliteit is niet zo gegeven. Wij hebben criminaliteit benoemd. Als wij iets anders
criminaliteit zouden noemen, dan zou iets anders criminaliteit zijn. Criminaliteit is geen
objectief gegeven zoals bijvoorbeeld de zwaartekracht.
o Vb. Zwaartekracht is een feit: als je iets laat vallen, valt het naar beneden. Maar
‘werkloosheid’ is lastiger te definiëren. Dit is deels cultureel afhankelijk.
- Kernvraag: hoe kunnen we de subjectieve betekenis die mensen geven kennen?
- Ambitie: het begrijpen van sociale betekenissen.
o Je zoekt dus GEEN causale relaties, maar je kijkt naar het proces.
o Hoeveel mensen studeren?  Kunnen we gewoon tellen. Prestaties  kunnen we zien in
Osiris. Dit zijn allemaal objectieve feiten. MAAR: een interpretativist zou stellen dat de
betekenis van het begrip ‘student’ kan verschillen. De een wil in vier jaar afstuderen, de ander
vindt het ook belangrijk om te feesten. Hoe begrijp jij het ‘student-zijn’?
o Er is geen ‘beste’ veronderstelling. Maar op basis van wat je veronderstelt, ga je op een
bepaalde manier onderzoek doen. We kunnen niet aantonen of weten welke veronderstelling
gelijk heeft.


Prospect theory als wetmatigheid: legt uit dat wij informatie verwerken door middel van het afwegen van
‘wins’ en ‘losses’. Je wint liever 1x 50 euro, ipv dat je 2x 50 euro wint en dan 1x 50 euro verliest.
Voorbeeld 1: olympische medailles
- Naturalistisch: er wordt een bepaalde wetmatigheid vastgesteld. De algehele gedachte hier is dat iets
objectief is, van buitenaf vast te stellen.
- Wetmatigheid: winst levert je minder extra plezier op dan dat verlies je extra verdriet oplevert.
 Iemand die zilver wint tijdens een wedstrijd is minder blij dan degene die brons wint.
- Maar het gaat toch over hoe mensen iets ervaren? Waarom is het dan niet interpretativisme?  De
waarde is een objectief iets, je ervaart een bepaalde waarde bij het verliezen of winnen van een
medaille, los van sociale constructies. Dit kan dan wel moeilijk te achterhalen zijn, maar de gevoelens
zijn er en zijn meetbaar.
- Dus: ook al gat het over hoe mensen dingen opvatten, dan kan je dit alsnog objectiveren. Dat is wat
deze onderzoekers hebben gedaan.


4

,Een grafiek is vaak een aanwijzing voor naturalisme, maar niet altijd!

Prospect theory in the B&O: filmpje Barbara Vis ( naturalisme)
Onder welke omstandigheden worden riskante besluiten genomen?
Waarom besluiten regeringen soms tot impopulaire besluiten en andere niet? Hiervoor gebruikt ze de
prospecttheory.  Het gaat er om hoeveel men wint of verliest. In die mate zijn mensen bereid om drastische
besluiten te nemen.
- Ze probeert regelmatigheden vast te stellen. ‘als partijen …, dan gebeurd er…’
- Ze zoekt naar patronen en een causaal verband
- Een grafiek van partij-veranderingen: dit stelt zij meetbaar vast.


Voorbeeld 2: Noortje van Amsterdam - filmpje over ‘hoe hoort een sportief lichaam eruit te zien?
Interpretativisten: het gaat over het vinden van de sociale werkelijkheid.
- Verschillende manieren van interpretatie van een handicap. Ze kijkt naar hoe mensen betekenis geven
aan iets.
- Verschillende manieren om de werkelijkheid een betekenis te geven. Verschillende manieren om
betekenis te geven aan een ‘sportief lichaam’.
- Ze zoekt naar wat de norm is, omdat ze niet weten wat de norm is. Bij naturalistisch onderzoek was
vooraf al vastgesteld hoe deze norm eruitziet. Noortje heeft dit niet gedefinieerd, maar laat dit naar
voren komen in haar onderzoek.
- Hoe zie je dat het een sociaal geconstrueerd iets is: waarom is een gezond lichaam in dit onderzoek
een sociaal geconstrueerde constructie. In dit onderzoek is ‘gezond lichaam’ geen maatschappelijk
gegeven.
- Ze probeert inzicht te geven in het proces van betekenisgeving.

Voorbeeld 3: Europese leiders (wat voor onderzoek is het?)




Wat is interpretatie?
Voorbeeld plaatje: Geef een objectieve beschrijving van dit plaatje: zwart en wit.
Als dat alles is wat je zou waarnemen zou dat weinig zijn.
Subjectief: een hond/dalmatiër
Plaatje 2: jonge vrouw en oude vrouw

De hermeneutische cirkel: op het moment dat je interpreteert ga je heen en weer tussen de context en het
object van de interpretatie (tekst, beeld uitspraak, situatie, gebeurtenis)
Vb. Fokke en Sukke cartoons: je kijkt hier naar, vanuit je eigen referentiekader.




Elementen van interpretatie:
- Het gaat om het achterhalen van betekenis
- Interne samenhang/consistentie (je probeert zo volledig mogelijk consistentie tot stand te brengen)
- Wisselwerking tussen symbool en context
- Principle of charity (charity = welwillendheid)  open staan voor betekenissen die andere mensen
ergens aan geven. In het kader van de mensen zelf heeft het een rationele/begrijpelijke/zinvolle
betekenis.


5

, Discussies rond interpretatie
- Wat vraagt om interpretatie?
o Vraag komt voor uit: neiging van de dingen die je als vanzelfsprekend ziet niet als
interpretatie gaat zien.  Vb. mensen die handen wassen in ander land is niet vreemd, met
handen eten heeft wel interpretatie nodig.
KRITIEK: ook dingen die vanzelfsprekend zijn in andere culturen moet je ook interpreteren.

- Interpretatie en bedoeling:
o Interpretatie wordt vaak gelinkt aan de bedoeling. Als je de bedoeling van iets hebt
achterhaald weet je wat de betekenis is. Je kan in veel situaties de bedoeling en de betekenis
niet aan elkaar gelijkstellen. Want dingen kunnen ook een betekenis hebben los van de
bedoeling: ‘dat bedoelde ik niet zo’ is een voorbeeld van wanneer de betekenis vast staat
maar wanneer je het niet zo bedoelde.

- Risico van over interpretatie:
o Vb. Wie is de mol, alle hints zijn vaak heel ver gezocht. Er wordt meer betekenis gegeven aan
iets dan dat er daadwerkelijk is.

- Interpretatie en relativisme:
o Verschil relativisme en interpretatie: gaat over het referentiekader (= mensenrechten een
universeel standpunt? Je kan het interpreteren als algemeen geldend, of het geldt alleen in
bepaalde culturen)
o Relativisme gaat uit van: het is in verschillende culturen zo dat je verschillende standaarden
hebt.
o Er is geen objectief punt om te zeggen dat het ene referentiekader beter is dan het andere
(relativisme). De standaard voor wat juist is, is afhankelijk van het referentiekader  leidt tot
relativisme.

Implicaties voor onderzoek
- Onderzoeksvraag: specifiek of open
- Theorie: vooraf of achteraf
- Methoden
- Type conclusies




6

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
rrosa98 Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
22
Member since
5 year
Number of followers
18
Documents
11
Last sold
11 months ago

1.0

1 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions