Literatuurgeschiedenis
Janne Klook 6M1
1
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 9 – Rond de eeuwwisseling......................................................3
60 Historische achtergrond 1875-1914.................................................3
61 Het Fin de Siècle...............................................................................3
62 Het impressionisme..........................................................................3
63 Het naturalisme................................................................................4
64 De beweging van Tachtig.................................................................4
68 Symbolisme, art nouveau, Jugendstil...............................................4
70 De neoromantiek..............................................................................4
Hoofdstuk 11 – Tussen de wereldoorlogen...............................................6
76 Historische achtergrond 1914-1945.................................................6
77 Het Modernisme...............................................................................6
78 Het expressionisme..........................................................................7
79 Kubisme, futurisme en constructivisme............................................7
82 Het dadaïsme...................................................................................8
86 Het surrealisme................................................................................8
87 De nieuwe zakelijkheid.....................................................................9
Hoofdstuk 13 – Na de Tweede Wereldoorlog..........................................10
98 Historische achtergrond 1945-1970...............................................10
99 Beeldende kunst, muziek en kunst.................................................10
100 Literatuur......................................................................................11
105 De experimentele poëzie..............................................................11
112 De Poëzie van Barbarber..............................................................12
116 Modernistische poëzie..................................................................12
Hoofdstuk 15 – De moderne tijd.............................................................13
118 Historische achtergrond 1970 – heden.........................................13
119 De kunsten...................................................................................13
120 Het postmodernisme....................................................................13
122 De Revisor....................................................................................14
128 De Generatie Nix..........................................................................14
Belangrijke personen..............................................................................15
2
, Stromingen.............................................................................................19
Hoofdstuk 9 – Rond de eeuwwisseling
60 Historische achtergrond 1875-1914
Vóór 1875 = geschiedenis, tussen 1875-1914 = Moderne tijd. Na 1875:
Europese landen van agrarisch → industrieel
Moderne politieke hoofdstromingen: liberalen, confessionelen en socialisten
Andere manier van leven: veel uitvindingen → economische bloei: kapitalisme → verbetering
voor arbeiders → sociale wetten (o.a. kinderwetje van Van Houten) door angst vd burgerij voor
het opkomende socialisme. Eind19e eeuw:
Opkomst linkse partijen en vakbonden (SDAP (PvdA), CPN)
Veel stakingsacties → ‘worgwetten’ van Abraham Kuyper (verbod op stakingen van
overheidspersoneel) → 1905 eerste ‘vakcentrale’ (organisatie van vakbonden): het Nederlands
Verbond van Vakverenigingen (NVV) → ook andere zuilen richtten vakcentrales op. 1875-1914:
‘Fin de Siècle’: afsluitende periode waarin de beginselen van een nieuwe periode aanwezig zijn.
Kunst: ‘overgangskunst’ tussen ‘oud’ en ‘nieuw’. Kunststromingen: impressionisme, naturalisme,
symbolisme en neoromantiek.
61 Het Fin de Siècle
~ Een nieuw wereldbeeld
Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen → verwarring
Charles Darwin: Origin of the Species (1859) en The descent of man (1871)
Sigmund Freud: theorieën over onderbewuste (1885) en Die Traumdeutung (1900); werd
beschouwd als aantasting van bestaande orde en gevaar voor macht en heersende klasse.
Gevolgen:
Socialisme bracht onrust
Evolutieleer = in strijd met de Bijbel
Freud bracht onzekerheden in de mens
Natuurwetenschappen:
Periodiek systeem der Elementen (1869), Elektromagnetisme (1873), Kwantummechanica (1895),
radioactiviteit (1896).
~ kunst ~
‘Fin de Siècle-gevoel’: idee dat men aan het eind van een grote cultuurperiode stond en op de
drempel van een nieuwe en onbekende eeuw die met angst maar ook met verwachting werd
tegemoetgezien (= ambivalent gevoel).
Vlucht uit de realiteit in een wereld van kunst, overbeschaving, luxe en genotzoekerij = ‘La
belle époque’ (= Fin de Siècle).
Estheticisme: opvatting dat kunst iets moois dient te zijn → ‘l’art pour l’art’; kunst omwille
van kunst
62 Het impressionisme
~ Beeldende kunst ~
Realisme (midden 19e eeuw): objectieve waarneming.
Impressionisme: voortzetting van reactie op het realisme; mensen zien de wereld op hun eigen
wijze.
Kunstenaren probeerden niet de werkelijkheid uit te beelden, maar de werkelijkheid zoals zij
ze ervaren. Impressionisme = nauw verbonden met estheticisme; sfeer is belangrijk.
Contouren zijn vaag en meer kleuren. Vooral in Frankrijk: Edouard Manet, Auguste Renoir
en Claude Monet. Nederland: Vincent van Gogh.
~ Muziek ~
Andere toonsoorten, ‘mozaïek van klanken’. Componisten: Claude Debussy, Maurice Ravel (de
Boléro).
3